12
Verwerving
Na het overlijden van Boëthius beëindigde Tanjé zijn graveerwerk voor hem en ge
beurde er 26 jaar niets meer met dit project. Tot in de vergadering van de kerk
meesters van 28 november 1763 de voorzitter, het vroedschapslid mr Daniel Willem
Lestevenon (1724-1798), meedeelde dat hij gehoord had dat de Amsterdamse
boekhandelaren Reinier en Josua Ottens in het bezit waren gekomen van een acht
tal gegraveerde platen van de Goudse kerkramen en een aantal afdrukken daarvan.
Zsuzsanna van Ruyven-Zeman betwijfelt in haar boek'The stained-glass windows in
the Sint Janskerk at Gouda', wat deze tekeningen betreft, aan het auteurschap van
Boëthius en vermoedt dat ze pas na 1738 zijn vervaardigd door een anonieme au
teur.14
Uit het hiervóór vermelde moge duidelijk zijn dat de tekeningen èn de gravures ech
ter nog tijdens Boëthius' leven zijn vervaardigd. Haar twijfel over het auteurschap
van de originele tekeningen baseert zij op het feit dat deze ongesigneerd en van
beduidend betere kwaliteit zijn dan zijn waterverftekeningen op perkament. De vol
gende vijf argumenten pleiten vóór toeschrijving aan Boëthius, afgezien van de
stijlvergelijking, want er zijn meerdere kunstenaars die soms heel goed tekenen,
maar kwalitatief minder goed schilderen, of andersom. Het eerste argument is dat
het materiaal waarop getekend werd perkament is, net als de waterverftekeningen
die hij van een aantal ramen gemaakt had. En een tweede, meer praktisch argu
ment is, dat de aanwezige waterverftekeningen/cartons voor het natekenen van de
ramen aan Boëthius zelf beschikbaar werden gesteld. Het is onwaarschijnlijk dat hij
ze dan weer aan een andere kunstenaar voor zijn project uitgeleend heeft zonder
kennisgeving aan en toestemming van de kerkmeesters. Dan was dit zeker in de
notulen vermeld. Daarnaast had hij als koster het praktische voordeel dat hij dage
lijks de ramen zelf kon bekijken en vergelijken met de perkamenttekeningen. In het
uiterste geval kon hij ook nog gebruikmaken van de originele cartons van de ramen.
Hij had tenslotte ruimte genoeg om de lange werktekeningen in de kerk uit te rol
len! Ten derde zijn alle gravures van zijn signatuur voorzien. Dat dit naderhand zou
zijn gebeurd, zoals Van Ruyven suggereert, is onwaarschijnlijk, omdat het eerste
gegraveerde raam nog tijdens zijn leven werd uitgegeven en voorzien was van zijn
signatuur. Hoewel niet onmogelijk, lijkt het mij onwaarschijnlijk dat men dit gedaan
zou hebben als hij ze niet zelf had getekend. Ten vierde is het te toevallig, dat er
ook precies dezelfde acht afbeeldingen zijn getekend. Ten slotte mag verwacht
worden dat Boëthius' bekwaamheid toegenomen zal zijn. Hij was vierentwintig jaar
oud toen hij de waterverftekeningen maakte, en de ontwerptekeningen voor de ko
pergravures werden tien jaar later, rond zijn 35e jaar, vervaardigd. Helaas is voor
alsnog geen ander werk van hem gevonden ter vergelijking. Wel wordt melding
gemaakt van een door hem getekend titelblad dat werd gegraveerd door E.L. Creite
voor een uitgave van Terentius; een uitgave die ik vooralsnog niet kon traceren.
14 Zs. van Ruyven-Zeman, The stained-g/ass windows in the Sint Janskerk at Gouda. 1556-
1604, Corpus Vitrearum Netherlands, deel 3. Amsterdam 2000. p. 19