Weekblad voor Waddlnxveen Emmabloemcollecte Zaterdag 18 April 1953 Z)e Sptiy&t van de week Kris-Kras Uit het Parlement MwcUt de Vrouw Weekage nda No. 408 Vrijdag 10 April 1953 8e Jaargang Adres Redactie en Administratie: Oranjelaan 30, Waddinxveen, Telef. 438 Verschijnt elke Vrijdag Abonnementsgeld per kwartaal f 1.00 bij vooruitbetaling Advertentieprijs 6 ct, familieadvertenties 7 ct per m-m. Bijdragen, Verslagen, etc. uiterlijk 's Woendagsavonds inzenden. Wij hebben het met het weer ge durende de Paasdagen niet bijster getroffen, maar regen en wind ten spijt heeft menigeen toch de moed kunnen opbrengen, een bezoek aan de bollenvelden te brengen. Wij za gen tenminste menig auto, die met een versierde neus van narcissen- slingers bewees, dat de inzittenden uit Hollands tuin kwamen. De ko mende dagen en weken zal er ech ter - vooral als eindelijk het voor jaar komt - in het bloeiende bollen land steeds meer te genieten zijn. Haarlem vertoont zich reeds als lichtstadhet. nabije Heemstede heeft z'n Flora 1953, in vreedzame concur rentie en samenwerking met Hille- gom, dat op het prachtige landgoed Keukenhof laat zich, hoe men de bollencultuur practisch kan toepas sen. De bollenstreek legt zich meer en meer toe op het bezoek van vreemdelingen. Geleidelijk aan komt men ook tot de erkenning, dat Ne derland met zijn bollenvelden de vreemdeling iets kan tonen, wat het buitenland mist. De propaganda ver buiten onze grenzen gevoerd levert door de bollen-export later weer ba ten op; de tulpen-rallye en andere bloemenfestijnen vestigen er vooral de laatste ja.ren de aandacht op, dat dit deel van Nederland in bollen- tijd iets heel bijzonders is. Het is een bekende Nederlandse eigen schap veelal eigen prestaties te klei neren. Voor alles, wat uit eigen land komt, bestaat weinig waardering. Met onze bollen zijn wij echter al zo ver, dat „zelfs" de Nederlander de velden waardeert - dat hij weet: bollen brengen deviezen en de bloe men trekken vreemdelingen. Eigen aardig is, dat slechts een enkele keer wordt gewezen op het weten schappelijke werk, dat voor verbe tering der bolgewassen wordt, ver richt. Reeds jaren geleden maakten Wij kennis met het véredelingswerk van de Amsterdammer dr. W.E. de Mol, wie voor zijn stuif- en bestra- lingsproeven aan het Waterlooplein te Amsterdam door de gemeente een klein houten gebouwtje is afgestaan. Hoewel deze wetenschappelijke en veel geduld en toewijding eisende proeven weinig bekend zijn, mag er hier wel eens de aandacht voor wor den gevraagd, dat mede het werk van dr De Mol, het celkundige-erfe- lijk oriderzoek bijvoorbeeld, de bol lencultuur zo vooruit heeft gebracht, dat het buitenland ons ten deze niets kan leren en dat wij „mét de bollen" een bijzonder positie in de wereld innemen. Zouden wij ook ten aanzien der vluchtschepen in een bijzondere po sitie verkeren? Men weet, dat onze regering heeft verklaard, dat zij nimmer dergelijke schepen, die in tijd van oorlog zouden moeten die nen öm haar in veiligheid te bren gen, heeft bezeten. Nu is echter een Belgisch weekblad met nadere gege vens gekomen. Dp schepen, genaamd: Willem I en Willem II zouden aan een bekend Nederlands wereldcon cern toebehoren. Daarop zou de re gering 250 plaatsen hebben gereser veerd. Deze vluchtschepen zouden steeds vaarklaar in de haven van Numansdorp liggen, doch nu tijde lijk in Rotterdam zijn am te wor den nagezien. De taak is belangrijk genoeg, om er nog eens - en dan wat scherper omlijnd - vragen over te stellen. Een andere belangrijke zaak, die o.i. nu ook maar eens op de spits moet worden gedreven, is die van de Bevrijdingsdag. De werknemers zien tegenwoordig