Weekblad voor Waddinxveen
nieuwjd&R
ÏÏUxdct de Vrouw.
van de week
No 446
Donderdag 31 December 1953
9e Jaargang
Adres Redactie en Administratie:
Oranjelaan 30, Waddinxveen, Telef. 438
Verschijnt elke Vrijdag
Abonnementsgeld per kwartaal f 1,00 bij vooruitbetaling
Advertentieprgs 6 ct, familieadvertenties 7 ct per m-m.
Bijdragen, Verslagen, etc. uiterlijk
's Woendagsavonds inzenden.
We herinneren ons uit de bezet
tingstijd nog wel het verzet der art
sen, die weigerden lid te worden van
het Medische Front en die hun naam
bordjes lieten verwijderen. Daar
moesten wjj even aan denken, toen
wij vernamen, dat de huisartsen
thans opnieuw in conflict met de re
gering zijn gekomen, een conflict, dat
ditmaal verband houdt met de hono
raria. Zo kunnen wij het wel stellen,
hoewel de oorzaak van een en ander
dieper zit. Door de jaren heen toch
heeft de dokter een vrij beroep uitge
oefend. De arts is gebonden aan zijn
patiënten, doch hij is er volkomen
vrij in, wanneer en hoe hij zijn zie
ken wil behandelen. Terecht geniet
hij een grote vrijheid ten deze en tot
voor korte tijd genoot hij diezefde
vrijheid voor het bepalen van zijn
honorarium. Totdat hiervoor bepaal
de regels werden gesteld enerzijds
door de vereniging van artsen wij
zouden kunnen zeggen: door de vak
vereniging anderzijds tengevolge
van de regelingen, die de Zieken
fondsen maakten. Was aanvankelijk
een groot deel der patiënten particu
lier de uitbreiding der verplichte
verzekeingen knabbelden meer en
meer aan de particuliere, vrije prak
tijk der artsen, zodat ten opzichte
van de honorering van het vrije be
roep niet veel meer overbleef.
Nu nam de Ziekenfondsraad het
besluit, de honoraria der artsen te
verhogen van f 5.46 tot f 7.— per pa
tiënt en per jaar, ongeacht of deze
de hulp van zijn arts in dat jaar no
dig had. De minister schorste dit be
sluit. De huisartsen namen met die
schorsing geen genoegen en besloten,
een zogenaamd prestatietarief in
te voeren. Zjj zetten in zekere zin de
klok terug en wensten per visite of
per bezoek door de Ziekenfondsen te
i worden betaald. Dit honorarium stel
den de artsen op f 2.— als de Zie
kenfondspatiënt bij hen thuiskwam
en op f 2.50, indien de dokter bij de
patiënt moest komen.
Het behoeft niet te verwonderen,
dat de Ziekenfondsen tegen een der
gelijk systeem grote bezwaren heb
ben. In de eerste plaats weten zij
nooit, waar zij aan toe zijn. Het kan
J mee, het kan tegenvallen en boven
dien is voor hen de controle op die
gedeclareerde diensten uiterst moei-
I lijk.
Het besluit der artsen zou 1 Febr.
van kracht worden, doch wij geloven,
dat men voordien nog wel tot een
andere overeenkomst zal komen. An
ders doen wij het beste, maar
niet ziek te worden!
Nu is er een bekend spreekwoord,
dat zegt: de haring in het land, de
dokters aan de kant. En met die
haring gaat het wonderbest. De
stoomtreiler Abraham kwam tenmin
ste met ruim 3800 kisten in IJmuiden
binnen een vangst, die alle be
staande records met stukken sloeg.
De haringvangsten in het Kanaal
zijn overvloediger dan ooit. Zou het
spreekwoord dus opgaan, dan be
hoefden we ons over het artsencon-
flict geen zorgen te maken.
Wij weten echter beter. In onze
moderne tijd kan de mens, al dan
niet verplicht verzekerd, in korte tijd
ex dokter broodnodig hebben. Wij
hebben het de Kerstdagen weer kun-
nen constateren: het moderne ver
keer eist telkens weer zijn slachtof
fers. Het moderne verkeer ènde
vreemde opvattingen van sommige
individuën, die menen, dat een men
senleven van nul en gener waarde is.
Welke misdadige inslag moet de on
bekende dader hebben gehad, die in
het voorbijgaan een wachtmeester
van de Rijkspolitie bij Almelo waar
schijnlijk met een bajonet zo toeta
kelde, dat de man ernstig gewond
m het ziekenhuis moest worden op
genomen. Dergelijke dingen zijn niet
meer normaal te noemen. Niet nor
maal, in de betekenis dan van „niet-
gewoon", was, dat de burgemeester
van Oudewater jarenlang en uit alle
delen van de wereld prentbriefkaar
ten met geheimzinnige groeten ont
zag van een zekere „pater Janssen".
u is gebleken, dat de heer Sies Nu-
mann, die voor Philips de hele we
reld rondreisde, die vreemde pater is
geweest. Een kostelijke grap, waar-
ede wij ons laatste Bonte Binnen-
andse Gebeuren van dit jaar gaarne
mee willen afsluiten zouden ware
het niet,, dat wij wilden eindigen
met de wens voor al onze lezers en
lezeressen:
1954 moge voor U en allen die U lief
zijn een beter of een nog beter jaar
worden dan alle voorgaande!
De dagen des mensen zijn als
het gras; gelijk een bloem des
velds alzo bloeit hij. Als de
wind daarover gegaan is, zo is
zij niet meer, en hare plaats
kent haar niet meer. Maar de
goedertierenheid des Heeren
is van eeuwigheid en tot
eeuwigheid over degenen, die
Hem vrezen, en Zijn gerechtig
heid aan kindskinderen.
