51 Voor zover bekend is deze oorkonde nog niet eerder uitgegeven. Toch zit er een interessante geschiedenis aan vast, niet alleen die van Jacoba, maar ook die van een aantal voorrechten van Gouda in de vijftiende en zelfs zestiende eeuw. Wat is er met de door Jacoba van Beieren verleende voorrechten gebeurd, en wat was het belang van die voorrechten? Ging het om een geste van een gravin wier zaak verlo ren was, of was het misschien toch meer dan dat? Jacoba van Beieren, heldin of speelbal? De zesendertig levensjaren van Jacoba van Beieren zijn moeilijk in een paar pagi na's te vangen, maar we zullen een poging wagen, vooral omdat we willen weten in hoeverre ze zelf haar lot kon bepalen. Was de gulle geefster van voorrechten ooit eigen baas? Als enig kind van graaf Willem VI moest zij op zestienjarige leeftijd in 1417 haar va der opvolgen. Haar eerste echtgenoot, Jan van Touraine, was toen net overleden, en Willem VI zag aankomen dat Jacoba als ongehuwde vrouw weinig steun zou kunnen krijgen of afdwingen. Hij sprak op zijn sterfbed de wens uit dat zij haar neef, hertog Jan IV van Brabant, zou huwen.4 Jacoba's oom, Jan van Beieren, ooit de bondgenoot van haar vader, had weinig boodschap aan Willems ideeën en wierp zich ongevraagd als haar voogd op. Een huwelijk met Jan IV zou dat voogdijschap voorkomen, al was hij pas veertien, twee jaar jonger dan Jacoba dus. H.P.H. Jansen is van mening dat de jeugd van de echtelieden een factor van bete kenis is geweest. Op hen beiden, eerder afzonderlijk dan tezamen, zullen diverse personen invloed hebben willen uitoefenen. De voorkeur van de onderdanen en het grote schaakspel van de Bourgondische politiek waren belangrijker dan de eigen mening van de twee hoofdrolspelers.5 Jan van Beieren legde zich niet zomaar bij de situatie neer en bleef aanspraak ma ken op de besturing van Jacoba's bezittingen. Er ontstond ook een partijstrijd tus sen Hoeken en Kabeljauwen, zoals al eerder was gebeurd; Willem VI had zich juist veel moeite getroost die te beëindigen.6 In eerste instantie leken Jan IV en Jacoba in de ontstane burgeroorlog op energieke wijze samen te werken aan een verstevi ging van Jacoba's positie. Er waren wat schermutselingen, IJsselstein en Gorinchem werden genomen en Dordrecht belegerd, al werd dat laatste een fiasco. Bij die ge legenheid leken Jan IV en zijn Brabanders zich niet met hart en ziel in te zetten voor de zaak van Jacoba.7 Filips van Bourgondië, later bijgenaamd 'de Goede', wilde wel bemiddelen om de partijen tot elkaar te brengen. Maar de uitkomst van de Zoen van Woudrichem (fe bruari 1419) was een tegenvaller voor Jacoba en de Hoeken, omdat Jan van Beie ren meer kreeg dan hem redelijkerwijs toekwam. 4 H.P.H. Jansen, Jacoba van Beieren (Den Haag 1967), 25 5 Jansen, Jacoba, 26 6 Voor een beknopte behandeling van de Hoekse en Kabeljauwse twisten: zie H.P.H. Jansen, Hoek se en Kabeljauwse twisten (Bussum 1966); uitgebreider, maar meer gericht op de latere periode, is M.J. van Gent, Pertijeiike saken'. Hoeken en Kabeljauwen in het Bourgondisch-Oostenrijkse tijdperk (Den Haag 1994). 7 Van Gent, Pertijeiike saken, 440-441; Jansen, Jacoba, 28, 33, 36-37

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2011 | | pagina 9