veel „van boven af" geregeld. Zij plakken zegeltjes - zij ontvangen bonnetjes - er wordt voor hen betaald - zij worden bij ziekte, ongeval of werkeloosheid op doen en laten zwaar gecontroleerd, kortom: onze moderne, beschaafde maatschappij heeft met verordenin gen en voorschriften te maken, die vroeger niet bestonden. Dat is prachtig mooi, als het,geheel goed funotionnéert. In vele opzichten be tekenen de genomen maatregelen voor de werknemers een verbetering, maar een enkele keer komt men te gen al dat gemaatregel in verzet. Dit schijnt nu het geval met het vrij-ge- ven op de 5de Mei. Het College van Rijksbemiddelaars heeft er geen be zwaar tegen die middag vrij af te doen geven, mits men dan op Ko ninginnedag Werkt. Wil men twee keer een halve dag vrij, dan dient de werknemer zijn vrijheid van 30 April met een halve vacantiedag te rug te geven. Velen zien hierin een aanslag op de herdenking der be vrijding en men meent ,dat het be sluit van genoemd College, dat werd genomen op advies van de Stichting van de Arbeid, voor deze herdenking funest zal zijn. Wij hebben van het begin af aan bezwaar gehad tegen de halfslachtigheid van deze herden king. Aan de vooravond van de 4e Mei herdenkt men plechtig de ge vallenen met een paar minuten stil te. Daarna wordt de vlag in top ge hesen enhet feest kan begin nen. Of het een - óf het ander. Als men de doden herdenkt, kan dade lijk dagrop geen feest volgen. Het is daarom te hopen, dat het rumoer, door sommigen rondom de bevrij- dingsherdenking verwekt, ertoe mo ge leiden, dat er nog dit jaar een behoorlijke regeling komt. HONDERD Ilf weet het nog als de dag van gisteren en ik geloof, dat ik het nooit vergeten zal. Ik Verdiende als schooljonger! eén reisje naar Artis, omdat mijn hostel- let je over de dierentuin het beste was" van onze school met 250 fëcr- lingen. De toespraak van het hoofd der school,, in. aanwezigheid van alle leerlingen, maakte op mij wel zo'n indruk, dat ik niet anders dan sta melend enige wóórden van dank kon uitspreken. Ja, schrijven'Vis [.altijd een hobby- van me geweest en.dat .nam in veel sterker mate toe.'.n'adatl ik" dit reisje had verdiénd. Wie beschrijft dari ook mijn yer- wondëring dat enkele jaren later een artikeltje van me werd opgeno men in een weekblad voor de jeugd. Sinds" die tijd heb ik heel wat ge schreven, zij het dat de kinderver haaltjes werden vervangen door mo raliserende, critiserende, maar voor al ook beschouwende artikelen in de groté bladen. Mijn pen was en is altijd heet. De tel ben ik kwijtgeraakt van alles, be halve van de Kris-Krasjes. Dat heb ik goed bijgehouden. Waarom? Ja, dat weet ik eigenlijk niet precies. Misschien om te zien hoeveel artikeltjes nodig zullen zijn de Waddinxveners te overtuigen, dat zij inplaats van DDOR de perken, BINNEN de perken blijven; om hun te doen zien, dat de aanleg van de sportvelden geen- sinecure is, maai er toch aan wordt 'gewerkt; hen op te laten kómen tegen het zwemmen van de jeugd in de Gouwe of hun belangstelling op te wekken voor het houden van collecten voor lief dadige doeleindenof te ver tellen, dat een foto-tentoonstelling van ouderwetse en moderne locomo tieven' te zien zal zijn. Jammer, dat deze April-mop niet tot haar recht kwam. Dat was de eerste keer dat het zet-duiveltje mij parten speelde, maar de uitgever heeft me beloofd dat het bij deze ene keer zou blij ven. Nou ja, ik neem het hem ook niet kwalijk: als je honderd maal een Kris-Krasje opneemt, mag hij best een keer een speld laten vallen. Honderd Kris-Krasjes. Dat bete kent honderd maal bedenken wat je moet schrijven; dat betekent, dat je honderd maal critiek kunt verwach ten. Maar