Nederland - de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden - werd in de tweede
helft van de achttiende eeuw juist gekenmerkt door stilstand en verstarring. De
Gouden Eeuw was al lang geleden, een regentenelite bestuurde het land; we noe
men dit de Pruikentijd. Ook als militaire macht stelde de Republiek niet veel meer
voor; leger en vloot werden verwaarloosd.
In december 1780 begon de Vierde Engelse Oorlog, met een voor ons land rampza
lig gevolg. Zonder hier verder gedetailleerd op in te gaan (de vloot bleek onmachtig,
koloniën gingen op rij verloren, vrachtvaarders werden opgebracht), kan gezegd
worden dat het negatieve verloop van deze oorlog de onmacht van de Republiek
aantoonde. Al snel wezen de beschuldigende vingers naar stadhouder Willem V, op
perbevelhebber van leger en vloot. Veel regenten, die voor hun functie vaak in een
afhankelijke positie van Oranje verkeerden, zagen thans een gunstige gelegenheid
om hun krachten in oppositie tegen de stadhouder te bundelen. Zij noemden zich
vaderlandslievende regenten of patriotten, daarmee suggererend dat Willem V, ge
trouwd met de Pruisische prinses Wilhelmina, dat niet was. De regenten zochten en
vonden steun bij de burgerlijke middengroepen in de samenleving, terwijl de stad
houder als vanouds het lagere volk (het Oranje-grauw genoemd, denk aan de Rot
terdamse Kaat Mossel) op zijn hand had.
De middengroepen deden enthousiast mee aan de patriotten beweging: onder het
goedkeurend oog van de patriotse regenten richtten ze vrijkorpsen op (burgerbewa-
pening was een typisch patriots programmapunt) en dienden ze anti-orangistische re
kesten of verzoekschriften in bij de lokale of gewestelijke autoriteiten. Overigens had
de patriottenbeweging, vanwege de grote lokale autonomie van de steden, een veelal
plaatselijk karakter. Gouda vormde als Hollandse stad hierop geen uitzondering.
Opzienbarend was de massale verspreiding, in de nacht van 25 op 26 september
1781, van het pamflet Aan het Volk van Nederland, geschreven door, naar pas veel
later bleek, Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Het pamflet presenteerde het pa
triotse program: het bevatte een felle aanklacht tegen stadhouder Willem V, en riep
burgers op om zich politiek te organiseren {Komt vreedzaam bijeen, en kiest een ma
tig getal braave, deugdzame, vrome Mannen: kiest goede Patriotten, daar Gijlieden
op vertrouwen kunt). Burgerbewapening werd met kracht bepleit via het oprichten
van vrijkorpsen of exercitiegenootschappen, als alternatief voor het door de stadhou
der geleide - en gecontroleerde - huurleger. Het pamflet werd ook in Gouda verspreid;
op 29 september 1781 beval de magistraat om alle exemplaren van dit Libel (schot
schrift) in beslag te doen nemen. Maar dat hielp weinig; illegale herdrukken volgden.
Het was de tijd van de actieve burger. Een vrije Republiek, zo redeneerde men,
diende niet op een huurleger te steunen, maar op een in de wapenoefening ge
schoolde burgerij. Verder was een vrije pers van groot belang. Het ene na het an
dere patriotse blad werd opgericht, met als belangrijkste exponent het landelijk ver
spreide Utrechtse blad De Post van den Neder-Rhijn.
Al deze activiteiten bezorgden de patriotse regenten een brede steun in de rug,
maar betrokken ook de middengroepen bij de actieve, binnenlandse politiek. De po
sitie van Oranje kalfde snel af. In augustus 1784 werd zijn naaste adviseur, de her
tog van Brunswijk, uit Holland verbannen, en in september 1785 werd de stadhou
der zelf gedwongen Holland voor Nijmegen te verruilen.
74