Zitting van den Nood-gemeenteraad. Donderdag 22 November kwam de nood-gemeenteraad in vergadering bijeen, na een onderbreking van bijna 5 jaar, want, de notulen wijzen het uit, de laatste zitting was 1 Augustus 1941. De aanblik dezer vergadering was zoo heel anders dan vroeger. Niet alleen dat we verschillende nieuwe raadsleden om de tafel geschaard zagen, maar ook de Voorzitter en de Secretaris zijn niet meer dezelfde als in 1941. Groote veranderingen dus. Precies 8 uur opent de voorzitter, burgemeester Albarda, de zitting met het ambtsgebed, waarna hij de volgende rede uitspreekt: MEVROUW en HEEREN, Ik heet U allen hartelijk welkom en feliciteer U met Uwe toelating tot lid van den tijdelijken Raad dezer Gemeente. Met een blik op den weg, welke thans voor ons openligt, is het goed ons eerst eens te oriënteeren. Wat ligt er achter ons, waar be vinden wij ons, waar voert onze weg heen? Achter ons liggen de gruwelijke oorlogsjaren, waarin wij hebben begrepen, wat wij hebben te verstaan onder die goede nette Duitschers dié daar, ondanks het Hitier régime, zoo veelvuldig aanwezig zouden zijn geweest! De gemeente Waddinxveen en hare bewoners moge God innig dankbaar zijn, dat het aantal der slachtoffers en de omvang der schade hier zoo bescheiden zijn. Met eerbied herdenken wij hen, die niet meer zijn; medelijden hebben wij met hen, die niettemin hun tol aan het oorlogsmonster moesten betalen; lof hebben wij voor hen, die zich; zelf weg cijferend, den vijand getrotseerd hebben. Uit deze Vergadering kwam slechts één lid Wet houder van Tol te overlijden. Zijn nagedachtenis zal in dankbare herinnering blijven voortleven. Gij zijt, al zij het nog wat geforceerd, wederom om democratische wijze gekozen om Uw plaats als hoofd der gemeente in te nemen. Het is zéér te betreuren, dat een belangrijk en gezien volksdeel onzer ge meente gemeend heeft verstek te moeten laten gaan. Uw bevoegdheid is beperkt, doch wees ervan overtuigd, dat Uw Voorzitter wars van elk autoritair optreden is, hoezeer dat ook het werk vergemakkelijkt. Zooveel mogelijk zult gij steeds bij het bestuur der gemeente worden ingeschakeld. Ook Uw zittingsduur is wel zeer beperkt, Gij zijt als het ware op zicht bij den kiezer, die in het voorjaar 1946 zijn definitieve keuze zal kunnen doen. Ook mijn positie is een uitzonderlijke. Benoemd door den Militair- Commissaris en den Heer Waarnemend-Commissaris der Koningin in dit Gewest, welke autoriteiten ik bij deze gelegenheid nog gaarne mijn oprechten dank betuig voor mijne benoeming en voor het in mij gestelde vertrouwen, ben ik tenslotte ook slechts een waarnemend functio naris. Doch mede ingevolge mijn opdracht kan ik U de verzekering geven, dat ik mij met geheel mijn persoon geef aan de taak, die mij is gesteld, ongeacht of de vruchten daarvan mij of een ander ten deel zullen vallen. Eenig doel is slechts: een agglomeraat van 8300 menschen zoo gauw mogelijk uit den bezettingsdepressie op te heffen en gereed te maken voor de schitterende economische mogelijkheden, welke deze gemeente in de naaste toekomst zal bieden. Tenminste als alles niet anders loopt dan wij thans, veelal onbewust, als vanzelfsprekend ver wachten. Maar laten we toch niet vergeten, dat zich t.a.v. Indië de belangrijkste wijzigingen staan te voltrekken en overigens op onze wereldbol nog geen enkel vredesverdrag is geteekend. Daarom wij moeten steeds bidden, dat God de wereld, en dus ook ons Vaderland onder de gezegende leiding van ons geliefd Vorstenhuis, een tijd van wederzijdsch begrip dus van vrede en voorspoed, deelachtig zal doen worden. Uwe Vergadering kwam het laatst bijéén op 1 Augustus 1941 voor de installatie van den heer Mumsen. Sedert dien is er veel gebeurd en ook veel veranderd, ik zal daarover niet uitwijden. Nog volop geldt wat het raadslid van der Hee toen opmerkte: „Elke morgen nieuwe zorgen". Wij zijn daar echter niet bang voor. Ik bedoel daarmede in het bijzonder het thans afgetreden College van Burgemeester en Wethouders. Deze laatsten toch, die geheel uit vrijen wil, uit roeping, enkel'op mijn verzoek, medio Juli hun taak aanvaardden, wil ik van deze plaats den hartelijken dank der gemeente en speciaal van mij zelf betuigen. Ondanks hun drukke privéwerk hebben zij met ijver, toewijding, opgewektheid en in de grootste harmonie de eerste steenen gelegd voor de opheffing van onze gemeente uit de bezettings ellenden. Tot mijn leedwezen wilde Wethouder Berghuis niet langer een functie in het openbare leven bekleeden, Wethouder