dié blijft nogal uit. En komt er,critiek dan willen de inzen ders hun naam niet bekend maken. En dat is nu juist de beste pers gewoonte die er is; eerlijk spel in een democratisch land. Honderd Kris-Krasjes: dat bete kent, dat we de volgende week aan het tweede honderdtal gaan begin nen., We zullen proberen dezelfde geest te handhaven zoals U die ge wend bent in de eerste honderd ar tikeltjes. We zullen niet nalaten cri tiek te oefenen als het nodig is, maar U kunt ook verwachten dat, mocht het nodig zijn, onze plaatsgenoten als één geheel te wijzen op mis standen. We hopen nu maar dat we goede vrienden zullen blijven in het tweede honderdtal. Tot de volgende week. Kris-Kras Drie ministers achter de regerings tafel bij de behandeling van één be grotingshoofdstuk is een uitzonde ring. Verleden week was dat het ge val in 3e Eerste Kamer toen de be groting van Buitenlandse Zaken aan de orde kwam. Het waren de minis ters Beyen van Buitenlandse Zaken, Luns, zonder portefeuille doch spe ciaal voor Buitenlandse Zaken en minister Kernkamp, die zijn beleid met betrekking tot Indonesië tot 1 Januari j.l. had te verdedigen. Na die datum heeft men de Indonesische aangelegenheden gebracht waar ze thuis horen, n.L bij de Buitenlandse Zaken. De verhouding met det land is geregeld in het Unie-Statuut, op gesteld tijdens de R.T.C., die leidde tot de soevereiniteitsoverdracht. Het is een zuiver volkenrechtelijke ver houding tussen twee staten. Daarom is. Buitenlandse Zaken het aangewe zen departement om zich Indonesië bezig te houden. Temeer, daar van het Unie-Statuut niets is terechtge komen en de verhouding tussen Ne derland ^n Indonesië op vele punten nog wel iets te wensen overlaat. Het was-diis voor de laatste maal dat de miiusterwan Overzeese Rijks delen zich met Indonesië bemoeide en daarmede is-voorgoed een periode /In onze geschiedenis afgesloten. Een - periode, waarin er een speciale band tussen beide landen bestond. Eep. .redevoering behoefde minister Kernkamp eigenlijk niet te houden. Hij had zijn beleid een week tevoren reeds verdedigd, zodat de Kamer dan slechts in herhaling zou vallen. Er is echter een kwestie aan de orde ge steld, die niet bepaald fris is. Prof. Gerritson hoogleraar in het Staats recht en dichter (als Geerten Gos- saert heeft hij grote bekendheid) had de bewindsman verweten, dat hij „onwaardig" heeft gehandeld. Tij dens de besprekingen in New York Over de positie van Suriname en de Antillen, waarbij hij het recht van afscheiding had beloofd, zou hij „staatsverraad" hebben gepleegd, waarop slechts de „doodstraf" staat. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat dergelijke uitdrukkingen niet bepaald op het peil staan van een parlementair debat. De minister verzette zich zeer waardig. Op be sliste toon gaf hij te kennen van zulk een debat niet gediend te zijn. De heer Gerritson had echter beloofd bij Buitenlandse Zaken op deze kwestie terug .te komen. Maar prof. Molenaar en Pater Beaufort waren hem voor. Een groot deel van hun redevoeringen was gewijd aan het onoirbare. optreden van de c.h.-af- gevaardigde tegen zijn partijgenoot, de minister. Deze stelde vast, dat Prof. Gerritson zijn beledigingen niet had teruggenomen. En enigszins ont daan door de grove behandeling zei- de hij „we are not on speaking terms". Een uitdrukking, die men het best kan vertalen met „we pra ten niet meer met elkaar". „Mijn psychologische instelling tegenover prof. Gerritson blijft ongewijzigd", zo voegde de minister daar duide lijkheidshalve aan toe. Prof. Gerrit son trachtte te bewijzen dat hij niets persoonlijks heeft tegen -deze minis ter, „die het ongemak heeft