De bouw van de kapel bij het slot in Gouda Adriana Bontenbal 57 Detail uit kaart van Jacob van Deventer, 1562: 1. haventoren 2. eerste grote vierkante toren 3. tweede grote vierkante toren 4. kapeitoren De vroomheid van Jan van Blois, heer van Schoonhoven en Gouda, was gezien de tijd waarin hij leefde misschien niet erg opvallend, maar de vele vermeldingen van de schenkingen in zowel geld als in natura in de rekeningen van de graven van Blois duiden wel op een zekere geloofsijver. Misschien benadrukten zijn kapelaans, die soms jarenlang rentmeester waren, enigszins die vrome schenkingen.1 Op het kas- teelterrein in Schoonhoven stond al in de tijd van Jan van Henegouwen, misschien ook al eerder, een kapel. Aan deze kapel was een zogenaamde ‘cappelrie’ verbon den met een jaarlijkse rente van 12 Lb pond). Voor dit bedrag droegen de broe ders van het Karmelietenklooster in Schoonhoven ten eeuwigen dage een dagelijkse mis op in de kapel van de burcht in Schoonhoven.2 In 1364 ontving broeder Ruerich van Hackenbergh, broeder in het Karmelietenklooster en kapelaan van Jan van Blois, hetzelfde jaarlijks bedrag van 12 Lb aan lijfrente om hiervoor de dagelijkse missen in de kapel uit te voeren. Na de dood van broeder Ruerich zou deze rente voor eeuwig aan het Karmelietenklooster vervallen.3 De voorbereidingen van de bouw van de kapel bij het kas teel in Gouda begonnen in 1380 en de feitelijke bouw in 1381, hetzelfde jaar waarin Jan van Blois stierf; de bouw van de ka pel doet bijna denken aan een stichting te zijner memorie. 1 Met dank aan Henny Verhoef, die vele rekeningen van de graven van Blois heeft afgeschreven en gepubliceerd op de databank HoGenDa van de Hollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voor geslacht’ Zie inv. nrs. 38, 39, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 108, 109, 110, 111 en 112. In de jaren 1361- 1363 was dat Gijsbrecht den Stomme, ook kapelaan van de graaf, vanaf 1363-1367 was Jan Tol- naer kapelaan en rentmeester. Over de jaren 1380 t/m 1386 was Jan Tolnaer kapelaan van de graaf van Blois. 2 A. Speetjens, The founder, the Chaplain and the Ecclesiastical Authorities, Chantries in the Low Countries 195-207 in: R. de Weyert, K. Ragetli, A.J. Bijterveld and J. van Arenthals (eds.), Living Memoria, Studies in Medieval and Early Modern Memorial Culture of Truus van Bueren (Hilversum 2011) p. 195-197. Een kapellanie, in de rekeningen aangeduid als een ‘cappelrie’, werd gesticht door een individu, een groep mensen zoals man en vrouw of een gilde. Het bedrag aan geld, renten of goederen viel niet toe aan een kerk of kapel, maar aan de speciaal aangewezen priester of kape laan van de kapellanie. Er was niet altijd een kapel nodig voor een kapellanie, een altaar bleek al voldoende. 3 NA inv.nr. 40 f 113v

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2014 | | pagina 3