een Holias Smid
Euaieliepreling
RIJWIELEN
RIJWIELEN
RIJWIELEN
GALILEA
Een Onderduiker
in Napoleonstijd.
lóami iuistecm
oames- en HerenKleermalterij
G. LEEFLANG
Sotovt Doeleman
Turkenburg's
Groentenzaden
Kinderwagen
lioekh. VELDWIJK
nette Werkster
Bmidshuis
1-pers. ijzer Divanbed
Hulp in de Huishouding
Bouwgrond
Nette Werkster
ISlllIiH
146.°°
IHKIKiKilHI
Nu weer Vrijdag en Zaterdag
„Kom dan zal ik je de weg wijzen
in het bos."
„Ja, maar hoe kom ik beneden?
Moeder heeft de deur op slot ge
daan."
„Dat hindert niet, dan gaan we
door het raam."
„Val ik dan niet?" vroeg het meis
je angstig.
„Nee, want ik zal je net zo klein
maken, als ik ben. Stap dus vlug uit
je bed."
Freddie deed het en de kabouter
koning raakte haar aan met zijn
toverstokje enineens werd ze
kleiner, zo klein als de kabouter.
„Zo," zei hij lachend, „geef me nu
een hand, dan gaan we naar be
neden."
Freddie klom met de kabouterko
ning over de raampost en liet zich,
evenals het mannetje langs de klim
op naar beneden zakken. Toen ze
op de grond gekomen waren, ren
den ze hard weg, in de richting van
het bos.
„We zijn al begonnen," legde de
kabouterkoning uit, „maar een der
kabouters heeft gehoord, dat jij ook
zo graag eieren wilt kleuren en
daarom dacht ik: ik zal dat kleine
meisje even halen, dan mag ze mee
helpen."
„Dat vind ik erg aardig," zei Fred
die, die de kabouter haast niet bij
kon houden.
Na een hele lange tijd lopen, kwa
men ze bij een grote open plek in
het bos en daar zag Freddie een
heleboel kabouters, die; zingende en
dansende bezig waren om eieren te
verven.
„Hier is nog een plaatsje voor je
open," zei de kabouterkoning, „en
daar staat nog een pot met verf.
Zo, nu mag je ze net zo mooi kleu
ren als de kabouters."
Freddie ging op een paddestoel zit-
ten, die de koning aangewezen had,
en nam de verfkwast in haar hand.
Maar er waren geen eieren.
Dat zagen de andere kabouters ook.
„De eieren zijn op," zeiden ze.
Toen klapte de koning in zijn han
den en zieplotseling kwamen
er uit het bos allemaal paashazen
aanlopen, die droegen grote manden,
waarin allemaal witte eieren lagen.
Die eieren legden ze bij de kabou
ters neer en de gekleurde eieren
deden ze weer in de mand, waar
mee ze weer even snel verdwenen.
Freddie keek hen verbaasd na.
„De gekleurde eieren zijn voor de
elvenkoningin," legde de kabouter
koning uit. „Dit doen we ieder jaar.
Zo, ga nu maar verven en doe je
best want als ze niet mooi gekleurd
zijn wordt de elvenkoningin boos."
Freddie doopte de kwast in de pot
en begon ook te schilderen. Dat
vond ze heel prettig. En als ze een
ei klaar had, legde ze die op de
nieuwe, steeds groter wordende
stapel en begon ze weer aan een
ander. Het was een prachtig ge
zicht, al die eieren met verschillen
de kleuren.
Op een gegeven ogenblik werd de
stapel zo hoog, dat Freddie haar
ei er niet meer bij kon leggen.
Toch probeerde ze het, met het ge
volg, dat het ei, dat ze zo juist ge
kleurd had, naar beneden rolde en
brak. Dat gaf een verschrikkelijk
groot lawaai, zodat alle kabouters
schrokken en ineens werd het dood
stil.
Toen stak opeens de wind op en de
kabouters krompen in elkaar. „Dat
is de elvenkoningin," zeiden ze;
„die heeft gehoord, dat er een ei
gebroken is."
„Is dat dan zo erg?" vroeg Freddie,
„er zijn er toch nog genoeg?"
„Er mag geen enkel ei breken,"
zeiden ze. „Ssstdaar is de ko
ningin al
Freddie keek op en zag een fel
licht in het bos. En toen zag ze ook
de elvenkoningin, een grote, mooie
dame, die een heel lang kleed droeg
en dat kleed werd verlicht door
heel veel lichtke verfjes, die er aan
kleefden. Maar de koningin keek
heel boos en vroeg: „Wie is er zo
dom geweest om een ei te breken?"
Niemand antwoordde en Freddie,
die het gedaan had, begon nu ook
een beetje bang te worden.
Toen ontdekte de koningin het
kleine meisje tussen al die kabou
ters.
