DOOLHOFPUZZLE
Mfoedee de Vrouw
SINT NICOLAAS - AVOND
Je hebt tegenwoordig van die
nuchtere ouders, die beweren, dat
het Sint Nicolaas uit de tijd is, dat
het allemaal maar geldklopperjj is
en dat het weinig zin heeft, want
zodra de kinderen acht, negen jaar
worden, geloven ze er niet meer aan.
Het is dus een soort bedrog en uit
paedagogisch oogpunt moet je je
kinderen nooit voor de gek houden.
Dat schaadt je prestige, en zo voort.
Inderdaad zijn er gezinnen in ons
land, waar Sint Nicolaas is afge
schreven als zijnde ouderwets en
onzinnig. Ze hebben het geven van
-geschenken verschoven naar de
Kerstdagen, tuigen, een- boompje -op-
en hangen daaraan rie._-pak.ieft—-Maar
ze zijn gelukkig zeldzaam en ik ver
onderstel, dat ze ook schaars zullen
blijven. Het aloude feest zal wel al
tijd blijven bestaan, zelfs in deze ma
terialistische wereld met zijn nuch
tere werkelijkheden. De tijd van
sprookjes is immers voorbij!
Ik ben tot het schrijven van de
ze beschouwing gekomen, omdat een
onzer lezeressen jaae"een vraag stel
de: „Wat dunkt U van het Sint Ni-
colaasfeest? Zit er een paedagogi-
sche waarde in? Lijkt het U niet
beter het af te schaffen?"
Laat ik deze vragen eerst even
heel kort beantwoorden. Of het
Sint Nicolaasfeest me lijkt? Ja, in
derdaad ik vind het leuk. Of er een
paedagogische waarde in zit? Tot
op zekere hoogte: ja. Of het niet be
ter is het af te schaffen? Hierop ant
woord ik volmondig: O, neen. Zeer
zeker niet.
Laat ik een en ander even mogen
verduidelijken. Natuurlijk zit er een
zekere vorm van bedrog in, als U
het zo wilt noemen. Als we tegen
ons jonge kind zeggen: Dit heb je
van Sint Nicolaas, dan jokken we,
want we hebben het zelf gekocht.
Als we iemand huren of engageren
om voor ons kroost voor Sint en zijn
knecht eventueel er bij te spelen,
dan is dit ook bedrog. Maar een
mooi bedrog. Het kind wordt ver
trouwd gemaakt met de gedachte,
dat er eens in het jaar iemand komt,
die de gehoorzame kinderen be
loont en de ondeugende straft. Al
een
het, dat de aureool, die het geweven
heeft om het eerbiedwaardige hoofd
van de Sint .eigenlijk geen zin heeft
gehad. Want Sint Nicolaas bestaat
niet. Dat is zo mear een uitvinding
van de grote mensen. Maar hij zal
er om lachen en naar gelang hij ou
der wordt met de ouderen gaan
kenen, ons uitsloven, als het zo uit
komt?
Wordt het kind ouder, dan ontdekt
we, zonder op een extratje te re
meedoen om de kinderen een pret
tige avond te bezorgen.
Dit ook is een element van be
lang: die prettige avond. Het kind
heeft nog geen notie van de zorgen
en moeilijkheden, die er zijn in het
-teven van de grote mensen. Dat
moet ook niet. Laat het kind zijn
onbezorgde jeugd houden en verrijk
die jeugd. Zo in gezellige Sinter
klaasavond met verrassingen
wat is er op tegen? Het verfraait
kinderleven in zo menig opzicht.
Immers, weken van te voren ver
heugt het kind zich reeds op het
komende Sint Nicolaasfeest. En zou
den we dit hem willen ontnemen?
