56
Metaalvordering
Op 18 juni 1941 vaardigde Reichkommissar Seyss-Inquart Verordening 108 uit. De
ze Verordening vergde van de Nederlandse bevolking de inlevering van koper, mes
sing, lood, brons, tin en verschillende legeringen. De inleverende burger kon, indien
hij dit wenste, de metaalwaarde van de ingeleverde voorwerpen vergoed krijgen. Bij
ontduiking van de Verordening dreigde een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar,
een geldboete of een combinatie van beide. Het was een impopulaire maatregel, die
op grote schaal lijkt te zijn ontdoken. Terwijl de bezetter uitging van een eindop-
brengst van circa 8.000 ton, werd slechts rond de 3.000 ton bijeengebracht.18 In de
zomer van 1943 werd de luidklok van de parochiekerk aan de ‘s-Gravenweg voor de
bezetter uit de toren gehaald.19 Bij de dorpskerk was er ook angst voor de monu
mentale en op 20 april 1940 met een M gemerkte klok, maar, zo wist men na in
formatie, ‘alleen onder toezicht van monumentenzorg mag er aan de toren gebro
ken worden’™ Hij kon er zonder breken niet uit en bleef hangen. (Zoals verderop
zal blijken speelde de harmonie met haar instrumenten toen ook nog gewoon door.)
Kultuurraad en Kultuurkamer
Om kunstenaars in de pas te laten lopen met de nieuwe orde werden op 22 novem
ber 1941 op papier de Kultuurraad en Kultuurkamer opgericht. (Met naar het Duits
een K en geen C.) De president van de Nederlandsche Kultuurkamer maakte be
kend, dat alle zangverenigingen met ingang van 15 maart 1942 geacht werden te
zijn aangesloten bij de Nederlandschen Bond van Zangvereenigingen, ‘waardoor zij
automatisch zijn opgenomen in de groep volksmuziek van het Muziekgilde der Ne
derlandschen Kultuurkamer'^ Net zoiets gold voor de muziek. Op 30 mei 1942
volgde de officiële plechtigheid waarbij de Nederlandsche Kultuurkamer, waaronder
dat Muziekgilde, geopend werd verklaard. Slechts kerkkoren vielen er buiten.
In het verzuilde deel van het verenigingsleven waren de algemene verenigingen het
grootst en de protestantse en zeker de rooms-katholieke marginaal. Binnen dat gro
te algemene deel kwamen wel dubbelingen voor als 'geografische verzuiling’. Van
zang- tot postduivenverenigingen waren ze er apart voor de buurtschappen Dorp en
‘s-Gravenweg.
Het eerste en het laatste formele oorlogsslachtoffer betrof in Nieuwerkerk een Duit
ser.16 Lokale slachtoffers vielen niet in mei 1940, maar pas in 1945. In de honger
winter (september 1944 tot mei 1945) was er, evenals als in de omliggende dorpen,
geen oversterfte c.q een oversterfte van O.17
Voorafgaand aan beschrijvingen per vereniging, waarvan alle bestaande (indirect)
werden aangesloten bij de Kultuurkamer, past iets algemeens over dat ‘volkse fe
nomeen’, maar ook over de voor muziek relevante voorafgaande metaalvordering.
16 Adri den Boer, Toen Nu, in: Het Kanaal, 5-5-2005
17 http://nos.nl/artikel/2016379-slachtoffers-hongerwinter-in-kaart-gebracht.html
18 O.a. www.musealeverwervingen.nl
19 J. Rietveld, St Joseph 75 jaar, Nieuwerkerk aan den IJssel 1987, p. 39
20 SAMH, archief Herv.gem. NadIJ, inv.nr. 205 (notulen 19 juli 1943)
21 Bijv. Rott. Nieuwsblad, 26-3-1942