95 De verkoop van de Goudse kloosterterreinen bood een investering of een woon- en werkplek aan de leden van de vroedschap, de Goudse ambachtslieden, Vlamingen, Brabanders en andere, nog niet nader gespecificeerde kopers. De stad Gouda was steeds de verkopende partij, alle kloostergoederen waren immers sinds 1577 eigen dom van de stad. De verkoop van de kloosterpercelen vormde zo voor de stad een forse inkomstenbron. De 76 percelen die in dit onderzoek zijn meegenomen brach ten samen het bedrag van 25.120 gulden op. Het grootste gedeelde hiervan werd verdiend in de jaren 1592-1596. De stedelijke kas ontving zo een forse hoeveelheid geld. Maar Gouda profiteerde dubbel. De ambachtslieden kregen immers de ruimte om hun positie in de stad te verstevigen. De wankele Goudse economie werd zo ge schraagd. De verkoop van de kloosterterreinen kwam dus, direct of indirect, ten gunste van de stad als gemeenschap: "ten proffijt vande StadtM. Conclusie Wie in De Goudse kloosters in de Middeleeuwen leest over de sluiting van deze kloos ters bekruipt al snel een gevoel van verlies, en niet onterecht. Toch is de door Taal vertelde geschiedenis niet compleet. In dit onderzoek is gepoogd een historisch cor rect vervolg op Taais studie te geven. Gouda erfde namelijk de rijke monastieke erfe nis van grond en gebouwen. Deze erfenis zou in een periode van 30 jaar voor interes sante doelen worden aangewend. De geschiedenis van de Goudse kloosters stopt daarom niet in 1573. Aan de sluiting van de Goudse kloosters ging een periode van verval vooraf. De 16e eeuw bracht slechte economische tijden en het protestantisme met zich mee. De combinatie van deze factoren zorgde voor verarming en ontvolking van de kloosters in de Lage Landen. Ook Gouda had van deze ontwikkelingen te lijden. De Nederlandse Opstand ging voor Gouda gepaard met de komst van de geuzen in de zomer van 1572. Vrijwel alle Goudse kloosters hadden zwaar te leiden van de geuzen. Veel kloosterlingen vluchtten. Anderen werden mishandeld of gedood. De pogingen door prominente katholieken om Gouda weer onder Spaans gezag te krijgen leidden tot een groter wantrouwen ten opzichte van de kloosters en de katholieke kerk. Men noemde het terrein van het Magdalenaconvent daarom ook wel 'Klein Vlaande ren'. Een straat vlak bij de plaats van het Regulierenklooster draagt nog steeds de naam 'Vlamingstraat'.87 De komst van de Vlamingen en Brabanders was meer dan welkom. Gouda was ge durende de 16e eeuw economisch in verval geraakt. De twee belangrijkste takken van nijverheid - de bierbrouwerij en de lakenfabricage - gingen beide bijna geheel teloor.88 Gouda was bovendien in 1573, 1574 en 1575 getroffen door hevige pest epidemieën, die de bevolking hadden uitgedund.89 Behalve de Goudse ambachtslie den zorgden dus ook de zuiderlingen met hun aankoop van onroerende goederen voor een impuls in de Goudse economie. 87 J. H. Carlier, 'Het Agnietenconvent te Gouda' in: Oudheidkundige Kring "die Goude"- Derde verzameling bijdragen. (Gouda 1941) 45-46 88 R.G. de Neve, 'De nijverheid domineert' 343 89 B. van den Berg, H.1. Sprokholt, 'Begrensd door muren en wallen' 276 90 Gouda, SAMH, OAG, Netexemplaar vroedschapsboek 11 juni 1576 inv. nr. 45 (microf.)

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2011 | | pagina 25