Ik wil eerlijk weten,dat ik zelf
ook altijd veel schik heb met de
voorbereidingen. Mijn man, en ik
maken er altijd een leuke avond
van. We doen alle pakjes, bij elkaar
in een grote mand en schrijven er
dan de naam van iemand op. Deze
mag het pakje open maken, dat wil
zeggen: het eerste vel papier er af
halen. Maar op het tweede vel staat
weer een andere naam en de drager
of draagster van deze naam is dan
aan de beurt, <om het pakje verder
uit te pakken. Net zo lang tot het
laatste vel er af is en dan is het in
handen van degene ,voor wie het
bestemd is.
U begrijpt het dus: Iemand ,die
een pakje losmaakt, weet nooit, of
het wel voor hem of haar is. Het
kan bijvoorbeeld voorkomen, dat
vader begint en dat het ten slotte
toch voor de laatste maal weer bij
vader terecht komt. Maar ook, dat
het voor de baby van het gezin is.
Onze kinderen vinden deze methode
altijd geweldig leuk en ze kijken
telkens vol verwachting, wie de vol
gende zal zijn, die het pakje verder
moet openmaken. Uiteindelijk krijg
toch ieder heti
Iet,
uithalen. Kan dat?"
De winkelier, een goedige baas,
lachte even, maar keek toen ernstig.
„Toch geen verkeerde dingen,
hoop ik?"
„Nee," verzekerde Kees, „alleen
maar een Sinterklaasgrap, anders
niet."
„Nou! dan kan het wel gebeuren.
Kijk eens hier, een compleet uni
form, laarzen, een pet en een kop
pel. Is dat goed zo?"
„Nou, en of," verzekerde Kees.
„Hebt U misschien ook nog een
snor?" Ja, een snor was er ook.
Toen de winkelier alles ingepakt
had, betaalde Kees de huur vooraf.
„Sinterklaasmiddag komen we het
pak wel halen," zei hij.
Best, zei de winkelier; en wanneer
komt het weer terug? De volgende
morgen; daar kunt U van opaan.
Denk en om, jongens ,dat het niet
beschadigd wordt, hoor?
De jongens verzekerden, dat de
winkelier ook hierop rekenen kon
en toen vertrokken ze weer. „Ik lach
me een aap, zeg," verklaarde Piet,
wat een mop zal dat worden
Nu moeten we nog een doos bon
bons hebben en een doosje sigaren,
zei Kees.
Waarom? vroegen de andereri.
Nou, voor Brommer en zijn vrouw.
Ze zullen wel de schrik van hun le
ven krijgen en ten slotte moeten we
dat toch een beetje vergoeden.
En daar waren de andere jongens
het mee eens.
Op 5 December werd na schooltijd
het politiepak opgehaald en in de
schuur van Kees ging men de eta
lagepop zorgvuldig aankleden. Dat
was lang niet gemakkelijk, want zo'n
pop was stijf en gaf niets mee. Met
de laarzen ging het moeilijker,
maar ten slotte was de etalagepop
gemetamorphoseerd in een bars-uit-
„Pa, komen Sint Nicolaas en
Zwarte Piet nu heus ook bij ons?"
zo zeurde Zoekertje Dwaallicht al
dagen lang toen December op de
scheurkalender blootgescheurd was
en de maan al even bloot door de
bomen „cheen.
Vadertje Dwaallicht verzekerde
zijn zoon, dat Sint èn Piet al weken
tevoren besteld en ten dele betaald
waren, zodat ze toch zéker verplicht
waren ten behoeve van hun brood
winning de rest van het overeenge
komen honorarium te komen halen.
Maar de vijfde December verscheen
op het kalenderblaadje zonder dat
er pepernoten door de schoorsteen
rolden, een vreemdeling aan 't ven
ster tikte of de slepende tred van
een schimmel naderkwam. Zelfs op
de zesde stond Zoekertje stil en vol
ïrgeefs verlangen uit te staren over
de tuin. En ook de zevende arri
veerde geen Sint.
