44
In Frankrijk (Ketcham Wheaton 1988) kwamen de in de middeleeuwen gegeten
vogels als zilverreiger, roerdomp, ooievaar, kraanvogel, reiger, wilde gans, pauw
en zwaan na 1650 nog maar zelden op tafel. Dat er in de loop der eeuwen een
smaakverandering optrad ten aanzien van de consumptie van vogels blijkt ook als
een vergelijking wordt gemaakt met het huidige aanbod bij de poelier. Reigers,
zwanen, aalscholvers of lepelaars zul je daar niet aantreffen. Jacob van Maerlant
(Van Oostrom 1996) liet in zijn vogelboek, eind dertiende eeuw geschreven in de
Lage Landen, nog weten dat er reigers waren som wit ende som van sciere
[grauwe] wise [witte zilverreigers of blauwe reigers]; maer die sciere sijn best ter
spise, van smaken best ende ghesont. Overigens werden de woudapen
(Jxobrychus minutes) van de Reeuwijkse, Nieuwkoopse en Akkerdijkse plassen
zelfs tot in de jaren 40 van de vorige eeuw op de markten van Gouda en
Rotterdam nog verkocht!
Consumptie van vogels
Opvallend is dat ik in de middeleeuwse bronnen nooit de aalscholver ben tegen
gekomen als vogelsoort die op de stedelijke markten werd aangeboden. Meestal
gaat het om hoenders, eenden e.d. Aalscholvers zouden net als pestvogels
(Bombyciiia garruius) als voorbodes van de pest worden gezien. De enige
vermeldingen van aankoop van aalscholvers die ik ken betreffen die door twee
Hollandse abdijen. Van de abdij Leeuwenhorst bij Noordwijk (De Moor 1994 en
2000 tabel q.2 en r.2 en Matthey 2002) zijn uitzonderlijk veel rekeningen bewaard
over de periode 1410-1571, waarin uitgebreide informatie is te vinden over de
voeding van de bewoonsters. Vanaf 1462 staan aankopen van vogels
geregistreerd, terwijl de aankoop van ander vlees afnam. Als soorten worden
naast aalscholvers genoemd: zwanen, reigers, (rot-)ganzen, eenden, talingen,
smienten, plevieren, (hout-)snippen, spreeuwen, vinken, patrijzen, kapoenen
(gecastreerde vetgemeste jonge hanen) en kippen. De rekening van de nabij
gelegen abdij Rijnsburg (Hüffer 1951) noemt in 1491 de aankoop van één
scoiievaer Het betreft in beide gevallen een klooster voor adellijke dochters; de
aalscholver kan waarschijnlijk dus niet als armeluisvoedsel worden gezien. Nabij
de beide in de duinen gelegen abdijen bevond zich overigens een bos van de heer
Van Assendelft in Haagambacht in het ambacht van Wassenaar. Ook hier kwamen
jaarlijks inkomsten uit de verkoop van kwakken en jonge reigers die in het
voorjaar uit de nesten werden geschud. Reichersberch is de nog bestaande naam
van oud leenland daar (Van Breemen 1950). De fooi die de abdis van Rijnsburg al
in 1397/1398 gaf voor het brengen van pitoers betrof mogelijk exemplaren uit dit
bos. In 1480/1481 ontving zij naast putteers ook cranen (kraanvogels: Grus grus')
en reigers, enkele jaren later, in 1484/1485, werden uitgaven in de rekening
geboekt voor aei voor de putoirs. Werden de roerdompen levend gebracht en
gevoerd met paling tot ze werden gedood of had de abdis een eigen reigerkooi?