„Wat zie ik daar?" vroeg ze, ter
wijl ze nog bozer keek; „een klein
meisje? Wat doet zij hier op het
eierenfeest?"
„Dit meisje wilde meehelpen eieren
kleuren, koningin," zei de kabouter
koning, „en toen heb ik haar ge
haald."
„En zij heeft natuurlijk een ei ge
broken," zei de koningin, terwijl ze
naar de arme Freddie keek.
„Ja, maar zij kon het niet helpen,
de stapel werd te hoog."
„Dan moet ze Voor straf van haar
paddestoel springen," besloot de
koningin.
Nou, dat valt nog al mee, dacht
Freddie, want die paddestoel was
niet hoger dan een stoel thuis. Maar
opeens begon die paddestoel te
groeien, te groeien en binnen enkele
ogenblikken stak ze meters hoog
boven de andere kabouters uit en
nog steeds groeide die nare padde
stoel. De kabouters beneden haar
werden steeds kleiner en de konin
gin ook en op het laatst zag ze
niets meer dan die verschrikkelijke
diepte beneden zich. Ze gilde het
uit van angst, en toen
„Wordt toch eens wakker Fred
die," klonk een stem, terwijl ze
voelde, dat ze door elkaar geschud
werd. Ze sloeg haar ogen op en
keek in l*t lachende gezicht van
moeder. „Wat is er?" vroeg ze.
„Droomde je?"
„Ikik moest van de paddestoel
springen, bij de kabouters en de
elvenkoningin was zo boos, omdat
ik een ei gebroken had en ik kon
er toch niets aan doen en
Verbaasd keek Freddie in het rond.
Hé, wat gek, de paddestoel was
weg en de kabouters ook en de
elvenkoningin en nu lag ze opeens
weer in bed en was net zo groot als
eerst
„Malle meid," lachte moeder, „dat
heb je natuurlijk allemaal gedroomd.
Nu, kom maar gauw uit je bedje.
Eigenlijk moest ik erg boos op je
zijn, omdat je vanmiddag zo stout
bent geweest, maar omdat je lief
bent gaan slapen, mag je nog even
beneden komen. Vader is thuis ge
komen en heeft paaseieren meege
bracht. En ook verf, om te kleuren.
Kom er maar gauw uit, dan mag je
nog een half uurtje naar beneden
om de eieren te verven."
Een poosje later zat het kleine
meisje in de keuken aan tafel en
keek heel ernstig naar het ei, dat ze
nu heel mooi rood kleurde. En toen
ze klaar was zei vader: „Dat heb
je keurig gedaan, hoor. Heel keurig.
Ik zou het zo mooi niet kunnen. Nu
zal moeder ze netjes wegleggen en
dan gaan we ze morgen opeten."
En toen Freddie die avond weer in
bed lag, keek ze nog lange tijd naar
het raam, in de hoop, dat die aar
dige kabouterkoning weer terug zou
komen, maar alles bleef stil en er
kwam niemand.
Met een zucht draaide Freddie zich
om en dacht, even voor ze ging
slapen: „Misschien komt de kabou
terkoning volgend jaar weer
Wij kwamen aan Zijn graf: Hij was er niet.
Gods Engel zei, dat Hij was opgestaan,
Naar Galilea ons was voorgegaan,
Hij was ons voorgegaan, Hij was er niet.
Toen is Hij ons verschenen en Zijn stem
Heeft ons dit wonder teken doen verstaan:
Naar Galilea is Hij voorgegaan,
Hij is ons voorgegaan, wij volgen Hem.
Hij is verschenen, maar Hij ging weer heen,
Hij is'verschenen en weer heengegaan
Ten hemel, en wij bleven eenzaam staan.
Wij bleven eenzaam, want Hij ging weer heen.
Maar wie me't Hem naar Galilea ging,
Heeft Hij dit wonder teken doen verstaan:
Hij is ons naar de hemel voorgegaan
Als een vertroostende herinnering.
MUUS JACOBSE.
10 door K. JONKHEID.
Vader schudt zijn hoofd. Dat kan
hij niet aanvaarden. Hij heeft Jan
altijd gezien als toekomstig opvol
ger, getrouwd met een dochter uit
een achtbaar boerengezin. Dat hoort
zo. Dat is nóóit anders geweest. De
mensen smijten alles omver. Dat
zal hun later berouwen.
Een uur later is Jan nog niet thuis.
De duisternis hangt over de wijde
polder, geen geluid breekt de stilte,
dan alleen het blaffen van een verre
hond.
Het gezin Eedelcoert, vader en
moeder, Anna, Antoon en de „klei
ne" Gerrit, die ook al in het boeren
vak is, zetten zich in de kamer
onder het schaarse licht van een
paar kaarsen. Allen zijn overtuigd,
dat Jan vannacht bij Daatje blijft.
