Uit het Parlement
Emigratie naar Canada.
De eerste maal dat de Kamer
weer bijeen kwam in een open
bare vergadering was het direct
raak. Drie weken lang hadden de
heren van honderd geen kans ge
had om in 's lands vergaderzaal
te debatteren. Nu deze belem
mering was weggenomen bleek,
dat zij niets van hun oude stre
ken hadden verloren. Politiek is
toch eigenlijk maar een wonder
lijk vak. Het begon niet ongezel
lig. Op de communistische ban
ken lagen drie grote bossen bloe
men te wachten op het nieuwe
Kamerlid mevrouw Lips-Odinot.
Dat was gezellig. Maar mevr.
Lips stond niet alleen. Ook de
P.v.d.A.-fractie bracht een vrou
welijke afgevaardigde in de poli
tieke arena. Het was mevr. Ploeg-
Ploeg, die prof. Schermerhorn
kwam vervangen. Wij hebben
dus twee vrouwen meer in de
Tweede Kamer, waardoor het to
taal aantal tot zeven is gestegen.
Zo'n beëdiging is altijd een plech
tige zaak. Iedere aanwezige ver
heft zich van zijn zetel als Voor
zitter Kortenhorst de eed laat
zweren of de belofte Iaat afleg
gen. Hijzelf draagt op die plech
tige momenten een witte strik. Is
er niets bijzonders aan de hand,
dan siert een zwarte strik zijn
smoking. Zo kan de ingewijde
altijd zien of er iets plechtigs op
komst is. Beide nieuwe Kamerle
den werden hartelijk ontvangen,
zowel door de mannelijke als vrou-
Iijke volksvertegenwoordigers. De
goede stemming sloeg echter spoe
dig om toen Staatssecretaris Göt-
zen achter de regeringstafel ver
scheen. Hij had een wetsontwerp
te verdedigen, dat een bijslag toe
kende aan een bepaalde groep
Indische gepensioneerden. Dat
was natuurlijk niet onredelijk.
Het gold hier de mensen, die ge
durende de jaren 1934-1949 met
pensioen waren gegaan. Ook voor
hen zijn de kosten van levenson
derhoud zeer gestegen. Daarover
zijn interpellaties gehouden in de
Kamer en meer dan eens heeft
men schriftelijke vragen gesteld
om de regering toch maar te be
wegen om iets voor deze mensen
te doen.
Tot het wetsontwerp kwam.
Daarin bleek maar al te duide
lijk, dat er slechts een bepaalde
groep zou worden geholpen en
dan nog op zeer schriele wijze.
De bedragen waren niet groot.
Van een leniging van de sociale
nood kon dan ook geen sprake
zijn. Daarover was de Kamer
zeer ontstemd. Van alle fracties,
variërend van de A. R. tot de
Communisten, werd de Staats
secretaris verweten, dat hij zijn
woord niet had gehouden. En ge
zamenlijk diende men daarom een
aantal amendementen in om de
wet te verbeteren. Het zag er
dus lelijk uit voor de Staatssecre
taris. Het was duidelijk, dat hij
het pleit zou verliezen.
Toen alle redevoeringen waren
uitgesproken, kreeg de heer Göt-
zen het woord, met alleen de
mededeling, dat het misschien be
ter was om nog eens binnenska
mers te overleggen. Het was dus
duidelijk, dat hij zijn nederlaag
erkende. Er zat voor de Kamer
leden niets anders op dan in dit
voorstel te berusten.
De Kamer deed geen pogingen
om later in de week een mildere
houding aan te nemen. Er lag nog
een moeilijke aangelegenheid, die
alle fracties bezig hield. Dat was
nml. de financiële verhouding tus
sen Rijk en Gemeenten. Nu de
specifieke gemeentebelastingen
niet meer worden geheven, moe
ten de gemeenten toch geld heb
ben om te kunnen leven. Zij
krijgen daarom een bepaald per
centage uit de Rijksbelastingen.
Men begrijpt al wat een van de
vraagstukken was: hoe groot
moet dit percentage zijn? En hoe
veel moet iedere gemeente ver
houdingsgewijs ontvangen Een
andere kwestie, hiermede nauw
verbonden, was de afgeschafte
ondernemingsbelasting. Deze be
staat niet meer, maar dat is voor
de gemeenten een strop, omdat
zij een deel van de opbrengst
van deze belasting kregen. Hoe
moeten zij daarvoor gecompen
seerd worden? Dat was een an
dere vraag, welke in het middel
punt der belangstelling stond.
De gemeentebesturen zijn in
de Kamer best vertegenwoordigd.
Het is dus te begrijpen, dat de
hele politiek van de regering ten
opzichte van de gemeenten ter
sprake kwam.
Zijn de gemeenten nog wel
zelfstandig? Men was het er al
gemeen over eens, dat zij steeds
meer aan zelfstandigheid inboe
ten en dat zij in feite van Den
Haag uit geregeerd worden. Een
groot debat was daarvan het ge
volg. Zoiets kan men echter best
aan de Ministers Lieftinck en Van
Maarsseveen overlaten. Wellicht
zijn wij in staat om volgende
week te vertellen, welke resulta
ten dit vinnige gevecht heeft op
geleverd.