Oudijk ge lukkig nog wel en ik hoop van harte, dat Uwe Vergadering hem als Wethouder zal willen handhaven. Ik kan niet eenvoudiger zeggen dan: „Hij is er geknipt voor!" De eerste weken van 18 Juni, tot 9 Juli had ik het bijzonder moeilijk, doch geleidelijk aan ging zich alles langs ordelijke wegen ontwikkelen. Regelmaat, orde en wet vervingen opportunisme en alles wat daarmee annex is. Ik word daarbij krachtig bijgestaan door den nieuwen Ge meentesecretaris, voor wien het hedenavond ook een bijzonder oogen- blik is, nu hij voor het eerst op den zetel van den heer Kreupeling heeft plaats genomen. Ik herdenk hierbij ook den heer Kreupeling, die Uwe Vergadering zoovele jaren op een voorbeeldige wijze heeft gediénd. Moge hij nog lang van zijn pensioen genieten. Van de belangrijkste besluiten welke door het College genomen werden' noem ik U de volgende: De opruiming der schuilkelders: kosten niet minder dan pl.m. ƒ7000,—, waarin de helft loon; diverse benoemingen, promoties en salariscorrecties; het wederom op gang brengen van de gasfabriek, als mede de electrische- en gas-straatverlichting; het wederom bruikbaar maken van de openbare scholen; het aanbrengen van diverse beplan tingen, in overleg met de Sierteeltcentrale; een regeling voor het gebruik van het gymnastieklokaal van school B in de avonduren door de vele weer „opgedoken" vereenigingen; nieuwe indeeling van de Algemene Begraafplaats, alsmede de voorbereiding voor de hoogst noodzakelijke uitbreiding daarvan; het herstel der verwaarloosde openbare gebouwen enz. ten gevolge van de oorlogsomstandigheden alles zooveel als moge lijk, evenals het weer bewoonbaar maken van gebombardeerde woningen; de afschaffin van de 55-urige werkweek voor de gemeentearbeiders en de instelling van een maximaal 8H-urige werkdag en een gunstiger regeling der overuren; besprekingen met Heeren Inspecteurs van het Lager Ónderwijs, van de Volkshuisvesting, van de Volksgezondheid, en met het Instituut' Stad en Landschap van Zuid-Holland. Met name aan het uitbreidingsplan zijn .vele vergaderingen gewijd, want de aanwezige, deels goedgekeurde onwerpen, voldoen ons inziens nog niet aan de te stellen eischen, voor een gemeente als Waddinxveen, met zooveel industrieel perspectief; de wederinstelüng van een agentschap van den distributiedienst binnen de gemeente; het vaststellen van de bedrijfsbe- grootingen en de gemeentebegrootlng 1946 binnen den daarvoor wettelijk vastgestelden termijn en wel tot een bedrag van 347.080,54 voor den Gewonen Dienst, waarin een post van 12.825,13 voor Onvoorziene Uitgaven en ƒ423.539,93 voor den Kapitaal Dienst. Wanneer de be grooting en toelichting is gedrukt zal U een exemplaar worden toe gezonden. De financieele positie dezer welvarende gemeente, is nog steeds gunstig te noemen, al zijn dan ook in het afgeloopen dienstjaar de baten van Gas en Electriciteit tijdelijk tot nadeeüge sloten resp. van f 40.000.— en van f 10.000.— geworden. De gemeenteschuld is te verwaarloozen. Maar wanneer aanstonds de kosten» van den oorlog en die der Bevrijding bekend worden, vervult het mij met de grootste zorg, hoe de wetgever de gemeenten z.g. door de molen zal laten gaan en tot bezuiniging zal nopen. Eenmaal was ik Burgemeester van een z.g. gesaneerde gemeente, ik kan U verklaren het was vreeselijk, doodend voor elk initiatief en ontstellend voor hen, die jaren lang der gemeente met de uiterste zuinigheid een dienst hoopten te bewijzen. Ten aanzien van de autonomie der gemeenten ben ik dan ook voor de naaste toekomst weinig hoopvol gestemd. En laat ons eerlijk zijn, het kan wellicht voorshands ook nog niet anders, maar moge het dan wel zóó zijn, dat wij met respect tot onze eventueele controleurs op kunnen zien. En vooral, dat de bewoners der plattelandsche gemeenten niet om financieele redenen zich te kort zien gedaan in vergelijking met de stedelingen. Nu volgen enkele andere onderwerpen van gemeentezorg. Het onderwijs heeft in den oorlog veel geleden. De Oprichting van avondcursussen voor vervolg- of aanvullend onderwijs voor jongelui, die anders hun geheele leven met een tekort aan elementaire kennis rond moeten loopên, ware ernstig te overwegen. In onderwijzersvacatures is slechts met de grootste moeite te voorzien. Het schoolverzuim is onrust barend, uit een enquête welke daarover thans wordt gehouden, hopen wij de oorzaken en de beteugeling te kunnen opsporen. Het is te hopen, dat er spoedig voldoende bouwmateriaal is om de zoo begeerde tweede N. H. school te