7 Het in Gouda gemaakte Frankforter aardewerk was te zien op de eerste nationale nijverheidstentoonstellingen, gehouden in 1808 en 1809 in Utrecht en Amsterdam. Quirijn Gibbon en A.H. Van Wijn, de opvolger van Johannes Gibbon, verwierven beiden een zilveren medaille. Enkele artikelen uit hun inzendingen waren: pannen, sluitpannen, hazenpannen, kaakjespannen, tulbandspannen, zwarte kannen, choco ladeketels en schotels. Tussen 1800 en 1830 vestigden zich in Gouda nog enkele gespecialiseerde Frank forter pottenbakkerijen. Ze werden ook wel 'economische' aardewerkfabrieken ge noemd, omdat de potten en pannen met vlakke bodem sneller afgewerkt konden worden. Sommigen gebruikten ook een ander, zuiniger oventype, de zogenaamde lange oven. 13 14 15 SAHM, Stadsarchief Gouda, inv.nr. 219, f.162, 30-11-1791 SAHM, Stadsarchief Gouda, inv.nr.277, f.67, 6-9-1805 SAHM, Oud Notarieel Archief, Notaris Hardenberg, inv.nr.1183, akte 81 De Goudse pottenbakkers reageerden zeer alert door zich al snel toe te leggen op de namaak van het populaire importgoed. Ook in andere plaatsen is dit met succes beproefd. In Delft werd in 1778 een Frankforter pottenbakkerij opgericht door Jan van der Aa, in Arnhem in hetzelfde jaar door de Amsterdamse koopman Teunis van Tellingen en in Bergen op Zoom kreeg Jan Adriaanse Augustijn van zijn medegilde- leden toestemming om zich hierin te specialiseren. In de provincies Gelderland en Overijssel zouden in de negentiende eeuw nog diverse nieuwe bedrijfsstichtingen plaatsvinden die geïnspireerd waren door de nieuwe producten. Maar in Gouda hebben de Frankforter potten een veel verder reikende invloed ge had dan waar ook, zeker in vergelijking met de drie andere grote centra. In Fries land en Oosterhout speelden ze geen rol, in Bergen op Zoom beperkte het feno meen zich tot de familie Augustijn; hun bedrijf werd in 1837 gesloten. In Gouda echter wierpen vrijwel alle overgebleven pottenbakkers zich op het nieu we artikel, met Johannes Gibbon aan het Nonnenwater als de grote wegbereider. De te Haarlem gevestigde Oeconomische Tak van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen had al in 1778, een jaar na haar oprichting, een prijsvraag uitge schreven voor de namaak van de Frankforter potten en Gibbon werd tweemaal, in 1781 en 1785, bekroond; de tweede maal omdat hij zijn potten nu geheel uit inlandse aarde had gemaakt. Toen hij in 1791 een poging deed bij het stadsbestuur om het alleenrecht op de fabricage van Frankforter potten te verkrijgen, werd hem dat echter geweigerd met het argument dat de meeste pottenbakkers in Gouda zich hiermee al 25 jaar bezig hielden en voor hun voortbestaan hiervan afhankelijk waren.13 Het Frankforter aardewerk blijkt in 1805 opgenomen te zijn in het officiële Goudse assortiment.14 Hoezeer het in korte tijd dat assortiment is gaan domineren blijkt ook uit boedelinventarissen van pottenbakkers. Als voorbeeld noemen we de inventaris uit 1811 van Trijntje Braams, weduwe van Jan van Bentum, die een pottenbakkerij aan de Koningstraat bezat. In de voorraad bevond zich '1060 worp Frankfortsch pannen, zoo groot als klein', wat meer is dan alle andere keramieksoorten samen.15

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2010 | | pagina 9