De Regeringscommissaris voor De
Emigratie, Mr. Ir. B. W. Haveman,
die onlangs een reis maakte naar
Canada, heeft op een persconferen
tie in Den Haag verteld van de in
drukken, die hij tijdens deze opdeed.
Hij heeft o.m. een studie gemaakt
van de economische toestand in
Canada, omdat deze uiteraard van
grote invloed is op de door de Ca
nadese Regering gevolgde immigra
tie-politiek.
Er zijn drie factoren aan te wijzen,
,die de grote trek van de Canadese
jeugd naar de steden kunnen ver
klaren. In de eerste plaats was er
omstreeks 1929 de grote crisis in de
Canadese landbouw, die vele jon
geren van het platteland heeft ge
dwongen een bestaan te zoeken in
de industriële centra. Vervolgens
heeft de oorlog vele jonge mensen
in contact gebracht met de moderne
techniek en ook dat heeft een' trek
naar de grote steden doen ontstaan.
En bovendien oefenen de industrie
centra grote aantrekkingskracht uit
op vele jonge mensen, omdat de
industrie hogere lonen biedt dan in
de agrarische vakken kunnen wor
den verdiend.
Al deze factoren hebben een tekort
aan arbeidskrachten op het platte
land doen ontstaan, dat men pro
beert op te vullen door immigratie.
Een ander belangrijk feit in de eco
nomische toestand van Canada is,
dat men heeft ontdekt, dat Canada
een van de rijkste landen ter wereld
is wat grondstoffen in de bodem
betreft.
Op verschillende plaatsen in Canada
worden millioenen dollars geïnves
teerd in enorme projecten voor de
ontginning van de rijkdom der bo
dem. Maar behalve aan kapitaal,
dat vanuit Amerika toevloeit, is er
ook behoefte aan arbeidskrachten.
Canada, dat een enorm groot land
is, telt slechts een bevolking van 14
millioen. Ruwe schattingen wijzen
uit, dat men in de eerstvolgende 50
jaren een toename van de bevolking
tot 25 tot 30 millioen noodzakelijk
acht, om van alle mogelijkheden, die
het land biedt, zo goed mogelijk
profijt te trekken.
Geen wonder dan ook, dat de Ca
nadese regering de immigratie van
groot belang acht. En dat de immi
gratie in dit land zo succesvol ver
loopt is volgens de heer Haveman
te verklaren uit twee feiten. In de
eerste plaats, dat men er in Canada
in slaagt de stroom van immigranten
zo te leiden, dat daardoor de bres
sen, die door de ontvolking van be
paalde gebieden ontstaan, zo goed
mogelijk worden aangevuld. En ten
tweede is van grote betekenis, dat
men in Canada bij de immigratie
methoden volgt, waardoor iedere
immigrant in zo kort mogelijke tijd
zo productief mogelijk wordt ge
maakt.
Behalve de Immigratiedienst, die
zich belast met het zoeken van
werkgevers en van huisvesting voor
de immigranten, kent men in Cana
da ook een z.g. „Settlement Ser
vice", die de immigrant behulpzaam
is, wanneer hij na twee of meer
jaren voldoende gespaard heeft om
zich zelfstandig te vestigen. Deze
dienst heeft verschillende bureaux
gesticht en aan het hoofd van deze
bureaux staan deskundigen, die
gratis ter beschikking van de immi
granten staan voor het geven van
voorlichting en technische hulp bij
het kopen van een bedrijf. Het werk
van deze dienst is van het grootste
belang voor de immigrant. De func
tionarissen van deze dienst doen
hun werk voortreffelijk.
De heer Haveman noemde daarvan
verschillende voorbeelden. Hij heeft
tijdens zijn reis vele Nederlanders
ontmoet. En zijn algemene indruk
van hun werken en leven in Canada
is, dat vrijwel een ieder, die bereid
is in de eerste tijd de mouwen op te
stropen en hard aan het werk te
gaan, ook al is het ander werk dan
men had verwacht te kunnen vin
den, enige jaren zuinig te leven en
veel te sparen, op de duur een goede
toekomst kan opbouwen. Een van
de belangrijkste factoren voor het
welslagen van de emigratie naar
Canada is, dat men door hard wer
ken en door zich aan te passen aan
de eisen welke men in Canada stelt,
een zekere goodwill kweekt. Dan
is de mogelijkheid groot, dat men
uit de eigen omgeving vroeg óf laat
een gunstig aanbod ontvangt voor
het vestigen van een eigen bedrijf.
Naar schatting zullen het volgend
jaar minstens 18.000 Nederlanders
een plaats kunnen vinden in Canada.
Voor de periode van Februari tot
Juni 1952 is een vervoerprogramma
opgesteld voor 15.000 Nederlandse
emigranten.
