80
Uit de opmerking dat alles rustig was in de stad mocht worden afgeleid dat de
krijgsraad geen directe problemen zag. Blijkbaar beweerde men dit voornamelijk om
Van der Wagt en zijn vrijkorps tot kalmte te manen, want problemen zag men wel
degelijk. Dat bleek al twee dagen later duidelijk uit het verslag van de krijgsraad-
vergadering van 7 juni 1787.
Uit zijn verslag rees een allesbehalve vleiend beeld van de ondertekenaars op: velen
werden bedeeld door de diakonie van de Nederduitse Gereformeerde kerk of door
de stedelijke overheid. Verder waren er onder hen livreibedienden, personen met
een tijdelijke verblijfsvergunning, enige matrozen en varensgezellen (de baljuw ty
peert ze als losbandig en bekend om hun slechte gedrag; deze beroepsgroep gold
namelijk als sterk orangistisch), en tot slot een aantal haveloze knapen en personen
die vroeger al eens met justitie in aanraking waren gekomen. De baljuw conclu
deerde dat meerdere tekenaars dus van het s/egtste soort dezer Stads inwoonderen
zijn. Maar de baljuw constateerde ook dat enige gezeten burgers het rekest hadden
getekend.9
Op maandag 4 juni 1787 verscheen de secretaris van het Genoodschap van Wa
penhandel (het vrijkorps), notaris Willem van der Wagt, voor het college van de
krijgsraad (na al eerder de kolonel persoonlijk te hebben bezocht), en meldde dat
de leden van het genootschap voor hun persoonlijke veiligheid al de nodige voor
zorgsmaatregelen hadden genomen ingeval 'er enige Combustien binnen deze
Stad mochten voorvallen. Dit klonk zowel bedreigend als bezwerend, want Van
der Wagt trad niet in details over die voorzorgsmaatregelen, maar gezien de aard
van zijn functie moeten die voorzorgsmaatregelen vooral van militaire aard zijn
geweest. Het vrijkorps was ongetwijfeld extra alert en paraat. Vervolgens bood
Van der Wagt namens dat vrijkorps aan de krijgsraad te willen bijstaan, mocht die
eveneens willen overgaan tot het nemen van maatregelen op hetzelfde vlak. Voor
overleg hierover met de krijgsraad had het vrijkorps uit zijn midden al een com
missie samengesteld.
De krijgsraad deelde Van der Wagt mee dat naar zijn mening de toestand in de stad
normaal was. Wel werd een vorm van overleg tussen de krijgsraad en het vrijkorps
op prijs gesteld, dit met het oog op onderlinge hulp en ondersteuning bij eventuele
ongeregeldheden. Hiertoe zou de krijgsraad eveneens een commissie in het leven
roepen. Beide commissies - die van de krijgsraad en die van het vrijkorps - zouden
met elkaar in conferentie kunnen treden. De krijgsraadcommissie werd, staande de
vergadering, geformeerd en bestond uit de kolonel, de vier kapiteins en de secreta
ris van de schutterij.10
9 SAMH, OAG, inv. nr. 132, Kamerboek, 105r-106v; Smit, Regentendagboek, 788-793, Ter
Bogt, 'Oranjesociëteit te Gouda', 18
10 SAMH, Archief Krijgsraad, inv. nr. 11, 4 en 7 juni 1787, 18v-20r