90
De volgende dag, maandag 9 juli, stuurde Hendrik Steenberg een uitgebreide dank
brief naar de Defensiecommissie: door de aanwezigheid van de ruiters was de drei
ging door een menigte van enige honderden uit Gouda, van de laagste heffe des
volks, succesvol afgewend. Verder rapporteerde hij ervan overtuigd te zijn dat het
vuur nog steeds smeulde, en dat een hernieuwd bezoek van deze bende, gewapend
met allerlei moordtuig, niet was uit te sluiten. Hij verzocht dan ook of de ruiters nog
enige dagen konden blijven, temeer daar, zo herhaalde hij nog eens zijn vermoe
den, bij het alsnog slagen van de heilloze opzet van de menigte (namelijk Waddinx-
veen te overweldigen), Boskoop, Alphen aan den Rijn en Gouda zouden volgen.
Over Gouda schreef hij: En wat zal het deel van Gouda worden, wanneer zij al
zegenpraa/ende en vol beschonken des avonds deszeifs poorten wederom inkomen.
Ik schrikke op het enkel denkbeeld hiervan.79
Zijn dankwoord, alsmede zijn verzoek om de aanwezigheid van de cavalerie met
enige dagen te verlengen, werd op 10 juli door de Goudse baljuw Jan Couperus
ondersteund. In een brief aan de Defensiecommissie meldde hij dat komende
zondag, 15 juli, wellicht een tweede poging ondernomen zou worden, waaraan
alleen al uit Gouda zeker 150 man zouden deelnemen. De cavalerie zou dus goed
van pas komen, temeer daar, zo merkte hij op, het Goudse vrijkorps ten getale
van ruim 100 man aan de Goejanverwellesluis gelegerd was en dus geen onder
steuning kon bieden. Couperus sloot af met een opmerking die de hachelijke situ
atie voor de patriotten in de zomer van 1787 - dreiging zowel van buiten als van
binnen - goed samenvat: Ik voel Edel Mogende Heeren de moeijelijkheid, die er
waarschijnlijk in het accorderen van dit ons verzoek Hgt opgesloten; dan het
gewigt 't welk ik aan de rust van binnen legt, zonder welke ik begrijp dat de
defensie van buiten dies te moeijeiijker word, doet mij de vrijheid neemen Uw:
Ed: Mog: hulp te imploreren?0
Onder deze crisissfeer oordeelde de Goudse magistraat het raadzaam om op 12 juli
een besluit uit te vaardigen dat de jaarlijkse kermis van 29 juli werd afgelast.31 Deze
gebeurtenis bracht namelijk altijd een enorme drukte in de stad teweeg, met veel
inwoners van het omliggende platteland die de stad binnenkwamen. Dit zou makke
lijk tot geweld kunnen leiden, met als gevolg dat de rust en veiligheid door de rege
ring niet meer in de hand zouden kunnen worden gehouden vanwege de afwezig
heid van het vrijkorps.
Op patenten van de Defensiecommissie was te Moordrecht een detachement
stadsmilitie van Rotterdam gelegerd.32 Dat gaf onrust, omdat deze patriotse troepen
de inwoners gelastten hun oranje bloemen uit de tuinen te halen.33
29 NA, Archief Defensiecommissie, Missives Steenberg, 7 en 9 juli 1787, inv.nr 201. Al eerder,
in december 1786, was het te Waddinxveen onrustig geweest. In die maand was een orangis-
tisch vrijkorps ontwapend. SAMH, OAW, inv. nr. 147.1
30 NA, Archief Defensiecommissie, Missive Couperus, 10 juli 1787, inv.nr 89
31 SAMH, OAG, inv.nr. 319, 12 juli 1787
32 NA, Archief Defensiecommissie, Missiven van stadsbesturen. Missive Moordrecht 11 juli
1787, inv. nr. 104
33 NNJ, juli 1787, 1964-1965