31 Het blokboekje kan dus gedateerd worden vóór 1492.30 Maar we weten niet hoeveel jaar eerder. Het is zeker niet ondenkbaar dat het maculatuur van, bijvoorbeeld, vijf tien jaar vroeger is, uit de tijd dat Leeu begon met het afdrukken van houtsneden in zijn boeken. Het grootste probleem is nu een verband te leggen tussen het eerste gebruik door Gheraert Leeu van houtsneden in zijn boeken (1478/1480) en de eventuele ver vaardiging van die blokken door de Collatiebroeders. Wat we kunnen veronderstellen is dat de Collatiebroeders het reilen en zeilen van Leeu in de gaten gehouden moeten hebben. Na de dood van Leeu hebben ze de hand weten te leggen op drukkersmateriaal van Leeu, onder andere ook de hout sneden die later gebruikt zijn in de boeken van de Birgitten. Het kan niet anders dan dat de broeders vóór het vertrek van Leeu uit Gouda, dus vóór 1484, ook al be langstelling voor de boekdrukkunst hadden; zeker omdat ze al actief waren in de handschriftelijke boekproductie. We kunnen het echter niet met feiten staven. De vijfhonderdste dateert de fragmenten contemporain aan het inbinden. Zie vooral Pleij 2004 voor de Reynaert. Schippers 1993, p. 163 Klein 2015, p. 44-53 30 31 32 33 Ik kan me indenken dat de Collatiebroeders later, bij het vertrek van Leeu uit Gouda, niet alleen een pers, maar ook kopij hebben overgenomen, zoals elders al is gesuggereerd; vooral de kopij van enkele wereldlijke, aan het Bourgondische hof gerelateerde teksten, die eigenlijk wezensvreemd aan de Collatiebroeders zouden moeten zijn.33 Ik vestig hier de aandacht op de bijzondere positie van Leeu binnen de vroege boekdrukkunst. Hij is heel vernieuwend in het tekstaanbod. Hij richt zich op een nieuw publiek met een soort teksten dat tot dan toe nog niet gezien is. Kan hij zijn inspiratie gehaald hebben bij de Collatiebroeders? Dezen hielden immers op gezette tijden ‘collaties’. Dat waren een soort preken, expliciet bedoeld voor de gewone burgers, waarin moraal en ethiek verpakt waren in boeiende vertellingen. Dat is precies wat Gheraert Leeu deed; juist met de teksten die hij illustreerde. Wetend dat de collaties van de broeders succesvol waren bij het grote publiek (en dat wa ren ze inderdaad), heeft Leeu inspiratie geput uit wat de broeders deden. Hij kon bij hen te rade gaan over wat bij de burgerij aansloeg en mogelijk ook hoe je de ethi sche pil kon vergulden. Hoe men deze nieuwe literatuur moest lezen en begrijpen heeft Leeu in enkele gevallen uitgelegd in de proloog van sommige vroege teksten (bijvoorbeeld de Historie van Reynaert die Hos; de Twispraec der creaturen') .31 Het is heel goed mogelijk dat de Collatiebroeders de tekst van de Dyaiogus creaturarum (Nederlands: Twispraec der creaturen) zelf gebruikten voor hun collaties. De tekst had al een handschriftelijke traditie die terugging tot de veertiende eeuw.32 Op deze manier heeft Leeu de teksten ingebed in wat men al kende van de Collatiebroeders. Het gedachtegoed en de manier van werken van de Collatiebroeders kan hem inspi ratie gegeven hebben voor zijn tekstkeuze en presentatie voor het nieuwe publiek.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2016 | | pagina 13