6
De opvoeding van zijn jongste twee zonen, Cornelis en Johannes, wordt toever
trouwd aan de testamentair executeurs: de genoemde Johannes van Wassenaer en
Henricus Gijsberti Hendrik van Arnhem), de rector van de St. Pauluskapel (van
het Collatiehuis), en nog twee anderen (Henricus Alberti en Jacobus Romeri25). Ge
vraagd wordt die zo in te richten dat ze kiezen voor een reiigio approbata (goedge
keurde kloosterorde), of, als de oudste niet wil, dan toch ten minste de jongste.
Zoals hiervóór al bleek werd Cornelis jr. priester.
Nog in 1474 werden twee renten door de Collatiebroeders (die zoals gezegd de mis
op het kasteel verzorgden) gekocht uit de opbrengsten van het legaat van Cornelis
met de bepaling dat een eeuwige memorie voor hem en zijn vrouw zou gehouden
worden. In 1488 kocht Godefridus (Govert), zoon van Cornelis, een rentebrief van
de Collatiebroeders met het verzoek jaarlijks vier missen voor de zielenrust van zijn
ouders op te dragen.26 De oudste legger van de St. Janskerk uit 1482 heeft onder
het kopje: ‘de renten die de kerk jaarlijks schuldig is uit te reiken' in een later toe
gevoegde post (waarom? hij was immers al in 1474 overleden): de pastoor moet
jaarlijks hebben van Cornelis van Zuudoert dat hij op de (preek)stoel genoemd
wordt in het zielboek: 1/2 lb. [libra pond] pont [sic] (met 11 turfjes in de marge
ofwel 11 jaarontvangsten).27 Hij lijkt dus te hebben betaald voor een prekencyclus
door de pastoor. Dat dit geschiedde vanaf de preekstoel voor een leek is in die tijd
bijzonder.28 Een latere legger uit 1542 heeft bij de ‘eeuwige uitreikingen': de pas
toor van dagelijks te visiteren de graven van Cornelis van Zuytoort en van jonk
vrouw Joest zijn wijf: 7s.29 Dat is nu merkwaardig, want dat lijkt te veronderstellen
dat het graf in de parochiekerk lag. In het oudste grafboek (1443-1489) met de
namen van de grafeigenaars (niet van de begravenen) komt hij niet voor, zijn
vrouw ook niet.30 Zoals hiervóór bleek was zijn graf dan ook in het Minderbroeders-
klooster gelegen, dat overigens dichtbij het kasteel lag, aan het einde van de Spie-
ringstraat en de Groeneweg.
25 De magistraten Jacob Roemersz. en Hendrik Aelbrechtsz.?, die echter na resp. 1472 en
1469 niet meer als zodanig worden gevonden (ongepubliceerde magistraatslijsten Gouda,
Koen Goudriaan). Tussen 1445 en 1448 wordt Jacob Rommersz. ook als schout genoemd. Mo
gelijk betreft het ook de gelijknamige scholaster in 1453-1455 (L.A. Kesper, Geschiedenis van
het Gymnasium te Gouda 1897 p. 8/9 nt. 1). Govert van Suytoort had vóór 1453 een rente
afgesloten op Jacob Rommersz., die voor 1509 stierf (gegeven Kees Doedeijns, zie nt. 11).
Waarschijnlijk is hij een zoon van Rommer Jacobsz., plaatsvervangend schout, baljuw en la
ter, sinds 1491, kastelein, die in 1494 overleed.
26 Goudse Kloosters regest nrs. 96 en 118 sub NB
27 SAMH, St. Jan (ac. 0090) inv.nr. 5 f. 68v.
28 Vriendelijke mededeling van Koen Goudriaan
29 SAMH, NKA (ac. 566) inv.nr. 231 (achterin dit grafboek zit een legger met eigen fol.: 1-77)
f. 75v
30 SAMH, St. Jan (ac. 0090) inv.nr. 24