lid van dit Kabinet te zijn". „Ik voer be ginsel- en geen personen-politiek". Maar deze stelling wierp hijzelf weer omver toen hij even later verklaarde, dat hij wekenlang zijn ontslagbrief ais lid der Eerste Kamer op tafel had liggen, want hij zag er tegenop om met zijn oud-collega te debat teren. Maar, aldus had hijzelf ge concludeerd, dit zou een laffe vlucht betekenen. De minister haalde de schouders op en prof. Gerritson beenden heen en weer toen pater Beaufort hem voor de tweede maal zijn jas uitveegde. Het was een on verkwikkelijk debat. Het was een lange vergadering van de Senaat. Van 's ochtends half elf tot 's avonds half negen. Maar dat had men er voor over, want een vrije Paasweek was in het vooruit zicht. De begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer is nu bijna voltooid, hetgeen te danken is aan het straffe regiem van voorzitter Jonkman. „Moet ik mijn kinderen zakgeld geven en zo ja: hoeveel?" Persoonlijk ben ik er voor en te gen. Dat klinkt natuurlijk gek. Ik oen er vóór, als ik uitga van het standpunt: het kind moet verant woordelijkheid leren. Eigenlijk al ran heel jonge leeftijd af. Ik ben er echter tegen, als dit zakgeld bestemd s om op alle mogelijke en onmoge lijke manieren versnoept te worden. Reeds eerder vertelde ik, dat ik een dochter op de huishoudschool heb. Men weet, dat de kinderen tal van dingen moeten betalen, b.v. de ingrediënten, benodigd voor het ko ken. Dit bedraagt ongeveer een gul den in de week, soms wat meer, ook wel eens minder. Mijn dochter krijgt wekelijks twee gulden, waaruit ze dus alle onkosten voor school moet bestrijden; wat ze met de rest wil doen, laat ik geheel aan haar over en ik oèfen er ook geen controle op uit. Het gaat niet op om een kind te zeggen: Hier heb je een fiets, maar je moogt er niet op rijden. Dwaas heid, nietwaar? Geef dan geen fiets, dan heeft het kind ook geen hart zeer. Wel evenzo is het met het zak geld. Als men het kind een gulden geeft met de mededeling: je moogt het niet zelfstandig besteden, dan k^n men het beter geen zakgeld ge ven. Het is gewenst, de kinderen op ge zette tijden een extraatje te geven, voor zóver natuurlijk de beurs zulks toelaat. Ik bedoel: in huis: een snoepje, Zondags b.v. een reep cho colade (in de winter zeer voedzaam!), een koekje bij de thee, enz. Het zak geld moet dus niet in de eerste plaats bestemd worden voor het kopen van allerlei snoeperijen en lekkernijen, hoewel ik er niet tegen ben, dat dit incidenteel eens geschiedt. B.v. als een klasgenoot jarig is. Met mijn dochter is het hollen of stilstaan en dat zal met de meeste kinderen wel zo zijn. Er zijn weken, dat ze bijna een tientje in haar portemonnaie heeft - tegen de tijd, dat een dei- huisgenoten zijn of Kaar verjaardag hoopt te vieren, en het gebeurt ook wel eens, dat ze nog geen stuiver over heeft. Ik laat dat maar stil be tijen; zelf vindt ze het onaangenaam, als ze „platzak" is en dan komt er automatisch weer een periode van „zuinig-zijn". De kinderen, die nog op de lagere school gaan, krijgen van ons geen zakgeld. Ik zie er het nut niet van in en ik bevind me hierbij in een goed gezelschap, want de meeste on derwijskrachten raden het geven van zakgeld aan op de lagere school gaande kinderen ten zeerste af. Wei belonen mijn man en ik onze kinde ren als ze een of andere boodschap doen of een werkje verrichten, al naar gelang van de belangrijkheid met een stuiver, dub beltje of kwartje. Het idee: „dit heb ik zelf verdiend" bewerkstelligt, dat men het verdiende geld anders be ziet dan hetgeen wel eens gegeven wordt door oom, tante of grootou ders. Natuurlijk zijn op het platteland de verhoudingen