Lieve Jan, Voor dank mijn beste vent, /zend ik u nevenstaande
prent, Een molen niet zoo schoon en goed/Als de kleine architect het
doet/Wees vrolijk, sterk en leer maar goed En zodra u de vijfjarige
groet/Dan komt u naar Delft studeren En leerend wat architect en
ingenieur kan begeeren Maar voor alles Napoleon zo klein Nu flink
eten, drinken en vrolijk zijn. /Dag beste goede Jan dat je spoedig beter
mag zijn. Uw liefhebbende oom Willem.
Oom Willem en vader Jan Cornells waren afkomstig uit een Polsbroe-
ker bakkersfamilie. Ze konden het goed met elkaar vinden en werkten
nauw met elkaar samen. De koren- en runmolen in Haastrecht, vanaf
1877 in bezit van de familie, werd door technicus Willem omgebouwd
tot stoommolen. Na het plaatsen van een ketelgebouw en een schoor
steen, beheerde zijn broer Jan Cornelis vanaf 1889 de stoommolen.
Net na het in hergebruik nemen van de stoommolen verdronk zijn
vrouw Margje Maria Verkaik (geb.1863) in 1891 in de IJssel. Zij was
daarvoor net bevallen van Jan.
Jan Cornelis hertrouwde een paar jaar later met zijn nicht Aagje
Zijderlaan uit Stolwijk. Uit dat huwelijk werd in 1893 André, halfbroer
van Jan en vader van Aagje geboren. Aagjes grootmoeder van vaders
zijde waarnaar zij ook is vernoemd werd geen leed bespaard. In 1887
overleed op 18-jarige leeftijd haar enige broer Sijbrand. In 1891 - het
zelfde jaar dat haar latere echtgenoot Jan zijn vrouw door de verdrin
kingsdood verloor, verdronk haar vader - ook een molenaar - in Stol
wijk.
Behalve van hun ouders kregen Jan en André vanuit Delft van
hun oom Willem en tante Annie stadsgezichten, fantasie- en politieke
kaarten opgestuurd. De neefjes werden door de ongetrouwde broer en
zus vertroeteld met cadeaus en op diverse kaarten werden ze van wij
ze raad voorzien. Zo schreef oom Willem op de achterkant van een
kaart van de Wateringsche Vest uit Delft verstuurd 12 februari 1900
aan de “kleine architect” Jan het volgende liefdevolle en stichtelijke ge
dichtje:
6