Hier wordt ongetwijfeld het Spreekkamertje bedoeld, direct naast de voordeur.
23
Tot eindelijk waar 't personeel bij elkaar zat het kreeg, zaten altijd bij olie lam
pen ('t was dikke olie) en in de ha! brandde 1 kaarsen kroon, dus wij Hepen al
len door 't huis met kandelaars. Met St. Nic. deed en gaf zij vee! aan arme men
sen, was uitgestaid op lakens met briefjes eraan en wij brachten dit dan rond.
Ook mocht 't personeel er 1 middag naar toe, dronken daar dan 1 kopje thee,
gezellig a/d Lek. Iedere Zondagmiddag kwam de Dominéé op bezoek, moest
dan dicht bij de deur in een kamertje zitten, zodat 't bezoek gauw binnen kon.
Er waren 2 grote tuinknechts, 2 tuinarbeiders en 2 tuinjongens, naast 't huis
was een prachtig koetshuis, met vitrines, waarin de tuigen enz. in hingen, alles
schoon en glimmend. Zij durfde zelf op 't laatst niet meer te rijden, vanwege,
de auto's kwamen. Ze had vee! boerderijen, kwamen 1 Mei en 1 Nov. de huur
betalen, de Notaris en rentmeester was er bij en ook wij 't personeel kregen 2
keer in 't jaar ons loon.
Mevr, zelf had als 't koud was, 1 ouderwetse houten stoof met 1 kooltje vuur er
in, ik vond 't altijd gevaarlijk met die lange japon, maar is nooit iets mee ge
beurd. Er waren buiten nog lantaarns, die 1 man op kwam steken, met 1 lad
dertje erbij klimmen. Tot er dan Electriciteit kwam en alle mensen dit kregen,
maar Mevr, wilde het niet, was daar bang voor.
Ook in 1 dorpje vlak bij Schoonhoven (Willige Langerak) had zij 1 boerderij
waar zij 1 middag in de zomer graag heen wilde, maar moesten de wieken van
de Molens (waar er destijds veel stonden) stil worden gezet, was bang de paar
den daarvan zouden schrikken.
Toch werden haar huis, twee dienstwoningen, en panden die Paulina verhuurde van
elektrische bedrading voorzien.17 Ook staat in haar laatste kasboek met persoonlijke
uitgaven maandelijks een bedrag genoteerd voor elektrisch licht.18 Volgens de eer
ste woorden in het volgende fragment uit de brief van Geertruida ging dat sowieso
om een personeelsruimte. Met 'het' bedoelt Geertruida 'elektriciteit':
Geertruida kreeg - naast 'kost en inwoning', fooien, en wasgeld - als loon ƒ75 tot
ƒ150 per halfjaar.13 Aan een deel van het personeel werd het loon maandelijks uit
betaald. De genoemde notaris was Joannes Petrus Mahlstede uit Bergambacht.14 De
'rentmeester' was Paulina's persoonlijk secretaris Albert Muurling. Beiden werden in
Paulina's testament benoemd tot executeur-testamentair en tot eerste bestuurders
van de door haar in het leven geroepen Stichting Bisdom van Vliet.15
Hiermee is het veelvertelde verhaal over de stilgezette molenwieken zowel beves
tigd als genuanceerd. Paulina zal niet, zoals dat verhaal wil, waar en wanneer zij
maar ging, molenwieken hebben laten stilzetten door een bode die voor haar koets
uit rende en dan op een fluitje blies.16 Het ging maar om een één speciaal, vooraf
gepland tripje, op een vaste route.