Mistroostig dwaalde de jongeheer
Dwaallicht op de achtste door la
nen en gangen van vader's hof, waar
't heerlijk dolen was rond de om
muurde delen en met prikkeldraad
versperde poorten. Zou de Sint hem
nu werkelijk geheel hebben verge
ten? De weg naar hun huisje was
toch heus niet zo moeilijk te vinden.
Hij liep door de tuin naar de
hoofdingang aan de straatzijde. En
och arme, daar stond de Sint en
daar steunde Piet. Ze waren zicht
baar vermagerd en staarden hem
als een geest, die opdwarrelde uit
de fles van Aladdin. Want ze wa
ren al die dagen lang al aan het
zoeken naar de juiste doorgang
Over ladders waren zij geklommen,
door gaten gekropen en tegen blin
de muren gelopen. Ze stuitten op
poorten, die hermetisch gesloten wa
ren en pas na eindeloos zoeken wa
ren ze er die dag in geslaagd een
weg te vinden uit de warwinkel van
kronkelpaden en muren.
Zoekertje Dwaallicht bedacht zich
niet lang de kortste weg naar zijn
huisje, waar vader al klaarstond om
het cadeau voor zijn zoon in de zak
te smokkelen.
„Je papa is erg stout geweest, m'n
jongen" zei de Sint, alhoewel hij het
honorarium nog beuren moest, „Je
papa mag nooit meer in de tuin
spelen. Maar jij bent een lieve jon
gen. Jij krijgt van mij een mooi ca
deautje, pak het maar eens uit."
En zoekertje zette grote ogen op
toen uit het pakket een echte
speelgoed - doolhof tevoorschijn
kwam.
Edoch, alle dool-praat op een keu-
keritrapje: u ziet het, er is een weg
door die doolhof van de hoofd
ingang naar het huis.
Aan u, lezer, de taak om die weg
- de korste weg dus - zelf te vin
den!
Veel pleizier, en denk om het
trapje!
Doolhof uitknippen en de weg aan
tekenen en uiterlijk Woensdag 3|
December in couvert inzenden,
waarop vermeld: Doolhof-puzzle.
Voor de juiste oplossingen stellen
we een drietal prijzen beschikbaar
Kwartetspel.
Dominospel.
Prima ballpen.
Als ons vermoeden juist, .is, zul
len er meerdere goede oplossingen
binnenkomen. In dit geval zal om
de prijzen geloot worden.
De winnaars worden a.s. Vrijdag
in de courant vermeld.
ziende politieagent met een martiale
snor. „Je zou haast bang van 'm
worden," lachte Wim.
Dat is ook de bedoeling, antwoord-
naar het huis van mijnheer Brom
mer. Maar goed, dat hij niet in zo'n
drukke buurt woonde. Er was hier
maar weinig verkeer.
Bij de woning gekomen, haalden
ze de pop uit de zak en zetten hem
op het trottoir, vlak voor de stoep
neer ,het gezicht naar de straat ge
keerd, de handen op de rug. Net zo
als een echte agent vaak stond. Toen
stelden de jongens zich verdekt op.
„Wat doen we nu, jongens, als hij
niet komt kijken?" vroeg Piet.
Och, antwoordde Kees, er zal wel
eens iemand komen en als het te
lang duurt, bellen we zelf aan.
„Moeten die pakjes nü niet erbij?"
vroeg Wim.
Welnee, ook dat komt straks wel.
Hij moet eerst maar eens schrikken.
|r zo
facht
een
an
na
|r je
Iren.
In de grote huiskamer van het
echtpaar Brom stond alles gereed
voor een gezellige avond. Een paar
kennissen en familieleden zouden de
Sinterklaasavond bij hen doorbren
gen en mijnheer Brom verheugde
zich er op.
Tegen half negen ging de bel. Me
vrouw Brom ging naar de deur en
met de politiepop in een grote zak
Tegen acht uur liepen de jongens
deed open. Het waren de eerste
gasten.
