53
Omslag van een nu verdwenen brief die in 1848 werd bezorgd via het huisadres
van Jan der Loo aan de 's-Gravenweg (coii. Pim van der Zalm)
De aanbesteding
Op 17 augustus 1820 vond de aanbesteding van het werk plaats, in aanwezigheid
van Van der Loo en Verschoor, om zo nodig vragen over het bestek te beantwoor
den. Deurwaarder J. van Son begeleidde de aanneming en besteding. Na opening
van de biljetten werden de volgende bedragen bekend:
W. Korf te Amsterdam f28.000,-
C van der Kuy te Moordrecht f22.000,-
G. Keij te Nieuwerkerk a/d IJsseif22.000, -
D. van der Made Jz. in de Ktundertf 12.300, -
De laagste inschrijver won de trekpenning van 14 gulden, de registratiekosten be
droegen l1/4 Bij opslag van 10.000 gulden werd nog geprobeerd of iemand van
de inschrijvers voorstelde het werk voor minder aan te nemen. Toen het bedrag van
12.300 gulden was bereikt en niemand had gemijnd, werd het werk gegund aan
Van der Made. Vervolgens maakten zijn borgen zich bekend: Adrianus van Strienen,
meester loodgieter te Dordrecht, en Leendert Eerland, meester timmerman te Klun-
dert. Tijdens de bijeenkomst werd het proces-verbaal opgemaakt en door de aan
nemer getekend. De secretaris kreeg opdracht het bestek op zegel te laten over
schrijven, om met het proces verbaal te overhandigen aan het College van Toezicht.
Het kopiëren van de bestekken en instructies bleek voor degene die het secretariaat
waarnam een hele klus, het bleek nodig assistentie in te roepen. Voortaan werd op
de begroting een post 'bureaukosten' opgevoerd, om in zo'n geval een vergoeding
te geven. Onder deskundige leiding van Van der Loo en Verschoor vorderde het
werk gestaag en in november 1820 waren de lekkages verholpen. Met de winter in
aantocht stopten de werkzaamheden tot het voorjaar.