96
Het onderzoek naar de bestemming van de verlaten Goudse kloosters wordt door
de voorafgaande geschiedenis in het juiste perspectief gezet. Het tekent de slechte
situatie waarin de kloosters op het moment van sluiting verkeerden. Bovendien
worden belangrijke historische tendensen zichtbaar. Men kan echter niet stellen dat
de sluiting van de Goudse kloosters het noodzakelijke gevolg was van het eerdere
verval en de komst van de geuzen.
In 1577 kon Gouda volledig over de gebouwen en de grond van de kloosters be
schikken. De stad was dus de eerste erfgenaam van de kloosters. Veel voormalige
kloostergebouwen kregen een functie als stedelijke instelling van zorg. Deze keuze
werd in veel andere steden ook gemaakt. De oude kloosterbuurt achter de St.-
Janskerk veranderde binnen enkele decennia in een wijk met de belangrijkste Goud
se instellingen van zorg.
De grond en de gebouwen die geen publieke functie kregen werden verkocht. De
verkoopakten uit het eerste Vercoop-boek vander Stede goeden bieden een unieke
kijk in de voorwaarden die Gouda aan de kopers stelde. Ook kan via de akten de
sociale herkomst van veel kopers worden achterhaald. Op deze manier kan worden
vastgesteld hoe de Goudse monastieke erfenis verder werd verdeeld.
Gouda stelde in de verkoopakten financiële en bouwkundige voorwaarden. De fi
nanciële voorwaarden werden vooral gesteld om de veiling soepel te laten verlopen.
De bouwkundige voorwaarden zijn heel specifiek en laten zien dat Gouda op de
vrijgekomen grond werkelijk nieuwbouw wilde realiseren. De stad gebood het ge
zamenlijke gebruik van stenen muren. De bouw van daken van leisteen met loden
dakgoot werden aangemoedigd door het verstrekken van subsidies. Andere voor
waarden betroffen het gezamenlijk uitdiepen van grachten en soms het verharden
van de straat.
De verkoop van de kloostergrond en de gebouwen had een belangrijk effect op
het aanzien van Gouda. Uit de verkoopakten blijkt dat er binnen 30 jaar (1576-
1606) een ongewone hoeveelheid stadsgrond vrij kwam, met een piek in de jaren
1592-1593. De vrijgekomen grond werd bovendien bebouwd volgens de recentste
stedenbouwkundige inzichten. Bepaalde wijken veranderden zo van uiterlijk: de
stad won aan moderniteit. Een aantal beweringen over de stedelijke ruimte die
door Van den Berg en Sprokholt gedaan zijn in de bundel Duizend jaar Gouda zijn
hiermee onverenigbaar. In de genoemde periode van 30 jaar onderging Gouda
een gefaseerd proces van stedelijke herindeling. Stedelijke ruimte met voorheen
een religieus doel werd omgezet in stedelijke ruimte met een algemeen of seculier
doel. Het proces van stedelijke herindeling was dus tegelijkertijd een secularisa
tieproces.
De veiling van de kloosterpercelen was zo opgezet dat we er van uit mogen gaan
dat alle bieders ook daadwerkelijk belangstelling hadden voor de percelen. De bie
ders, borgstellers en kopers vormen daarom samen de groep 'belangstellenden'.
Onder de belangstellenden zijn ook een aantal leden van de Goudse vroedschap.
Deze vroedschappen doen samen totaal 11 aankopen. Deze percelen hebben wel
een bovengemiddelde prijs, maar er zijn ook andere Gouwenaars die dure aanko
pen doen. De Goudse vroedschappen hebben zich dus niet op extreme wijze per
soonlijk met de kloostergrond verrijkt.