Canada biedt thans goede mogelijk
heden voor tienduizenden Neder
landers. Maar zij moeten bereid zijn
van de grond af aan hun toekomst
op te bouwen en te beginnen in een
werkkring, die geschikt is, ook al
zou het een andere zijn dan zij ge
hoopt hadden. De ervaring tot nu
toe leert n.l. dat er vrijwel altijd een
mogelijkheid kan worden gevonden
om op de duur de eigen wensen te
bevredigen! Wie de handen uit de
mouwen steekt en zich inpast in de
bestaande verhoudingen, wordt vrij
wel zeker op de duur geholpen om
stap voor stap de plaats te bereiken,
waar men het beste past.
Mijnheer Jansen krijgt enkele we
ken later een dagvaarding en wordt
uitgenodigd de kantonrechter ter
plaatse een bezoek te brengen, om
dat hij de veiligheid van het ver
keer in gevaar heeft gebracht.
Mijnheer Jansen moet een vrije
morgen nemen zonde van de
snipperdag en ziet voor de balie
ook de chauffeur van de vracht
auto, van de autobus en de verbali
sant, de politieman. Deze drie ge
tuigen vertellen, wat Jansen heeft
misdaan en Jansen kan slechts knik
ken: Ja, zo gebeurde het inderdaad.
De Ambtenaar van het Openbaar
Ministerie de aanklager dus
vindt, dat nu maar eens een voor
beeld gesteld moet worden al
die roekeloze wielrijders vormen
een groot gevaar, voornamelijk in
de spitsuren en vraagt zestig gul
den boete. Jansen krijgt de schrik
om het hart en zegt, dat hij het erg
veel vindt. De kantonrechter is een
mensenkenner en ziet onmiddellijk,
dat mijnheer Jansen eigenlijk slacht
offer is van de omstandigheden.
Hier is niet iemand, die dagelijks de
veiligheid van het verkeer in gevaar
brengt. Maar recht is recht en wet
is wet en Jansen moet dus gestraft
worden. Hij doet er twee tientjes af
en voor veertig gulden zit Jansen
vast aan het gevalletje. En de me
dedeling, dat hij in hoger beroep
kan gaan, als hij er niet mee tevre
den is.
Nu stappen we van Jansen af, want
hij betaalde de boete uit het va-
cantiespaarpotje, had een paar on
aangename dagen met zijn vrouw
en heeft in de afgelopen zomer wat
soberder moeten zijn in zijn vacan-
tieverblijf of is een paar dagen eer
der naar huis gegaan.
Maar wat is nu eigenlijk hoger be
roep? Daarover het een en ander
in een volgend artikel.
Wat gaat en wat blijft
In tiet eerste halfjaar van 1951
emigreerden 22.454 Nederlanders. Ge
rangschikt naar hun godsdienst wa
ren er:
Gereformeerd, Oud-Gereformeerd
of Christ.-Gereformeerd 52%
Nederl. Hervormd 21
Rooms-Katholiek 7 o/„
Israëliet 2 o/0
Andere godsdienst belijdend 8 0/0
Geen godsdienst belijdend 10o/0
Gerangschikt naar hun politieke
overtuiging waren er lid van de
Anti Revolutionaire Partij 49o/0
Christ.-Historische Unie 18 o/0
Staatk. Geref. Partij 1
Katholieke Volkspartij 8o/0
Partjj van de Arbeid 6%
V. V. D. 3 o/0
Communistische Partij 0
Andere partijen 4 o/0
Geen politieke partij 11
Wat zegt de nieuwe wet
Laten staan van
motorrijtuigen
Het is de bestuurder van een
motorrijtuig verboden dit zonder
voldoende toezicht op de weg te
laten staan, anders dan met in rust
gebrachte motor.
Gevonden en Verloren voorwerpen
Gevonden1 bruine kinderporte-
monnaie met inhoud, 1 blauw baby
mutsje, 1 gouden ring, 1 zilveren
schakelarmband, aan komen lopen
een zwart hondje.
Verloren: 1 blauw geruite vulpen.
Millioenendans
In 1952 zal de Regering uitgeven
f 5.200.000.000.—. Verdeeld als
volgt
Defensie p. gezin f 600
Rente Staatsschuld - 225
Onderwijs - 180
Sociale voorziening - 225
Oorlogsschade - 150
Volkshuisvesting n - 60
Politie en justitie - 80
Waterstaat 40
Subsidies levensm. - 45
Landb., Handel, Nijverh- 70
Overige posten 405
In 1952 zullen de belastingen
moeten opbrengen f 4.458.000.000.
Dat betekent per gezin f 1785.—.
Deze cijfers geven inderdaad wel
beknopt, maar ook duidelijk weer
hoe momenteel de situatie is.
Voor de oorlog bedroeg de staats
schuld f 4.000.000.000. en dat be
tekende per gezin f 2000.—. Tlftins
is het zo dat dit bedrag alleen nodig
is voor de uitgaven van één jaar.
Voorts is de staatsschuld thans
f 25.000.000.000. en dit betekent
per gezin f 10.000.—.
Erg bemoedigend ziet dit er niet uit.
(Ned. Gedachten)