Ze verzekeren zulks met grote stel
ligheid. En dan praten ze er niet
meer over. Want in hun hart is on
rust, die ze niet willen laten blijken.
Ook willen ze voor Kobus, de
nieuwe knecht, niet weten, dat ze
met Jan niet goed hebben afgespro
ken aangaande zijn thuiskomst.
Als het bedtijd is, gaan ze slapen.
Althans, ze trachten. Maar het wordt
een onrustige nacht. En 's morgens
zijn ze weer vroeg op de been. Want
als Jan vanmorgen thuis komt,
komt hij vroeg. Hij zal hen niet
nodeloos in ongerustheid laten.
Kobus, die de onrust ziet, vraagt of
hij Jan tegemoet zal rijden. Maar,
wat baat dat?
Het is beter dat vader Eedelcoert
met paard en rijtuig naar Daatje
rijdt. Is Jan inmiddels thuisgekomen,
dan hindert dat niet en mocht er
zwarigheid zijn, dan wéét men het
tenminste.
De twee mannen gaan naar buiten.
De boer haalt het paard Van stal en
Kobus trekt de tentwagen uit de
wagenschuur. Zwijgend wordt het
gerij ingespannen.
Eedelcoert pakt de leidsels. „Vort,
bruin."
Het paard loopt in gestadige draf.
Aanvankelijk zit Eedelcoert rustig,
hoewel met saamgeknepen lippen.
Telkens kijkt hij uit over de wijde
polder, zoekend gaan zijn ogen over
de vlakte en langs de horizon. Hoe
dichter hij bij Daatjes huis komt,
hoe onrustiger hij wordt. Hij zal het
nu spoedig weten. Wat zal het zijn?
Dood of leven?
Als Eedelcoert bij zijn dochter het
erf oprijdt, komt deze hem uit haar
huisdeur tegemoet. Verwondering en
onrust zijn in haar ogen. Waarom
komt vader zo vroeg hier?
„Is Jan hier?" vraagt hij, zonder
eerst te groeten.
„Jan?" zegt ze. Strak en sprakeloos
kijkt ze haar vader aan.
„Jan is toch hier geweest?"
„Ja. Gisteren."
„En toen?"
„Hij is naar huis gegaann."
„Gisteren al?"
„Ja, gisteren."
„Op de schaatsen?"
„Ja," zegt Daatje, bedenkelijk.
Eedelcoert kijkt dringend met wijd
open ogen. Maar nu gaat zijn blik
omlaag en hij schudt ontzet zijn op
de borst zinkend hoofd.
„Vader!" gilt Daatje met vertrokken
mond, „is hij niet thuis gekomen?"
„Nee, kind, nee." kreunt haar va
der. De sterke man voelt de zware
schok, Zijn hart bonst, zijn benen
beven.
Daatje roept haar man. De ver
slagenheid is geweldig. Ieder denkt
het ergste, maar niemand zegt het.
In ieders hart zit de overtuiging
vast, dat Jan niet meer levend thuis
zal komen.
Krijtwit, met saamgeknepen kleur
loze lippen, staat Eedelcoert bij zijn
schoonzoon en diens knecht, die de
schaatsen aanbinden, om de ver
miste te zoeken.
„Geef mij ook een paar schaatsen."
„Blijf hier, vader," zegt Daatje.
„Blijf hier, dat is beter."
„Ik kan hier niet blijven. Ik moet
mee."
Als de drie mannen vijftien of twin
tig minuten, scherp uitkijkend, ge
reden hebben, zien ze beweging op
het ijs. Het zijn drie mensen, Jan is
er niet bij.
Een van hen is Kobus. Vrouw
Eedelcoert heeft hem op de schaat
sen weg gestuurd, kort na het ver
trek van haar man.
rijdt hem tegemoet.
„Wat is er, Kobus?" vraagt Eedel
coert.
„Blijft hier, baas, zegt Kobus.
„Wacht hier even."
„Wat is er?" vraagt Eedelcoert op
nieuw.
„We hebben hem gevonden," ant
woordt Kobus.
„Waar?"
„Ginds."
„Dood?"
Kobus knikt.
Een van de twee andere mannen
komt naderbij.
Kobus rijdt hem twee, drie slagen
tegemoet en zegt zacht: „Dat is zijn
'ader."
De man stapt op Eedelcoert toe en
zegt: „Ik woon hier dicht bij. Ga
met mij mee. Wij zullen uw zoon
ook binnen brengen."
Eedelcoert gaat mee.
De twee mannen hadden de ver
ongelukte juist gevonden, toen Ko
bus op de plaats van het onheil'
kwam.
Het winderige weer heeft gaten in
het ijs getrokken. In een daarvan is
Jan gereden. Hij heeft niet goed uit
gekeken. Zijn hoofd was vol ge
dachten?
