28
Een oud en een vernieuwd fragment
Het zal Schouten niet gemakkelijk zijn gevallen tot deze correctie over te gaan. Het
eerste gedenkraam was geheel in de stijl van door hem zo bewonderde tijdgenoten.
Hij zou het echter nooit tot inzet van een meningsverschil hebben gemaakt, met als
risico van zijn opdracht als restaurator van de Goudse Glazen te worden ontheven.
Grootmoedig schonk hij een deel van het gewraakte glas aan de kerk, om, zoals
Kromhout opmerkte: '...daardoor een belangrijk anekdotisch feit vast te leggen in
deze tijd van snelle kunstovergang. In de strijd der opinies blijft het een merkwaar
dig monument.'
De fragmenten, jaren lang per abuis toegeschreven aan Van Konijnenburg, stonden
lange tijd vergeten op de orgelzolder van de kerk. De tien panelen (elk 86,5 x 64
cm) kregen eerherstel toen ze in bruikleen werden afgestaan voor een expositie,
gewijd aan ir. Schouten in museum Het Prinsenhof te Delft.
Bij terugkomst in de kerk werden ze opgesteld naast glas 28c, zodat vergelijking
mogelijk is tussen de afgekeurde panelen en het huidige glas. Wel staan er nu gla
zen uit drie decennia van de twintigste eeuw naast elkaar: 28c (1926), 28b (1935),
beide van atelier Het Prinsenhof, en 28a (1947) van Charles Eyck, en dat is op zich
zelf uniek. Met het oorspronkelijke glas 28c zou de kerk echter een bijzonder con
trasterend kunstwerk rijk zijn geweest.