81
21 L.A. Kesper 'De Goudsche vroedschap en de religie' in: Bijdragen voor Vaderiandsche Ge
schiedenis en Oudheidkunde ('s Gravenhage 1902) 400-403
22 Gouda, SAMH, Crimineel boek R.A. 177 f. 56. Geciteerd in: P.D. Van Heel O.F.M. 'Het Sint
Margareta klooster te Gouda' in: Oudheidkundige kring "die Goude"- Zesde verzameling bij
dragen (Gouda 1949) 81-82
23 J. Taal, De Goudse kloosters, 189
24 Idem 191
25 Idem 192
De belofte van religievrijheid bleek echter onhoudbaar: in Gouda ontstond al snel
een gepolariseerde sfeer. In juli begonnen de Goudse protestanten kerkdiensten te
houden in de O.L.V. Kapel aan de Nieuwe Haven en in de Gasthuiskerk, een daad
waarmee zij de grens van het officieel toelaatbare al hadden overschreden. Veel
grover was echter de plundering van de St.-Janskerk op 10 juli. Verschillende da
ders werden hier voor gestraft en de St.-Janskerk werd uit voorzorg geheel geslo
ten. Op 19 juli verzochten de Staten van Holland aan de steden om het goud en zil
ver uit de kerken en kloosters te inventariseren en daarna over te dragen. Hiermee
zou de Opstand tegen de Spaanse overheersing verder betaald moeten worden.
Gouda ging akkoord en begin augustus reisden enkele vroedschapsleden naar Dor
drecht, om daar voor 6.382 pond Vlaams aan goud en zilver achter te laten. Dit be
drag werd later nog aangevuld door Van Swieten, die in de stad nog voor 965 pon
den Vlaams aan kerkschatten 'ontdekt' had.21 Afgezien van het verlies van de kerk
schatten waren de Goudse kloosters tot nu toe ongeschonden gebleven.
Het door velen gevreesde onheil liet echter niet lang op zich wachten. De beruchte
geuzenaanvoerder graaf van der Marck, beter bekend als Lumey, bracht twee keer
een bezoek aan de stad, telkens gevolgd door een leger van 700 man. Het tweede
bezoek was halverwege oktober en verliep noodlottig voor de Goudse kloosterge
meenschap. Lumey had in juli nog besloten tot de dood van de martelaren van Gor-
cum en stelde zich ook in Gouda uiterst vijandig op tegen alles wat katholiek was.
Het St.-Margaretaklooster werd door de geuzen geplunderd en in brand gestoken.
Daarbij werd een stokoude zuster mishandeld: "Ende 't zelve nijet genouchsaem
wesende, dat hij een oude suster van LXXX jaeren in 't voorszeide convent met een
schorteldoucksbant, stropsgewijs gemaeckt om den hals gedaen ende haer de ghe-
pijnicht heeft, ten eijnde zij hem wijsen zoude geit ofte andere secreten van 't
voorszeide convent'22 Nog wreder was de misdaad gepleegd tegen enkele Collatie-
broeders. Het convent van de Collatiebroeders was direct na de komst van Lumey
volgestopt met soldaten en was zodoende het mikpunt van veel treiterij. De over
ste, Johannes Rixtelius, en de procurator, Adrianus Textorius Lambertsz. begaven
zich daarom naar Lumey om hun beklag te doen, een daad die zij met onmiddellijk
met de dood moesten bekopen. In de kasteeltuin werden zij naakt in een doorn
haag geduwd en vervolgens met sabels afgemaakt. Pas na acht dagen werd toe
stemming gegeven om de lijken te begraven.23 Ook het klooster van St.-Marie ont
kwam niet aan de geuzen: de rector zat korte tijd gevangen en het convent was
bijna in vlammen opgegaan, ware het niet dat een volksmenigte het verhinderd
had.24 Tot vijf keer toe drongen de geuzen met hellebaarden en messen het Maria-
Magdalenaconvent binnen en scholden de zusters uit voor 'sacramentshoeren'.25