13
Tussen de familiewapens Bloncq en De Jonge (Junia)
bevindt zich een banderol met de namen van beide
echtgenoten, en onderaan hun devies: Lijd en Mijd,
gesymboliseerd door de huisslakken die zich onder de
voeten van de vrouw tussen distels een weg zoeken.
Boven de wapens links is een slang te zien met een
olijftak in de bek en rechts een duif, twee dieren die
ook in het wapen van De Jonge aanwezig zijn. Boven
het hoofd van de vrouw zit een lauwerkrans. De om
lijsting in rolwerk wordt bekroond door een boom in
volle bladertooi, een verwijzing naar het eeuwige leven.
Het epitaaf van
Martinus Herculanus Bloncq
Librijemeester
De Goudse Librije, de stadsboekenzaal, bevond zich tot
1893 in de Sint-Janskerk in een ruim vertrek boven de
kerkvoogdenkamer. Deze werd beheerd door een col
lege van librijemeesters, waarvan Bloncq twee perioden
deel uitmaakte: 1627-1647 en 1650-1659. Ook in déze
functie was hij actief en nauw betrokken bij het wel en
wee van de librije. Een voortdurend probleem was het
ontbreken van geld, benodigd voor het onderhoud en de aankoop van boeken. Het
stadsbestuur stelde daarom een heffing in op het bouwen van schuurtjes en loodsjes
op woonerven. Sommigen gingen zelfs zó ver, dat zij hun privaten op de bruggen
bouwden, dit tot ergernis van de passerende schippers, die soms drek en ander afval
op hun hoofd kregen uitgestort. De betrokken personen weigerden echter om deze
nieuwe belasting te betalen. Bloncq en enkele mede-librijemeesters - allen toch per
sonen van aanzien in de stad - stelden het stadsbestuur daarom voor het geld per
soonlijk te gaan innen, wat door het stadsbestuur - met heimelijke opluchting - grif
werd toegestaan. Ook hun pogingen mislukten. Pas in 1646 ontving men zo nu en
dan subsidie, vanaf 1663 een vaste jaarlijkse bijdrage.
Bloncq was een van de ondertekenaars van een catalogus waarin ook 304 boeken uit
het voormalige regulierenklooster Stein te Gouda die in 1641 naar de librije waren
overgebracht. Hij organiseerde een boekverkoop van dubbele exemplaren en boeken
waaraan geen behoefte was. Zijn belangstelling richtte zich niet alleen op de medi
sche wetenschap, maar hij interesseerde zich ook voor astronomie en de klassieken.
In de jaren 1636-1645 schonk hij aan de librije een aantal nieuwe uitgaven. Daarmee
kwam het aantal boeken op ruim 560, waarvan 310 grote boeken waren opgesteld op
zeven lessenaars, 250 kleinere exemplaren stonden in de kast.
Toen hij in 1650 opnieuw aantrad als librijemeester had de boekenzaal een geheel
ander aanzicht gekregen, nadat deze twee jaar eerder een grondige opknapbeurt had
ondergaan. Het plafond was betimmerd met wagenschot, er waren kruiskozijnen en
gebrandschilderde glazen aangebracht, de zoldering was gerepareerd en als sluitstuk
had men een Italiaanse mozaïekvloer van witte en blauwe stenen gelegd, zorgvuldig
beschermd door matten. De 'beeltsnider' Pieter Jan Oosterlach had het gewelf ver
fraaid met houtsnijwerk van gesneden rozetten, die nog steeds aanwezig zijn.