'Als fundament van haar verzoek allegueerde voerde aan] Anna, dat zij voorheen reeds buiten de stad de vroedkunde had geëxerceert en vervol gens bij den stadsvroedmeester C Bleu land de vroedkunde verder had ge leerd. Het College deelde echter mede, dat eigener autoriteit de verzochte differentiatie afwijking van de regels] niet vermocht toe te passen en renvoyeerde suppliante ter ka me re van heeren burgemeesteren ',7 15 Zie Bik (1955), 367-368, en Schouten (1980), 129-132 16 Resolutieboek College der Vroedkunde, fol. 102 17 Ibidem 18 Van evt. praktijkervaring van Anna in Bodegraven is niets opgetekend. Trijntje Meneve is in deze jaren vroedvrouw voor 'dorp en ambacht' van Bodegraven en ontvangt hiervoor een vergoeding. Anna van Hensbeek wordt nergens in de rekeningen genoemd. Dit sluit uiteraard niet uit dat Anna haar bij sommige bevallingen op enigerlei wijze heeft geassisteerd. De enige aanwijzing voor een mogelijke band tussen Anna en Trijntje zou kunnen zijn dat Anna haar dochtertje Trijntje zal noemen. Zie RHC, OAB, Dorpsbestuur Bodegraven 1530-1813, inv.nr. 61, 62, 68 en 69 Rekening van den Ambagte van Bodegraven met bijlagen, 1771-1788. 19 Anna heeft nooit officieel als leerlinge van Rachel van der Hiel te boek gestaan middels een aantekening in het Resolutieboek van het College der Vroedkunde. Was zij daadwerkelijk een leerlinge van de in 1784 overleden Van der Hiel geweest, dan was dit zeker in het Resolutie boek aangetekend, omdat haar leermeesteres van het leergeld een deel vooraf en een deel achteraf ontving en dit nauwkeurig werd bijgehouden. Voor de theoretisch in aanmerking komende jaren van leerlingschap, waar Anna's naam dus geheel ontbreekt, zie Resolutieboek College der Vroedkunde, fol. 41v-74 en 87v-90. 20 Ibidem, fol. 102 8 Ik zal hier niet nader ingaan op Anna's privé- en familieleven, omdat we ons voor het verhaal achter haar uithangbord kunnen beperken tot haar leven en werk als vroedvrouw in Gouda. De beschrijving van haar carrière als vroedvrouw zoals die wordt gegeven door dr. Bik (en dr. Schouten),15 klopt in het begin goed met de ge gevens die ik in het Resolutieboek van het College der Vroedkunde tegenkom. Haar klacht bij het college over de stadsvroedvrouwen die haar weigeren als leerlinge aan te nemen, gedateerd 3 januari 1791, en het niet komen opdagen als ze een maand later deze klacht moet komen toelichten.16 Haar ruim tweejarige studie on der begeleiding van dr. Cornelis Bleuland, de stadsvroedmeester, en haar op 21 ok tober 1793 gedane verzoek aan het College der Vroedkunde om examen te mogen doen. In haar vervolgens aan de burgemeesters verstuurde verzoek voert Anna aan dat ze zich reeds lang op de vroedkunde toelegt en in haar jaren in Bodegraven diverse bevallingen heeft bijgewoond en ook verscheidene verlossingen heeft geleid.18 Ook voert ze een leerperiode onder stadsvroedvrouw Rachel van der Hiel aan, die ze bij het College der Vroedkunde niet heeft genoemd en die feitelijk ook zeer onwaar schijnlijk is,19 en haar opleiding door stadsvroedmeester dr. Cornelis Bleuland. Uiter aard nemen de burgemeesters zo'n besluit niet zonder advies aan het College der Vroedkunde te vragen. Hun verzoek wordt op 2 december door dit college besproken, en hierbij wordt besloten dr. Verboom en dr. Bleuland namens het college met een positief advies naar de burgemeesterskamer te sturen.20

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2020 | | pagina 10