anders dan in de stad. Kinderen, die van school af in het bedrijf van vader komen, hebben m i. het volste recht op een behoor lijk zakgeld, want dat verdie nen ze immers met hun werk. Be ginnen met een gulden en geleidelijk uitbreiden tot een tientje in de week (in aanmerking nemende, dat de ou ders dan zelf voor de kleren e.d. van hun kinderen blijven zorgen) lijkt me normaal. Wil men op b.v. 18-ja- rige leeftijd de zoon of dochter „loon" gaan geven, waarvan ze dus zelf ook hun kleding moeten betalen, dan is daar niets op tegen ,maar denk dan om de fiscale moeilijkhe den, die hieruit kunnen ontstaan. Zaterdag 11 April Toneel-Uitvoering „Concordia" Cantine Dobbelmann. Zaterdag 11 April Instituut voor Ar beiders Ontw. Bonte avond in Lunchroom v. d. Water. Dinsdag 24 April Instituut voor Ar beiders Ontw. Film-avond Lunch room v. d. Water. Woensdag 15 April Vergadering bei de Middenstandsvereen. Hotel de Unie. Dinsdag 21 April Verg. Deeln. Sport week. Café Sport. Een buitje hier, een buitje daar, het weer is nog onvast en naar; het zonnescherm gaat op en neer, want somstijds schijnt de zon ook [weer. Toch blijft het, wat je noemt: vrij [kil; hoe kan het anders? 't Is April! Met Pasen hadden we een strop en van de regen in de drop kwam menige vroege tourist: 't was zon en regen, hagel, mist. 't Was op de wegen nog vrij stil; men dacht wellicht: 't is pas April! De speeltuin kreeg nog geen bezoek, de wind zat in de regenhoek, de ijscoman verkocht niet uit, de storm verwaaide 't belgeluid. Het Paasweer had een natte gril, dat heb je dikwijls in April! Maar tochhet voorjaar vordert [snel, we zien het en we voelen 't wel. Die buitjes zijn wel naar misschien, maar ied're dag is meer te zien, want de natuur zit heus niet Stil: Tf" de Meimaand volgt steeds op April! HENK VAN HEESWIJK. Een fout, waarmee heel veel ou ders ook heden ten dage kam pen is, dat ze hun kind steeds als „kind" blijven beschouwen en het ook als zodanig willen behandelen. Langzamerhand ontgroeit het kind U en vergeet ook niet, dat het met het oog op de toekomst moet leren zelfstandig te worden. Dit kan ook door het meer geld te geven. Ik ken een gezin, waar enkele werkende kinderen zijn. Tot hun 18e jaar ge ven ze hun hele salari's over aan moeder, die 10 teruggeeft als zak geld (voor de kleren zorgt dan moe der). Zodra ze 18 jaar geworden zijn, gaan ze „kostgeld" betalen en moe ten dan van de rest zelf voor alles, dus ook kleding, zorgen. Dat lijkt me heel verstandig en ik beveel dit sy steem ten volle aan. Ik acht het be slist fout, als ouders na het 18e jaar van zoon of dochter blijven eisen, het gehele verdiende loon over te geven. Daar komen op de duur on gelukken van. Het ouderschap mag niet verwor-' den tot dictatorschap. Summa summarum: tot aan het einde van de lagere school: geen zakgeld. Wél een geldelijke beloning voor boodschappen, karweitjes e.d. Daarna beginnen met een bescheiden zakcentje en, als blijkt dat het kind een behoorlijk verantwoordelijk heidsgevoel bezit, dan uitbreiden en de teugels geleidelijk aan losser ma ken. Niet te veel verantwoordelijk heid op de jonge schouders gaan leg gen, ook niet op een gegeven mo ment van niets; alles, maar geleide lijk aan beginnen. Wat ten slotte het sparen betreft, hierop kom ik te zijner tijd nog wel eens in een afzonderlijk artikel terug. Dora Werth, p.S. Geen ruimte voor beantwoor ding van vragen. BURGERLIJKE STAND Aangiften van 2 t.m. 8 April 1953. Ondertrouwd: M. van der Panne en A. G. Bonefaas; G. Rijnsburger en W. de Graaf f; Overleden: Jannigje Maria Broer e.v. P. Molenaar.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1953 | | pagina 1