De Goudse Glazen: zijn liefde, zijn levenswerk 25 In 1900 hield Schouten op uitnodiging van de Nederlandse Maatschappij van Nij verheid een lezing over het restaureren van gebrandschilderd glas. Onder zijn ge hoor bevond zich de burgemeester van Gouda, R.L. Martens, kerkvoogd en lid van de Commissie voor de Restauratie van de Sint Janskerk (opgericht in 1898). Deze was zeer onder de indruk van wat hij hoorde. Na afloop van de voordracht nodigde hij ir. Schouten uit om de volgende dag met hem de Sint Janskerk te bezoeken en daar zijn menig te geven over de restauratie van de toen in zeer slechte staat ver kerende Goudse Glazen. Schouten kon niet vermoeden dat deze uitnodiging een keerpunt in zijn werk en leven zou betekenen. Tot een jaar voor zijn dood, in augustus 1937, zou hij zich met de restauratie van de glazen bezighouden. Al bij het eerste bezoek was Schouten onder de indruk van het werk van de gebroeders Crabeth, van wie de mooiste glazen in de kerk afkom stig zijn. Voor de restauratieopdracht van de eerste glazen bracht Schouten zelf het benodigde geld mee, verkregen door schenkingen van kunstliefhebbers. In 1902 kreeg hij op zijn verzoek een vaste aanstelling als restaurator van de Goud se Glazen. Hij stelde dit als voorwaarde bij de activiteiten die hij ontplooide, zoals het houden van lezingen et cetera, om geld voor de restauratie bijeen te krijgen. Het werken tussen de oude kleurenpracht in de kerk overweldigde hem. Hij ver baasde zich telkens opnieuw over de volmaakte techniek die de 16de-eeuwse glas schilders hadden toegepast. Het eigentijdse gekleurde glas vond hij van onvoldoende kwaliteit voor de restaura tie van zulke kunstwerken. Hij ging opnieuw naar Parijs, nu met fragmenten diep rood glas, zoals gebruikt door de Crabeths. De kunstenaar die het zag ging probe ren een gelijke kwaliteit te leveren. Het streven werd beloond en zo kreeg Schouten in onbeperkte mate de beschikking over gekleurd glas van zeer goede kwaliteit. Veel kunstenaars die ook met dit mate riaal werkten profiteerden hier eveneens van. De rijke ervaring die Schouten op deed in de Goudse Sint Jan bezorgde zijn atelier opdrachten uit het gehele land. Maar hij ontmoette ook tegenslag. Dat bewees de geschiedenis rond een in 1920 onthuld gedenkraam (glas 28c). Nadat de glasschilderkunst in de 18de en 19de eeuw een dieptepunt had bereikt, werd in kringen van architecten, ingenieurs en kunstenaars al gauw bekend wat er in Delft door Schouten en zijn medewerkers kon worden bereikt. De eerste grote opdracht was het vervaardigen van gebrandschilderde glazen voor het Vredespaleis in Den Haag, naar ontwerpen van Lecomte. Schouten genoot toen al een zekere bekendheid door zijn werk in enkele kerken, zoals de Nieuwe Kerk te Amsterdam, waar hij in 1898 het bekende Kroningsgedenkraam plaatste, en restauraties in de Oude Kerk aldaar. Verder was hij werkzaam in Oudshoorn, Oostvoorne, Vierpolders en in zijn woonplaats Delft in de Oude en Nieuwe Kerk. Zijn artistieke voorkeur ging uit naar de stijl van beroemde tijdgenoten, zoals Der Kinderen, Toorop, Roland Holst, Thorn Prikker en Willem van Konijnenburg.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2010 | | pagina 7