Conclusie
14
De afstand tussen zijn traditionele product en het via een gietprocédé vervaardigde
en vervolgens met de hand beschilderde plateel was groot. Naast het bestaande
personeel waren er nieuwe specialisten nodig: schilders en modelleurs; de laatsten
werden vooral uit Maastricht aangetrokken. Jonkers stap was radikaal, temeer daar
hij zijn derde pottenbakkerij, aan de Turfsingel, in 1900 verkocht had aan zijn neef
Adriaan Jonker Corneliszoon. Toen hij in 1903 de vennootschap met Estié verbrak,
naar we aannemen vanwege diens geldverslindende levenswandel, was er voor
hem geen weg terug. Niettemin was er een grote toekomst voor Zuid-Holland, zeker
toen de fabriek na het vertrek van Estié in de degelijke handen van de familie
Hoyng kwam. Hij zou nog vele decennia blijven produceren.
Het voorbeeld van Zuid-Holland - waarop we hier verder niet ingaan - zou navolging
vinden met de initiatieven van de pijpenfabrikanten Van der Want, die met Regina,
Ivora en Zenith de terugloop van het rookgerei meer dan voldoende konden com
penseren. De firma Goedewaagen, zowel in potten als pijpen actief, bleef nog lang
het huishoudelijk aardewerk maken, maar ontwikkelde daarnaast een veelzijdig
programma van fijner serviesgoed en kunstaardewerk. Ook keramisten van elders
werden door Gouda aangetrokken en werkten er korter of langer: Chris Lanooy, die
bij Jonker leerde draaien, Willem Brouwer, die bij Goedewaagen in de leer ging, de
familie Antheunis en anderen.
Gouda kon zich tot in de twintigste eeuw handhaven als producent van gebruiks-
aardewerk en tabakspijpen en met het aanwezige potentieel aan fabrikanten, be
drijfsgebouwen, vakkennis en personeel aansluiting vinden bij het moderne kunst
aardewerk.
In de zeventiende eeuw nam het aantal pottenbakkerijen snel toe, mede dankzij de
inbreng van Vlaamse en Friese ambachtslieden. Om deze positie te behouden
moesten tussen 1650 en 1900 enkele aanvallen van concurrenten worden afgesla
gen en strategieën worden ontwikkeld om in de markt te blijven.
Ondanks de geleidelijk krimpende afzetmogelijkheden werd er in Gouda tot na de
Tweede Wereldoorlog ook nog het traditionele loodglazuuraardewerk gemaakt. Men
concentreerde zich daarbij op die segmenten van de markt waar de vervangende
materialen als metaal en kunststof niet zo snel terrein wonnen, zoals bloempotten
en -schotels, zaaipannen en andere artikelen voor de tuinbouw en een breed scala
aan dierbenodigdheden, met name drink- en voerbakken voor pluimvee, honden,
katten en konijnen (zie de illustratie op pagina 10 en 11 van de 'Verkorte Prijscou
rant van Aardewerk voor Pluimvee enz.').20 Toch werd er tot het laatst kookgerei
geleverd, waarbij het Frankforter repertoire nog zichtbaar is. Tot de evergreens be
horen de melkkannen met geel, groen, donkerbruin of roodbruin glazuur, de peren
pannetjes, teiltjes, vergieten en orenpotten.
20 SAHM, archief Goedewaagen, inv.nr. 564