102 In een patriots verslag uit oktober 1787 wordt gemeld dat al enige weken voor 17 september werd bespeurd dat, aan de waterkant op de grachten en in stoepen van de straten voor huizen waarvan bekend was dat er een lid van de Patriottische So ciëteit of van het Genootschap (het vrijkorps) woonde, er klinkers uit de straat wer den gehaald om die huizen te markeren. Dit incident zou aan de burgemeesters zijn gemeld, maar met een reparatie door fabriekmeesteren zou geen haast zijn ge maakt, aldus de schrijver, die er nog ter verduidelijking aan toevoegde dat deze markering bedoeld was om plundering bij daglicht effectief te laten verlopen, en dat bij avond andere tekenen zouden worden gebruikt. Door wie de markeringen wer den gedaan wordt door de schrijver niet gemeld, maar er kan worden aangenomen dat hij de leden van de Oranjesociëteit op het oog had.69 In officiële bronnen kon over deze markeringen niets worden teruggevonden. Het archief van de fabriekmeesteren is echter grotendeels verloren gegaan, maar ook in de Kamerboeken valt er niets over dit toch opmerkelijke voorval terug te vinden.70 Het bericht is m.i. geloofwaardig, want naar alle waarschijnlijkheid werden er ook op papier lijsten aangelegd van de huizen die men wilde molesteren. Deze lijsten zijn nooit bewezen of teruggevonden, maar de opmerkingen erover zijn te talrijk om te negeren.71 Bovendien paste het bestaan goed bij de georganiseerde aanpak van de orangisten. Zo zijn van de plunderingen te Middelburg (van 29 juni tot 2 juli) wel duidelijke bewijzen voorhanden dat er wel degelijk vooraf lijsten van de te plunde ren huizen waren aangelegd.72 En mochten de Goudse lijsten niet aan het papier zijn toevertrouwd, dan werden ze toch zeker aangelegd in de hoofden van de lei ders van de Goudse Oranjesociëteit. Nog een argument voor het gelijk van deze patriot: diens verslag dateert van okto ber 1787, en is dus geschreven slechts enkele weken na medio september. Uit alles blijkt dat we hier met een betrouwbare ooggetuige van doen hebben. Zag deze pa triot een complot voor zich? Raakte hij in paniek? Beide zijn mogelijk en logisch. Een complot was aannemelijk, daarvoor hoefde hij slechts het orangistische geweld van eind juni en begin juli, inclusief plunderingen, in steden als Arnhem, Zutphen en Middelburg in de herinnering te roepen.73 En paniek? Ook niet zo vreemd. Hierbij moet worden bedacht dat Gouda een traditie had van stedelijke plunderingen. Al eerder namelijk, in 1672 en 1748, was er door het grauw geplunderd, en in 1698 vond een voedseloproer plaats.74 69 SAMH, Collectie Varia, inv. nr. 8, Oproer te Gouda, f. 20-21 70 Ter Bogt, 'Oranjesociëteit te Gouda', 24 71 NA, Verslag van De Lange in familiearchief (Frans); NA, Verslag de Lange, DP 17; SAMH, Varia 8; De Wit, Nederlandse Revolutie, 189; Souwens, Committenten, 595 72 De Wit, Nederlandse Revolutie, 123 73 Colenbrander, III, 228 74 Dekker, Holland in beroering, 44, 56; Roorda, Partij en Factie, 141-142; Duizend jaar Gouda, 325, 331-332

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2006 | | pagina 32