De ontroering voorbij Een aangepast glas 27 In juli 1925 berichtte Schouten dat hij had besloten het omstreden glas in zijn ge heel uit te nemen, en hij verving het door blank glas in lood. Veldhuis begon aan een nieuw ontwerp in de stijl van de oude glazen. De figuratie bleef dezelfde, maar wie de cartondelen bekijkt proeft er als het ware de tegenzin uit waarmee hij ge werkt moet hebben. Het is jammer dat het eerste carton niet bewaard is gebleven, dit zal door Veldhuis ongetwijfeld met meer overtuiging zijn vervaardigd. De herzie ne versie van het glas werd in januari 1926 geplaatst (zie bijlage). Jonkheer Van Riemsdijk3, één van de felste tegenstanders van het oorspronkelijke ontwerp, 'kon zich nu geheel met het nieuwe glas verenigen'. Hij prees de glazenier vanwege de op eigen initiatief aangebrachte veranderingen - het jaartal 1920 bleef gehandhaafd. In de jaren die volgden bleek men echter niet onverdeeld gelukkig met het nieuwe glas. In december 1923, tijdens een vergadering van de Restauratiecommissie, merkte architect W. (Willem) Kromhout (met J. (Jos) Cuypers nauw betrokken bij de restauratiewerken in de kerk) op, dat hij een 'zekere angst' begon te krijgen over de juiste artistieke uitvoering van het gedenkraam. Hij vond dat daar openlijk over gesproken moest worden. 'Het jubileumvenster', zo stelde hij, 'is lelijk. Een firma die zoiets maakt, kan niet voortgaan met het herstel. De rest moet niet uitgaan van zo'n atelier.' Architect Cuypers was het geheel met dit keiharde oordeel eens. Hij noemde het glas 'een mislukking'. De Restauratiecommissie, geschrokken van de kritiek van beide architecten, ver zocht Cuypers om met Schouten over deze kwestie te spreken 'ter wille van zijn (Schoutens) eigen reputatie, om een groep uit het glas te nemen en er een nieuwe groep in te zetten'. Daarvan moest wel eerst een nieuwe ontwerptekening worden overlegd. Het vernemen van deze boodschap moet Schouten wel als een grote schok hebben ervaren. Na zo veel jaren aan de Goudse Glazen te hebben gewerkt en daarvoor veel geld te hebben bijeengebracht, kon hij dit project niet meer uit handen geven. In deze tijd was Schouten bezig met de uitvoering van een glas voor de Nieuwe Kerk te Delft, naar ontwerp van Willem van Konijnenburg2, bestaande uit 26.000 stukjes glas. Na de afkeuring van het gedenkraam vroeg Schouten advies aan Van Konijnenburg. Die was zo vriendelijk om, zoals Schouten later zei,zijn artistieke blik over het werk te laten gaan'. Staande voor glas 28c sprak Van Konijnenburg zijn grote waardering uit. Hij kon zich helemaal vinden in de stijl waarin het was uit gevoerd. Maar had Schouten wel een keus? 2 Willem van Konijnenburg (1868-1943) was zelf geen glazenier, maar maakte er veel ontwerpen voor. In 1895 ging hij over van een realistische stijl op een zeer strakke geometrische stijl met sym bolische thema's. 3 Jonkheer B.W.F. van Riemsdijk (1850-1942) was van 1897-1922 hoofddirecteur van het Rijks- museum te Amsterdam en lid van de Restauratiecommissie van de Sint Janskerk.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2010 | | pagina 9