„Dag'. Hoe gaat het?" zei de dame
die binnentrad, gevolgd door haar
man. „Hallo." zei deze; „zeg er staat
een politieagent voor jullie huis.
Waar is dat voor?"
Mevrouw Brom keek verwonderd.
„Een politieagent?" Ze liep terug
naar de voordeur en keek door het
raampje. Ja, inderdaad, daar stond
een agent, met zijn rug naar de
deur.
„Erg vriendelijk scheen hij niet,
want we zeiden: Goeie-avond, agent,
maar hij zei niets terug."
Mevrouw Brom haalde haar
schouders op en ging achter haar
gasten naar binnen. Misschien zocht
de agent de luwte een beetje. Het
was ook zo koud.
Enkele minuten later ging de bel
opnieuw .Het was een oude zaken
vriend van de heer des huizes, die
nu zelf had opengedaan,
de Kees. Anders is het niet aardig.
„Hoe gaat het?"
„Best. Met jou?"
„Uitstekend. Zeg, wat moet die
smeris voor je deur?"
„Smeris?"
Ja, een agent. En hij zegt geen
boe of ba. Ik zeg tegen hem: Koude
avond, agent! Maar hij geeft geen
eens antwoord.
Op zijn beurd liep mijnheer Bron
naar het raampje en ja, hij zag de
brede rug vari de politieman.
Stil laten staan, zei de heer des
huizes. Maar opeens schrok hij.
Wacht eens, hij had des morgens
met zijn fiets een klein meisje aan
gereden, dat onverwacht de straat
was overgestoken. Het kind was
nogal lelijk gevallen: een gat in de
kous en schaafwonden. Inplaats van
het kind naar huis te brengen, had
hij haar een kwartje in de hand ge
stopt en was verder gereden. En
die agent Het kind kon wel
een hersenschudding gekregen heb
ben. Of misschien nog erger. Als het
maar niet ziek was. Hij kreeg het
een tikje benauwd
Nog voor hij de kamer .inging
werd er opnieuw gebeld.
„Hallo ,die Dries. Zeg, je huis
wordt bewaakt. Heb je wat uitge
spookt?"
„Be bewaakt?" stotterde
mijnheer Brom. Welnee, die man
staat er zo maar.eh te staan, he?
Zoals agenten overal wel een:
staan.
Nou, zei de gast, die zich van zijn
jas ontdeed, „Ik vind het maar gek
Hij staat al maar naar het raam te
raam te kijken.""
Naar het raam? Brom liep op
nieuw naar het voordeurraampje en
zag, dat de agent inderdaad een hal
ve slag was omgedraaid en nu
doordringend naar het voorkamer
raam keek.
Brom trok eens aan zijn boord
en kreeg 'n onbehaaglijk gevoel. Dat
was geen zuivere koffie Zo
lang bleef de agent nooit erge»
staan, of
Hij ging naar de voorkamer en
controleerde de overgordijnen. Maa
die waren goed gesloten. Even keek
hij door een kier en zag nu, dat de
agent dreigend naar hem keek. Met
een ruk sloot hij het gordijn weer
en haalde diep adem. Die vent moest
hem hebben, dat stond vast.
Tegen negen uur kwam de laatste
gast. Mevrouw had ditmaal openge
daan. Dag, wat laat he? Zeg, wat
moet die agent voor je deur? Hi'
staat er al een poosje. Maar ze gin!
toch nog eens even kijken door het
raampje. Ja, inderdaad stond d<
agent nu met zijn gezicht naar de
deur gekeerd.
Binnen was er al een gespre
gaande over de politieman. Met
plaagde de heer des huizes en zei
„Ja, Dries, je hebt vast wat op j
geweten, waarom staat anders di
politie-agent hier?"
„Ik ik zou het niet weten,
stotterde hij, een poging aanwende»
om zich een houding te geven
Mevrouw Bron schonk in en keel
tersloops haar man eens aan. Zo
er inderdaad wat aan de hand zijn