2
ÖisrSx
De oorkonde van Filips, 1456 (foto SAMH)
61
Er wordt vermeld dat een reiger een waarde heeft van vijf groten "vlaems", omdat
de uitkering blijkbaar ook (deels?) in geld kon zijn. Bovendien komt met enige
nadruk naar voren dat deze uitkering niet meer dan één keer per jaar mocht plaats
vinden, alléén als er daadwerkelijk een schietwedstrijd plaatsvond, en dat de rent
meester er verantwoording over moest afleggen. De rekenkamer moest het netjes
registreren en de schutters werden geacht een kwitantie te geven bij ontvangst van
de vogels dan wel het geld. Helaas heb ik de rekening van de rentmeester niet
kunnen vinden, maar gezien de moeite die de stad had gedaan om verhoging te
krijgen, mogen we er wel van uitgaan dat men ook gebruik heeft gemaakt van dit
privilege.
Tevens lijkt het erop dat Filips de Goede het belang besefte van een goed
getrainde Goudse schutterij. De voetboogschutters hadden blijkbaar langere tijd
niet of nauwelijks geoefend, en dat kon toch eigenlijk niet. Maar we mogen, net als
bij de gift van Jacoba, niet vergeten wat de context was waarin zich dit afspeelde.
Daarmee bevestigde hij feitelijk de gift van Jacoba, waaruit we tevens kunnen aflei
den dat de schutterij ten tijde van Jacoba waarschijnlijk ook al tachtig man telde, en
dat een reiger per voetboogschutter per jaar een redelijke vergoeding was. Overi
gens valt op dat in dit stuk het privilege van Jacoba nergens genoemd wordt, terwijl
dat wel logisch zou zijn. In plaats daarvan wordt de term "van voirtijts" gebruikt, en
dat lijkt opzettelijk vaag.