Het is nog zichtbaar, dat hij ge
tracht heeft, zich te redden. Zijn
ene arm ligt op het ijs, vastgevro
ren. Zijn hoofd en schouder zijn
half boven water en daar omheen
heeft zich een vliesje ijs gevormd.
Hij zal ook wel geroepen hebben,
maar niemand heeft het gehoord. En
worstelensmoe heeft hij de geest
gegeven.
IV. De laatste tocht.
Liggende op zijn vaders boeren
wagen heeft men Jan naar huis ge
bracht.
Vandaag zal men hem op dezelfde
wagen naar zijn graf brengen.
Nu ligt de dode in zijn kist, gekleed
in het doodskleed van zijn vader.
Jan was ongetrouwd, een eigen
doodskleed had hij niet.
Zoals alle boerenmensen hebben
vader en moeder Eedelcoert bij hun
huwelijk hun uitzet meegekregen en
daartoe behoort ook een doods
kleed.
Wordt vervolgd
I i
Wilt gij waarde voor
Uw geld?
Een Gazelle dan besteld
137 oo
in prijzen vanaf
Agent: J. KRA1JESTEIJN
naar de
Zondag 13 April,
874 uur,
in het Verenigingslokaal
achter de Geref. Kerk
Toegang vrij
Geref. Evangelisatie-Comm.
Laat tijdig Uw Costuum maken
voor de grote drukte komt
IJssellaan 84, Gouda
Vraagt bezoek of Stalen
Gilette
Nacet siU
zijn het meest gevraagd
Probeert U het ook eens
MANTELS
chemisch reinigen of verven
»DE PELIKAAN«
GOUDA TELEF. 3066
aan huis verkrijgbaar
Agentschap: BRUGWEG 130
Koopt veiligheid!
Koopt
in prijzen vanaf 146.00
Agent: J. KRASJESTEIJN
Predikbeurten op 11, 13 en 14 April 1952
Ned. Hervormde Kerk
Goede Vrijdag Nam. 7.30 uur Ds. J. v. d. Haar
ie Paasdag Voorm. 8.45 en 10.30 uur Ds. J. van der Haar
Nam. 6.30 uur Ds. J. J. Moll
2e Paasdag Voorm. 9.30 uur Ds. J. J. Moll
Gereformeerde Kerk
Goede Vrijdag Nam. 7.30 uur Ds- J. Snoei)
le Paasdag Voorm. 10 uur en Nam. 6.— uur Ds- J. Snoeij
2e Paasdag Voorm. 10 uur Paaswijdingsdienst
N. H. Evang. »Wet en Evangelie«
Goede Vrijdag Nam. 7.30 uur Ds. M. C. Visser, Rotterdam
le Paasdag in Geref. Jeugdgebouw, voorm. 9.30 uur Ds- A. Offeringa,
Scheveningen.
Christelijk Afgesch. Gemeente
v.m. 9.30 uur en n.m. 5 uur Leesdienst
Goede Vrijdag 11 April, nam. 7 uur, Leesdienst
2e Paasdag n. m. 3 uur Ds. A. Bijkerk van Sliedrecht.
Remonstrantsch Gereformeerde Gemeente
le Paasdag Voorm. 10 uur Ds. Duinker
Burgerlijke stand
Aangiften van 3 t.m. 9 April 1952.
Geboren: Geertruida Everentia Maria d. v. G. A. Moons en C.
J. Doeleman, Zuidkade 143.
Gehuwd: Th. Vos en D. B- Meijdam.
Overleden Voskuilen, Hendrika, e. v. C. Sanner, 67 j.
IW De Zondagsdienst wordt le en 2e Paasdag
waargenomen door Dr. E. M. L. Hemminga
TE KOOP een
Adres Kerkweg 105.
Etui's voor Rijbewijs
gevraagd
Werkplaats Boskoop
Na 7 uur melden
fa. Vérbakel Zonen
Oranjelaan 32
Terstond gevraagd een
voor drie dagen per week of
een meisje
voor halve dagen.
Adres bevr. bur. v. d. blad
H. v. SLINGERLANDT
Gouwe 130 - Gouda
verhuurt
Bruidstoiletten Sluiers
Bontcapes Bontmantels
Heren-gelegenheidskleding
Alles compleet
Te koop
(nieuw)
Onderweg 23
Gevraagd
wegens huwelijk der tegenwoor
dige, zelfstandig kunnen werken.
Zaterdagmiddag en Zondag vrij.
BRUGWEG 17
Te koop
voor Winkelpand, op le stand
Brieven, onder no. 357, aan
het bur. van dit blad
gevraagd
jOH. ZWIJGERS,
Dorpsstraat 76a
Koopt een Germaan,
daar heb je wat aan?
vanaf
Agent: j. KRAIJESTEIJN
*h ..V-Y i