lil
jj
Oud-kathoUeke kerk aan de Hoge Gouwe
48
Deze post gaat onmiskenbaar over diverse schilderijen, waaronder een schilderij
van de Heilige Augustinus, een Graflegging van Christus, een portret van de bis-
schop van Neercassel, en dus ook een portret van Walvis ('mijn conterfeytsel'). Dit
zou kunnen betekenen dat er ooit eveneens een olieverfschilderij van Walvis bestaan
moet hebben, maar dat dat verloren gegaan is. Wanneer dit het geval geweest zou
zijn, dan is het waarschijnlijk dat Walvis ook zijn olieverfportret nagetekend heeft;
waarschijnlijker dan dat hij een direct zelfportret getekend zou hebben. Het onder
schrift van de tekening is ontegenzeglijk door Ignatius Walvis geschreven. Hij heeft
de tekening dus met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zelf gemaakt.
Maar nu hebben we een probleem. In het Register van fundaties en obligaties wordt
het schilderij bij het jaartal 1691 genoemd, maar de tekening draagt het jaartal
1690. Het lijkt vreemd, dat het schilderij van later datum is dan de natekening er
van. Maar dat is maar schijn. De post in het fundatieboek betreft de betaling van
het schilderij. In ieder geval geeft het schilderij Walvis weer toen hij 36 jaar was, en
dat was in het jaar 1690. Het schilderij was waarschijnlijk al in dat jaar gereed, toen
het een jaar later betaald werd. Direct toen het schilderij af was - in 1690 - heeft
Walvis zijn portret nagetekend. In dat geval hebben we dus in feite te maken met
een 'indirect' zelfportret, een door de geportretteerde nagetekend portret.
4 Zie ook Xander van Eek, Kunst, twisten devotie: Goudse katholieke schuilkerken 1572-1795. Delft
z.j. [1974], p. 201.
Dat er nü geen geschilderd portret van Ignatius Walvis is, betekent niet, dat er
nooit een geweest is. Er zijn namelijk aanwijzingen dat er wel degelijk een olieverf
portret van Walvis bestaan heeft. In het Register van fundaties en obligaties
(Jnv.nr. 25), dat door Walvis zelf is aangelegd en bijgehouden, staat op fol. 61r, bij
het jaartal 1691, een (doorgehaalde) post die letterlijk luidt:
'S. Augustijn; de graflegging Christi; mijn conterfeytsel [mijn cursief, JWK]; de
bisschop Neercassel zaliger; verscheyde lijsten om de stukkjens van Crabeth;
bedraegd te zamen over de honderd guldens.'4