4 Ze zijn vervangen door namen, zoals Job, Jesaja, Jeremia, Salomo, 'de wijze man', David, Paulus en Johannes. David (vaak met als toevoeging 'in Psalmen') wordt ge noemd in twaalf dialogen. In eenentwintig dialogen wordt naar (de heilige apostel) Paulus verwezen. De Latijnse druk vermeldt zijn naam niet, maar noemt de vind plaats in de Bijbel, voorafgegaan door een afkorting voor apostel. Ook David wordt niet genoemd. Slechts het betreffende boek en hoofdstuk in de Bijbel worden ver meld, meestal Psalmen. In de vertaling wordt in tweeënveertig dialogen naar 'de wijze man' verwezen, zon der nadere aanduiding. Het gaat om teksten die aan Salomo worden toegeschreven uit de bijbelboeken Prediker (Ecclesiastes) en Spreuken, maar ook om teksten uit de apocriefe boeken Wijsheid en Wijsheid van Jezus Sirach (JJber Ecciesiasticus), ge schreven lang nadat Salomo geleefd heeft. In de Latijnse druk ontbreekt de aandui ding 'de wijze man'. In plaats hiervan wordt dezelfde afkorting voor zowel Ecclesias tes als Ecclesiasticus gebruikt en het hoofdstuknummer. Een enkele maal worden Spreuken of Wijsheid als vindplaats genoemd. De vertaler zal naar een omschrijving hebben gezocht die recht doet aan alle vindplaatsen in de Latijnse uitgave. In de vertaling wordt ook twintig maal direct naar Salomo verwezen en enkele malen naar de boeken Wijsheid van Jezus Sirach, Wijsheid en Prediker. Behalve de bijbelteksten zijn er uitspraken van de kerkvaders Augustinus (voor woord en zesentwintig dialogen), Gregorius (zeventien dialogen), Hieronymus (zes tien dialogen) en Ambrosius (voorwoord en vijf dialogen). Isidorus van Sevilla, aartsbisschop en schrijver van encyclopedieën, wordt in het voorwoord en tweeën twintig dialogen aangehaald. De Franse abt en mysticus Bernardus van Clairvaux (1090-1153) wordt geciteerd in zestien dialogen. Bernardus trad in 1112 toe tot het strenge klooster in Cïteaux van de cisterciënzer orde. Hij wist deze orde tot grote bloei te brengen. In 1115 stichtte hij het klooster van Clairvaux. Zeventien dialogen en het voorwoord ontlenen verhalen over heilige vaders, kluize naars, abten en monniken aan Het Leven van de Woestijnvaders Vitae patrunj en aan Gesprekken met de Woestijnvaders {Coiiationes patrum), twee populaire geschriften in de Middeleeuwen. In maar liefst vijfenzestig dialogen wordt één of meerdere malen naar God of God de Heer verwezen. Opvallend is dat Zijn Zoon Jezus slechts in vier dialogen en het voorwoord wordt vermeld. De duivel met zijn verleidingen verschijnt in veertien dialogen en in vele gedaanten. Ook worden veelvuldig auteurs en machthebbers uit de Griekse en Romeinse oud heid geciteerd. De Griekse filosofen Aristoteles en Plato worden respectievelijk der tien en driemaal aangehaald. Aristoteles was in de vijftiende eeuw waarschijnlijk bekender dan Plato, omdat er Latijnse vertalingen vanuit het Arabisch van zijn werk circuleerden. De Griekse koning Alexander de Grote komt in achttien dialogen ter sprake, meestal in de vorm van verhalen over hem, soms gaat het om uitspraken aan hem gericht of om uitspraken van Alexander zelf. De Romeinse schrijvers Seneca en Cicero komen voor in respectievelijk tweeënder tig en vijf dialogen. 'De wijze Cato' (in tien dialogen) kan verwijzen naar Cato de Oudere (234-149 voor Christus), magistraat, legerofficier en schrijver.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2018 | | pagina 6