27
De houtsnede met de geknielde David is al eerder gebruikt in de G/ose ofte exposi
tie opterpsaim Miserere, die in 1491 in twee edities verscheen, eveneens bij Geraert
Leeu in Antwerpen. De ene editie is zonder randversiering, de andere met. Ten slot
te is de houtsnede van Maria op de maansikkel nogmaals gebruikt door de Collatie-
broeders in 1506, toen zij het Boexken vander Missen het licht deden zien.14 Waar
we nu rekening mee moeten houden is het feit dat het voorkomen en gebruik van
al de genoemde houtsneden dateren uit het eind van de vijftiende en het begin van
de zestiende eeuw: 1489-1506. Dat is nogal laat als we willen aantonen dat de Bir-
gitten vanaf hun vestiging in Gouda houtsneden maakten.
Als voorlopige conclusie kunnen we stellen, dat de houtsneden die in eerste instan
tie door Gherart Leeu in Antwerpen gebruikt zijn, na diens dood in Gouda terecht
gekomen zijn en daar hergebruikt door of voor de Birgitten en/of de Collatiebroeders.
Het losse prentje van de Heilige Birgitta wordt wel in verband gebracht met het feit
dat men bij hen tweemaal per jaar een aflaat kon krijgen. Op deze dagen werd er
ook een grootse processie georganiseerd.15 Hierdoor denkt men dat de Goudse Bir
gitten een drukpers(je) bezaten om prentjes te maken.16 Maar het is ook mogelijk
dat de houtsneden die in ‘hun’ boeken voorkomen, misschien wel met de hand ge
stempeld werden. Dat is een veel eenvoudiger werkwijze, technisch gezien.
Hierboven hebben we al vastgesteld dat de houtsneden die verband houden met de
Birgitten allemaal laat gedateerd worden en eigenlijk tweedehandsjes waren. De
vroegst geattesteerde is de houtsnede die Geraert Leeu in 1489 gebruikte in zijn
Getijdenboek.17 Deze is tegen 1495 hergebruikt door de Collatiebroeders in het mis
saal en pas daarna nogmaals in een Psalter-breviarium van de Birgitten. Ook voor
de andere houtsneden geldt dat de Birgitten eindstation (ca. 1500 of later) voor het
gebruik waren. De Birgitten zullen nooit een eigen (grote) drukpers voor het druk
ken van boeken gehad hebben, hoogstens een kleine pers. Ze konden zo losse
prentjes maken, om uit te delen als geschenk, of om te verkopen aan pelgrims of
andere belangstellenden. De kloosterlingen zullen zich toch op enigerlei wijze in hun
onderhoud voorzien moeten hebben. Van de lucht konden ze immers niet leven,
hoe sober hun bestaan ook was. En we weten dat ze geen weefgetouwen hadden,
zoals andere vrouwenkloosters.18 Maar veel zal het niet opgeleverd hebben, gezien
hun belabberde financiële situatie.
Zoals we zagen zijn de houtsneden die de Birgitten in hun Psalter-brevieren hebben
gebruikt, oorspronkelijk van Gheraert Leeu afkomstig. Die moeten zij op de een of
andere manier in bezit gekregen hebben; waarschijnlijk via de Collatiebroeders, die
na de dood van Leeu in 1492 de hand konden leggen op drukkersmateriaal van
Leeu. Overigens kregen de broeders dat materiaal in de meeste gevallen niet direct
uit Leeu's boedel, maar via andere drukkers.19
14 Rudy 2014, p. 88
15 Taal 1960, p.111
16 Van Dolder 1999; Taal 1960, p. 140; Van Heel 1953
17 Rudy 2014, p. 88, verwijzend naar Kok 2007, p. 235
18 Taal 1960, p. 139
19 Kok 2013, p. 427