16 Dialoog zestien: 'Over de kostbare steen topaas' De fabel gaat over topaas, een kostbare steen, die niet langer in een gouden kruis in de Sint Pieter in Rome wilde verblijven. Er is hier geen sprake van een dialoog. Topaas wilde de wereld intrekken. Het liep natuurlijk slecht met hem af: hij werd door mensen die zijn waarde niet beseften in stukken gedeeld. Vol berouw zei hij: "Het is terecht dat degene die zich van de heilige plaatsen afkeert geheel en al wordt vernietigd." De eerste dialoog begint in de Latijnse versie met een omschrijving van de zon, ge volgd door een omschrijving van de maan. De Latijnse druk is identiek aan het handschrift uit 1455. De vertaler vond het waarschijnlijk fraaier om met een verbindend citaat van Ber nardus te beginnen: "God heeft aan het firmament twee grote lichten geplaatst: de zon en de maan als twee ogen in het hoofd die dag en nacht schijnen." Het vrome karakter van de dialogen wordt hiermee vanaf de eerste regels beves tigd. Jezus werd door Bernardus 'Zon der gerechtigheid' genoemd, de kerk werd vergeleken met de maan. Het valt op dat Bernardus hier 'de heilige leraar Sint Ber nardus' wordt genoemd. In alle andere dialogen waarin hij wordt geciteerd, wordt hij 'Bernardus' genoemd. Ook in de latere Franse versie wordt de tekst van Bernardus geciteerd. Dit wijst er op dat de onbekende vertaler de beschikking had over zowel de Latijnse druk als de Middelnederlandse en zich vrijheden kon veroorloven, al dan niet in overleg met de drukker. Dialoog 96 is een zeer korte dialoog, die in de Latijnse versie nogal abrupt eindigt met een verhaal over een trompetspelende tovenaar die later monnik werd. De ver taler heeft er een afsluitend commentaar aan toegevoegd met twee citaten van Bernardus en van een onbekende. Volgens Bernardus moet je afstand doen van je eigen wil en goed doen uit gehoorzaamheid. De onbekende spreekt over volmaakt heid. De uitspraken passen bij de geloofsbeleving van de Broeders van het Gemene Leven. Deze citaten zijn niet in de Franse versie te vinden. Inhoudelijke aspecten van de Middelnederlandse vertaling van Twispraec kunnen dus worden toegevoegd aan het vermoeden dat de vertaler een broeder uit het Col latiehuis geweest moet zijn. Zijn achtergrond als Broeder des Gemenen Levens heeft hem aangezet tot een mystieke versterking van de dialoog over de pelikaan. Woorden als 'innig' en 'schouwen' verraden de geestelijke afkomst van de vertaler. Bovendien kon hij het niet nalaten de apostel Paulus - beschermheilige van het con vent - in de tekst op te voeren. De toevoeging van extra citaten van Bernardus aan twee andere dialogen lijken het vermoeden te bevestigen. Twee dialogen uitgelicht Deze dialogen vallen op door hun lengte: circa zes pagina's. Gemiddeld beslaat een dialoog slechts twee pagina's.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2018 | | pagina 18