14
Het bleken de afbeeldingen te zijn die indertijd van de gebrandschilderde ramen
vervaardigd waren op initiatief van koster Julius Caesar Boëthius en gegraveerd
door Pieter Tanjé. Volgens mededeling van de boekhandelaren hadden ze deze ge
kocht nadat de beide personen overleden waren. De koperplaten en aanwezige af
drukken waren te koop voor ƒ450.15
Van de ramen nummer 2, 3 en 4 waren volgens de notulen geen afdrukken aanwe
zig. Later bleken er bij alle vervaardigde gravures ook nog de gedrukte vellen die in
de eerder vermelde advertentie genoemd werden, met een uitleg van de voorstel
ling in het Nederlands en Frans, aanwezig te zijn, behalve bij die van raam 3 en 4.16
De bijbehorende teksten zijn anoniem en tot op heden is niet duidelijk wie de
schrijver ervan was. Het kerkbestuur ging met de aankoop akkoord, waarbij men de
hoop uitsprak, dat te zijner tijd er wellicht weer een deskundig iemand zou komen
die het project kon afronden. Uiteindelijk werd voor het geheel ƒ476.2.- betaald.17
Bij controle bleek dat in de gravure van het door het Hoogheemraadschap geschon
ken raam (raam 4) de cartouches en twee wapenschilden niet waren ingevuld en de
plaat nog niet gesigneerd was. Omdat er van enkele platen, het tweede en derde
raam, geen afdrukken aanwezig waren en er van enkele maar een paar waren,
werd in december 1763 afgesproken er van elk vijftig afdrukken bij te laten maken.
Vervolgens besloot men ze voor twee gulden per stuk, inclusief een uitlegvel, te
verkopen aan liefhebbers en de opbrengst te bestemmen voor de op dat moment
aan de gang zijnde reparatie van de ramen.
In het eerste jaar werden er al 33 afdrukken verkocht. In de kerkelijke jaarrekening
werd de verkoop verantwoord onder een aparte post. Tot 1821 werd dit jaarlijks
genoteerd, in de meeste jaren ingevuld met nihil, de belangstelling was klaarblijke
lijk verdwenen. Maar al met al waren er, voor zover kon worden nagegaan in de
kerkrekeningen, in de loop der jaren in ieder geval 116 stuks verkocht en zullen er
ook wel een onbekend aantal aan relaties geschonken zijn; zoals ook gebeurde in
de periode van de restauratie der ramen van 1900 tot 1936, toen sponsoren met
één of meer afdrukken werden beloond. Maar pas in 1900 maken de kerkvoogden
in hun notulen weer melding van de kopergravures. De firma Mouton Co in Den
Haag was blijkbaar over het bestaan van de voorraad kopergravures ingeseind en
bood toen aan speciale portefeuilles te maken waarin complete sets verkocht kon
den worden. In het kerkarchief is een dergelijke in rood linnen gebonden portefeuil
le met tekstopdruk in goud nog bewaard gebleven. Dit kan echter het present
exemplaar van de firma geweest zijn. Of dit plan is doorgegaan en hoeveel er dan
vervaardigd c.q. verkocht zijn, is niet meer na te gaan.
15 SAMH, KM, inv.nr 209. fol. 21 en 22
16 Ibidem, fol. 22. Aangekocht werden in december 1763: Van raam 1: 145 afdrukken en 187
uitleggingen; van raam 2: geen afdrukken en 274 uitleggingen; van raam 3: niets; van raam
4: niets; van raam 5: 10 afdrukken en 122 uitleggingen; van raam 13: 200 afdrukken en 181
uitleggingen; van raam 24: 51 afdrukken en 150 uitleggingen; van raam 25: 176 afdrukken
en 74 uitleggingen
17 SAMH, KM, inv.nr 428. fol. 57 en inv.nr 842 (kwitanties 'orgel en glasen')