kunnen bouwen. De Waddinxveensche schoolkwestie kan dan als afgedaan worden beschouwd. Alle sociale aangelegenheden zijn thans op de Secretarie in één hand gelegd. Het ligt in hqt voornemen in een vergadering, welke ik mij voorstel half December te beleggen, Uw College een ontwerp verordening aan te bieden, waarbij een Dienst van Sociale Zaken wordt ingesteld per 1 Januari a.s. Het is te betreuren, dat men ter plaatse zoo weinig bemerkt van de werknemersorganisaties; er is toch voor hunne leden nog zooveel te doen. In denk b.v. aan de voorziening van werkschoenen, boven- en onderkleeding, rijwielbanden e.d. Het is vreeselijk te hooren, dat de landarbeiders, die van den zomer den oogst zoo schitterend binnen haalden, in het najaar met het slechtste schoeisel en kleeding de suiker bieten moesten rooien en dat b.v. een vrouw des morgens op bloote voeten de koe moet gaan melken. En wanneer ik dan verneem, hoe elders bureauambtenaren zich van allerlei zien toegewezen, dan stemt dat hoopvol ten aanzien van den aanwezigen goederen-voorraad. Wij zullen er dus ons best voor moeten gaan doen. Voor het nieuwe College van Burgemeester en Wethouders is hier een mooie taak weggelegd. Het' huisvestingsprobleem is mijn dagelijksche zorg. Weliswaar leer ik hierdoor op ongekend snelle wijze het leven op ons dorp kennen, maar ik kan U verzekeren, dat het mij dikwijls zeer moeilijk valt als een dictator, die (hier nog maar zoo kort in Uw midden is, menschen uit hun huis te moeten zetten, oude menschen te moeten verplaatsen, inwoning te moeten gelasten enz. Maar het is niet anders, ik mag ook geen kinderrijke gezinnen, waaronder met t.b.c., op kleine zoldertjes iaten huizen en niet eenerzijds dei éénlingen in voor hun te groote huizen laten wonen, terwijl wellicht één deur verder 10 menschen in een klein vochtig huisje zijn opgepropt. Er is behoefte aan een gemeentelijke ver ordening: aangifte woonruimten, welke in vele andere gemeenten al is vastgesteld. Ook deze verordening hoop ik U in Uw" komende vergade ring' ter vaststelling aan te bieden. Ik heb gepoogd alhier een aantal noodwoningen te doen bouwen, doch wegens bouwmateriaalgebrek moest er helaas vanaf worden gezien. Wij moeten dus voorshands nog roeien met de gebrekkige riemen die wij hebben, maar ik zou dan ook wel een beroep op allen willen doen hierbij eenig begrip voor de zorgen van anderen te willen toonen. Wie zijn woonruimte bedreigd ziet, zit plotseling vol kwalen; elke tegenstelling wordt toegespitst in plaats van eens wat te geven en te nemen. En men mag mij niet verwijten, dat ik goed praten heb, want ik weet er alles van wat een gebrekkige huisvesting wil zeggen, ik moest n.l. in de vijf oorlogsjaren vijf maal tegen mijn zin verhuizen, wegens afbraak, bombardement, en ontruiming van mijn onderdak en nog slaap ik niet in een eigen bed. Zoodat ik op grond van ervaring kan herhalen, dat met eenige aanpassing en ver draagzaamheid in deze nog heel wat is te bereiken. Niettemin zal het woningvraagstuk en vooral niet te vergeten het rioleeringsprobleem voor het gemeentebestuur zorg nr. 1 moéten zijn. Maar wat moet het toch betreurd worden, dat vorige bestuurderen der Gemeente het woningvraagstuk onder deskundige leiding en voor lichting vooral in de goedkoope jaren niet grondiger en afdoender hebben aangepakt. Want de zorgen, die er op dit terrein alhier zijn, zijn zeker slechts voor een klein deel aan den oorlog te wijten. Laten wij deze les ter harte nemen en nu aanpakken, al zal het thans duur worden. Ten slotte een opmerking over de Politie. Hoewel voor onze ge meente 8 politiemannen zijn vastgesteld, zijn er thans maar 2 ter plaatse in functie, terwijl drie leden der hulppolitie assisteeren. Het is over duidelijk, dat, al mogen er ook redelijke klachten over de Politie zijn, op dat terrein nog geen verbeteringen zijn aan te brengen. De regelmatige surveillance ter bestrijding van de baldadigheid der jeugd laat b.v. alles te wenschen. Maar er is de laatste week verbetering gekomen en Iaat ons hopen dat de ingevoerde reorganisatie der Politie ook weldra alhier zijn nut zal doen zien, want het is er dat er bewoners zijn, die privé een nachtwaker moesten aanstellen ter bescherming hunner eigendommen. Het is mij onmogelijk ten aanzien van den weg, die voor ons ligt een beschouwing te geven, door de nog zoo zeer ongewisse factoren, welke dezen zullen bepalen. Ik geef daartoe de voorkeur aan een ander

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1945 | | pagina 2