De dialoog besluit met een verhaal over de zuiverheid van een kuise vrouw:
9
In dialoog 90 luidt de rijmspreuk: "De vrouw moet gehoorzamen aan haar man en
hem dienen zo goed als ze kan." Dit wordt een vrouw in de mond gelegd voordat ze
gaat sterven. Volgens een commentaar van de wijze man is het tegennatuurlijk
wanneer de vrouw de baas is over de man. Daarna volgen nog enkele verhalen over
ongehoorzame, kwaadaardige en twistzieke vrouwen. Gelukkig eindigt deze dialoog
met een verhaal van Hieronymus over drie goede vrouwen.
De voorlaatste dialoog maakt het wel erg bont. Aristoteles zegt hier over de man
dat in diens hart wijsheid is. Over de vrouw zegt hij dat ze de man vernedert, dat ze
een onverzadigbaar beest, een bron van voortdurende zorg, een eeuwige strijd,
dienstmeid van de man en een groot hinderlijk ding voor de kuise man is. En vol
gens Hieronymus is een vrouw de deur naar de duivel, de weg naar het kwaad, de
giftige beet van een slang, een hinderlijk ding.
De schrijver vervolgt dan:
"Een eerbare vrouw en haar dochters omhelsden elkaar. Terwijl ze elkaar
vasthielden alsof ze wilden dansen, wierpen ze zich in de stromende rivier,
opdat hun reinheid niet geschonden kon worden door de burgers van de
stad."
"Op een keer kreeg haar man het verwijt dat hij een stinkende adem had.
Hij klaagde tegen zijn vrouw waarom zij hem niet opgedragen had daarte
gen medicijnen te gebruiken. Zij antwoordde: 'Ik zou het gedaan hebben
als ik niet gemeend had dat alle mannen uit hun mond stinken.'
Hij citeert de wijze man: "Door de vrouw is de zonde ontstaan en door haar sterven
alle mensen."12
Er zijn ook dialogen waar de vrouw er beter vanaf komt. Een heilige vrouw in Rome
was zó nederig en bescheiden dat zij zichzelf als onwaardig beschouwde naar het
heilige altaar te gaan om daar de opheffing van de hostie, het lichaam van Christus,
in de handen van de priester te aanschouwen. Toen gebeurde er een groot wonder:
iedereen zag dat er een duif van boven kwam, het heilig sacrament van het altaar
nam en de hostie bij de vrouw op haar tong legde (dialoog 19).
Kerkvader Ambrosius vertelt in dialoog 78 over reine vrouwen:
"Gedenk hoe Tamar, de dochter van de koning van Israel, door haar broer
is verkracht. Gedenk altijd dat Adam, de bewoner van het paradijs, de
vrouw uit zijn land heeft verdreven.11 Wie zou er sterker zijn dan Samson,
wie wijzer dan Salomo, wie heiliger dan David. Ze zijn allemaal door toe
doen van vrouwen van het rechte pad afgedwaald."
11 Volgens Genesis 3:23 was het God die de mens Adam uit het paradijs verdreef.
12 Zie Wijsheid van Jezus Sirach 25:24 in NBV: "Bij een vrouw is de zonde begonnen, door haar
moeten wij allen sterven."