81
Vanaf 1620 was Hopkooper verantwoording schuldig aan drie door de stad aangestel
de librijemeesters. Met ingang van 1624 ontving hij een jaarlijkse vergoeding van tien,
later vijftien gulden. Uit een van zijn jaarrekeningen blijkt dat hij tien gulden ontving
boven zijn gebruikelijke toelage hem vereert bij de kerckmeesters voort extra or
dinair, sondertseive in consequentie te trecken'. Dit betrof mogelijk de betrokkenheid
van Hopkooper bij het jarenlang slepende 'waterschapsproces' tussen de kerkmees
ters, librijemeesters en een aantal Gouwenaars, (Zuijderhout, p. 34-37).
Belangrijk voor de kennis van het boekenbezit uit die periode zijn twee door hem
samengestelde catalogi, respectievelijk daterend van 1637 en 1645. Bij deze inven
tarisaties beschreef hij onder meer talrijke boeken uit het bezit van het Regulieren
klooster en van de Collatiebroeders, iets waarom men hem nu nog kan benijden.
Toen kwam ook het medaillon met de afbeelding van Erasmus in bezit van de li
brije, nu in Museum Gouda. Later zijn helaas veel van deze boeken en handschrif
ten als zijnde 'te rooms' uit het bestand verwijderd. De catalogus van 1645 vermeldt
meer dan 560 boeken, de dubbele exemplaren waren nagenoeg verkocht.
Custos
Onder de opvolgers van Hopkooper devalueerde de functie van custos steeds meer
tot 'loopjongen' van de librijemeesters. Dat werd al enigszins merkbaar in 1647.
Librijemeesters waren toen Gerardus Cincq, Hieronymus van Beverningh en ds. Ja
cobus Sceperus die als voorzitter optrad. Laatstgenoemde wilde voortaan iedere
dinsdag vergaderen. Hopkooper was verplicht om de dag ervoor de andere heren
daarvan in kennis te stellen. Op zichzelf was dat niet bijzonder, ook bij vergaderin
gen van kerkmeesters en diakenen was dit gebruikelijk, in dat geval was de koster
de aangewezen boodschapper. Voorts controleerden de librijemeesters of hij min
stens een keer per week in de boekenzaal aanwezig was en moest hij tijdens de
vergadering verslag uitbrengen over welke boeken hij had uitgeleend. Tot zijn vaste
taken behoorde het rechtzetten van de boeken en het ontwarren van de kettingen
die 'verwert en door malkanderen gevlochten waren'. Vanaf 1650 lagen de boeken
niet langer aan kettingen, maar stonden ze opgesteld in kasten.
Dirck Hopkooper moet als rentmeester van de kerk én custos van de librije een
drukbezet man zijn geweest. Bovendien had hij thuis een groot gezin, hij en zijn
vrouw Geertruyt Gerrits hadden minstens vijf dochters, zoals blijkt uit de grafboe
ken van de Sint-Janskerk.2
2 SAMH Grafboek Sint-Janskerk (1620-1669) KM 233
MP (middenpand) L(aag) 25, 86v:
2. Marritgen Dirck Gerritsz Hopcoopers dochter, alias Marritgen Loes
3. Dirck Gerritsz Hopcooper, rentmeester van de kerck;
nu Machteit Dirckz sijn outste dochter 12-3-1650
4. Idem; nu Lijsbeth Dirckz sijn dochter 12-3-1650
ONZ (oude noordzijde) L(aag) 29, 129r:
8. Nu Dirck Gerritsz Hopcooper, rentmeester van de kerck 9-5-1633;
nu Ariaentgen Dirck Gerritsz Hopcoopers dochter 12-3-1650
9. Nu Dirck Hopcooper; nu Trijntgen Dirck Gerritsz Hopcoopers dochter met consent van
haer vader over de achterstallige schuld van de overleden rentmeester 9-1-1656
*Met Laag wordt de /^graven in het betreffende pand aangeduid.