49
Op zondagmiddag 17 maart 1726 zaten Gerrit en Sannetje in hun woning een vis
je te eten. Ook nu weer ontaardde hun samenzijn in een geweldige ruzie, waarbij
ze elkaar over en weer verwijten maakten en Sannetje wederom dreigde haar
man te zullen vermoorden. Gerrit verliet de echtelijke woning om elders zijn ver
tier te zoeken.
Ook Sannetje greep naar de fles en probeerde haar walging weg te drinken. Tegen
de avond keerde Gerrit weer terug naar huis. Sannetje hoorde hem al aankomen,
omdat hij eerst bij de buurvrouw zijn hemd ging halen, dat daar te drogen lag.
Toen hij het huisje binnenkwam vroeg hij meteen om een 'zopie'. "Je hebt al ge
noeg in je bast", antwoordde Sannetje. Toen Gerrit aandrong zei ze: "Hier, ik zal je
zoop geven", en verkocht hem een dreun. Toen Gerrit wankelde en tegen een kast
je viel, werkte ze hem tegen de grond, zodat hij met zijn hoofd voorover op de bed
stee viel. En toen heeft ze hem, zoals ze later verklaarde, "zo lang geknuffeld totdat
hij kapot was". Daarbij heeft ze ook nog een losse beddenplank gebruikt om hem
met zijn nek klem te zetten. In haar benevelde brein wist ze op dat moment maar
één ding, hij moet en zal kapot. En dood was hij, morsdood.
Ze liet haar man liggen en ging bij de haard zitten en zag dat zijn broek nat ge
worden was. Na enige tijd ging ze naar hem toe en voelde, dat hij koud was ge
worden. Op dat moment besefte ze pas echt wat ze gedaan had en raakte ze in
paniek. Ze liep het huisje uit en riep een buurvrouw, Marritje Pieters, te hulp.
Daarna raakte alles in een stroomversnelling. Als een lopend vuurtje ging het be
richt door het buurtje. Eerst was het: "Gerrit heeft zich verhangen", toen nog niet
duidelijk was wat er precies was gebeurd. Jan Hendrikse van Es was de eerste
buurman die binnenkwam, later gevolgd door Jan Joppe van Wijngaarden. Jan
Hendrikse vroeg om een mes om Gerrit los te snijden, maar merkt alras - na aan
wijzing van Sannetje - dat hij niet gewurgd was met een koord, maar klem zat
achter de beddenplank. Beide buurmannen hebben Gerrit vervolgens weggetrok
ken bij de bedstee en op een kussen gelegd, dat Sannetje had aangereikt. Inmid
dels waren ook andere buren toegesneld, die allemaal wel eens precies wilden
weten wat voor drama zich in het kleine huisje van Gerrit en Sannetje had afge
speeld.
Gerrit zag zijn vrouw nog wel eens eindigen op het schavot, want, zo zei hij regel
matig, "de beul van Haarlem2 zal nog eens geld aan je verdienen". Maar Sannetje
zei vervolgens: "Dan zal ik wel eerst aan u verdienen en het eerst op uw bek toetel
len." Regelmatig dreigden ze elkaar te vermoorden, vooral als ze dronken waren,
want beiden lustten wel een 'zopie'.
Langzamerhand leerden de buren wel leven met dit spektakel in hun steeg,
niemand verwachtte dat één van beiden wel eens meer zou doen dan schelden en
tieren. Maar helaas, de werkelijkheid verliep anders.
2 Gouda had geen eigen beul, maar moest bij het ten uitvoer brengen van vonnissen een
beul inhuren. De "beul van Haarlem" werd door meerdere steden in Holland ingehuurd en
werd hierdoor een begrip. Hij leeft nog voort als figuur in de poppenkast van Jan Klaassen.
Ook de zegswijze "Zo brutaal (of "zo wreed") als de beul van Haarlem" is hiervan afgeleid.