Keramiek: een kwetsbare bedrijfstak
De ontwikkeling van het Goudse potten bakkersambacht
2
Het onderzoek naar de Nederlandse pottenbakkersnijverheid is moeilijk en complex.
Gouda is hiervan een onderdeel en de vraag naar de rol van de stad moet dan ook
van twee kanten worden belicht: enerzijds vanuit de specifieke stadsgeschiedenis,
anderzijds vanuit het nationale en zelfs internationale perspectief. Het onderzoeks
terrein omvat tal van thema's, zoals de aantallen bedrijven met hun locaties, de be
drijfsvoering, de rol van het gilde, de gebruikte grondstoffen en gereedschappen,
de handel en, uiteraard, het aardewerk zelf. Als laatste noemen we de strategieën
die zijn beproefd om concurrenten het hoofd te bieden en om te overleven. Juist die
zijn als centraal thema gekozen voor dit artikel en ze moeten een antwoord moge
lijk maken op de vraag hoe de Goudse potten bakkersnijverheid zich meer dan drie
eeuwen heeft kunnen handhaven.
Een pottenbakker of aardewerkproducent vindt veel problemen op zijn weg. Het is
een moeilijk en weerbarstig vak. Het zoeken naar de juiste grondstoffen, zoals de
klei en het glazuur, het opleiden van bekwaam personeel, soms mislukte ovens en
tal van andere bedrijfstechnische zaken vergen veel van de beoefenaars. Daarbij
moet er voortdurend ingespeeld worden op veranderend consumentengedrag en op
concurrentie uit binnen- en buitenland.
Het pottenbakkersambacht is in Nederland historisch gezien de oudste, grootste en
belangrijkste keramische bedrijfstak. In vrijwel elke Hollandse stad waren een of meer
werkplaatsen gevestigd die het zogenoemde alledaagse aardewerk produceerden:
kook- en bakpannen, kannen, waterpotten, kommen, schotelgoed en nog veel meer.
Na 1600 kwam in Nederland een tweede belangrijke bedrijfstak tot ontwikkeling, die
van de majolica en de faience, ook wel (namaak)porselein of plateel genoemd, met
Delft als belangrijkste stad. We gaven al aan dat ook Gouda hieraan deel had met
de vestiging van Willem Jansz. Oliviers, later Verswaen, die vanaf 1621 beschilderd
schotelgoed en wandtegels ging maken.3 Na de beëindiging van zijn bedrijf, in het
eerste kwart van de achttiende eeuw, is deze tak van keramische nijverheid uit
Gouda verdwenen. Ook in Delft nam het marktaandeel van de plateelbakkers snel
af. De belangrijkste oorzaak van het verval daar is de grote import van Engels indu
strieel aardewerk en van Duits en Frans porselein. Hieruit blijkt hoe snel een bloei
ende bedrijfstak ten onder kan gaan.
Hoewel er ook in de eeuwen daarvoor al pottenbakkers gevestigd waren in Gouda,
nam hun aantal pas na 1600 sterk toe, zoals blijkt uit de tabel op pagina 3. Het is
de tijd waarin veel immigranten naar Holland trokken, en ook naar Gouda. Onder
hen bevonden zich pottenbakkers, zoals de families Van Gheesberge, Raes en Broec-
kert uit Vlaanderen en Woppe Dirksz. en Sijbrand Gerritsz. de Vries uit Friesland.
3 Johan Kamermans e.a. (eds.), De Swaen, Geschiedenis en productie van een Goudse pla
teelbakkerij uit de zeventiende eeuw. Gouda/Otterlo, 2002