91 71 Idem f. 159v. 72 Gouda, SAMH, OAG, Compendium ofte cort begrip van de 40 raden en vroedschappen, mitsgaders de casteleynen, bailluwen, schouten, burgermeesteren, schepenen, tresoriers- ontfangers ende -fabrycken, inv. nr. 447 4212, geen folionummering, zie 1591. 73 Gouda, SAMH, OAG, Verhuyr en vercoopboeken der stadt Gouda, inv. nr. 544 f. 132v. en 159v. 74 Gouda, SAMH, OAG, Compendium ofte cort begrip van de 40 raden en vroedschappen etc., inv. nr. 447 4212, geen folionummering, zie 1586. 75 Gouda, SAMH, OAG, Verhuyr en vercoopboeken der stadt Gouda, inv. nr. 544 f. 129r/v, 134r. en 137r. 76 J. de Vries en A. van der Woude, Nederland 1500-1815, De eerste ronde van moderne economische groei (Amsterdam 1995) 707 77 Idem 709 78 Zie bijlage, tabel 1, o.a. de perceelnummers (eigen nummering) 1, 9, 10, 37, 43, 45, 46, 47, 48 etc. Twee andere leden van de Goudse vroedschap vallen op doordat zij meerdere erven kochten. Dirck Cornelisz. Schaep, vroedschap vanaf 159172, kocht twee aangren zende erven van het Catharijnenconvent en één erf op van het Margaretencon- vent.73 Pieter Pietersz. Trist, vroedschap vanaf 158674, kocht vier erven: twee aan grenzende op het Clarissenconvent en twee aparte op het Catharijnenconvent.75 Hoe uitzonderlijk waren deze aankopen? Allereerst was het aantal aankopen door de vroedschappen niet bijzonder hoog, 11 uit 76, zo'n 14 procent dus. Over de betaalde prijzen valt wellicht meer te zeggen. In de periode 1582-1592 was het zomerdagloon van een Hollandse gezel in de bouw zo'n 11,5 stuiver, iets meer dan een halve gulden dus.76 In het protestantse Holland werk te men zo'n 300 dagen.77 Houdt men gemakshalve het zomerdagloon aan, dan was het jaarloon van een Hollandse gezel zo'n 172,5 gulden. Dit bedrag is vrijwel zeker nog te hoog omdat men 's winters minder werkte. Toch geeft dit bedrag een aardige indicatie van de geldwaarde in deze periode. De prijzen van de percelen krijgen nu meer betekenis. De aankopen van Gerrit Pietersz. Vroesen en Dirck Jansz. Lonq stel den waarschijnlijk weinig voor, gezien de lage prijzen die zij betaalden, achtereenvol gens 51 en 116 gulden. Pieter Pietersz. Trist liet het echter breder hangen en betaal de in 1592 voor de twee erven op het Clarissenconvent totaal 817 gulden. Een jaar later kon hij maar liefst 1.367 gulden apart leggen voor de twee erven op het Cathari- naconvent. Gezien deze grote uitgaven behoorde Trist tot de vermogende elite van de stad, hoewel ook hij in termijnen betaald zal hebben. De uitgaven van Trist waren echter vooral zo hoog omdat hij vier erven kocht, en niet omdat de erven zelf zo uit zonderlijk duur waren. De gemiddelde prijs van de elf percelen die door vroedschap pen gekocht werden was 365 gulden. De gemiddelde prijs van alle erven in dit onder zoek ligt op 330,5 gulden. De vroedschappen kochten dus gemiddeld duurdere perce len, maar dit was zeker geen exclusief gegeven. Er werden ook een heel aantal dure percelen gekocht door burgers die niet in de vroedschap zitting hadden.78 Van overdreven persoonlijke verrijking door vroedschappen lijkt geen sprake te zijn geweest. Het grote voordeel dat de vrijgekomen stadsgrond bood viel zeker niet al leen in de handen van individuele vroedschapsleden. In Gouda woonden genoeg andere belangstellenden, en zij lieten zich niet onbetuigd.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2011 | | pagina 21