(Psalm 103 15-17)
In deze psalm worden wij uitgeno
digd om God te loven voor Zijn vele
zegeningen, die Hjj ons geschonken
heeft. Het is een psalm van David,
die met 'zijn gehele ziel God looft.
Hij overdenkt hierbij de barmhartig
heid, genade en goedertierenheid
van zijn God als een Vader, die zich
over Zijn kinderen ontfermt, die Hem
vrezen, omdat Hij weet wat maaksel
wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij
stof zijn. Dan wijst hij op de kort
stondigheid van ons leven, gelijk het
gras en de bloem, en hoe dat alles
als de wind voorbijgaat.
Het is heel goed, als wij bij de wis
seling des jaars weer eens worden
herinnerd, dat ons leven snel voorbij
gaat. Velen zullen met droefheid
denken aan wat in het afgelopen jaar
plaats had, bij het verlies van ge
liefden, of bij de zorgen in zaken,
bedrijf of arbeid, terwijl anderen
veel reden hebben om verheugd te
zijn om wat zij in dit jaar mochten
ervaren. Maar bij al deze verschil
len in ervaringen is het toch goed er
aan te denken, dat ons leven is als
het gras en als een bloem. Als het
iemand altijd voor de wind gaat, zal
hij er ongetwijfeld minder, of mis
schien helemaal niet aan denken.
Als er veel tegenspoed en leed en
rouw is, wordt er misschien wel
eens aan gedacht. Sommigen konden
door leed en rouw en door gestadige
tegenspoed wel eens in opstand ko
men tegen hun Schepper, maar als
wij de gehele psalm doorlezen, dan
komen wij toch onder de indruk van
Gods grote barmhartigheid en ge
nade en goedertierenheid over ons.
Hy doet ons niet naar onze zonden,
en vergeldt ons niet naar onze onge
rechtigheden. Zo ver het Oosten is
van het Westen, zo ver doet hij onze
overtredingen van ons.
Hoe was ons leven in dit voorbij
gegane jaar? Hebben wij dag aan
dag onze God gediend, geloofd en
geprezen? Of hebben wij zelfs niet
eens aan Hem gedacht, en zijn onze
eigen weg gegaan, geheel naar het
goeddunken van ons hart? Menen
wij, dat we altijd op deze aarde zul
len blijven en er nu maar van moe
ten plukken, wat we kunnen, zonder
er aan te denken, dat ook voor ons
eens de dood komt? Sommigen zeg
gen: daar denk ik niet aan, dat zul
len we wel zien, al® het zover is. An
deren zeggen: wij leven maar eens
en zullen van het leven genieteD
wat wij kunnen.
God zegt echter, dat het leven van
een mens is als het gras en als een
bloem, en met de wind verdwijnt.
Gods goedertierenheid is geweldig
over degenen, die Hem vrezen. En aij
is ook voor dezen van eeuwigheid
tot eeuwigheid, en Zijn gerechtigheid
aan kindskinderen, dus tot in verre
geslachten. Elk mens heeft in het
voorbijgegane jaar van die goedertie
renheid Gods kunnen genieten, onder
alle omstandigheden, waaronder hij
heeft verkeerd, in wien hij in de vre-
ze Gods heeft gewandeld. Hij zal dan
God als zijn Vaderlief hebben om
dat Hij een ontfermer is over Zijn
kinderen. Weten wij, hoe ver het
Oosten verwijderd is van het Wes
ten? Zo vér werpt hij al onze schuld
van ons. Hij werpt ze in de diepte
van de zee en Hij gedenkt ze niet
meer. Welk een Ontfermer! Welk een
barmhartigheid en genade!
Als David al Gods zegeningen
heeft neergeschreven in deze psalm,
dan eindigt hij deze met een: Looft
den Heere! Zo was hij ook begonnen.
In het begin doet hij dat tweemaal en
aan het einde driemaal. Als wij nu
eens ernstig overdenken onze weg,
die achter ons ligt, ook in het voor
bijgegane jaar, en daarbij denken
aan Gods goedertierenheid over ons,
moge het dan ook bij ons zo zijn als
bij David was, die ten slotte uitriep:
„Loof den Heere, mijn ziel!" Dan
kunnen wij met vreugde en vertrou
wen, en met dankbaarheid het nieu
we jaar tegemoet gaan, het Nieuwe
jaar in.
hond, welke niet geheel zindelijk is.
Op een nacht doet de hond wat op
de voordeurmat en Annie weigert
het op te ruimen. De jongste doet
het wel en Annie pakt haar biezen
en vertrekt. Wie heeft het recht aan
haar kant: Annie, die weigert dit
werk te verrichten, of de werkgeef
ster, die haar dit werk opdroeg?
Het recht is aan de zijde van An
nie. Het verwijderen van hondenuit
werpselen behoort niet tot de „ge
bruikelijke werkzaamheden, welke
gewoonlijk door een dienstmeisje
worden verricht" en Annie had het
volste recht op te zeggen: Ik doe het
niet. Annie was echter fout, toen ze
op staande voet haar betrekking ver
liet. Zjj had de gebruikelijke termijn
in acht moeten nemen.
Met een andere Annie waren er
weer andere moeilijkheden. Annie
werd ziek en mevrouw gaf het geval
op aan de Detan, de bedrijfsvereni
ging voor huispersoneel. Mevrouw
zat erg „onthand', zoals dat heet en
een jonger zusje van Annie was wel
bereid om zolang in te vallen. Na
tuurlijk had dit zusje niet zoveel
routine, maar desondanks kreeg ze
hetzelfde loon van haar oudere zus
ter.
Na 9 dagen was Annie beter en
mevrouw streek haar hand over
hart en gaf Annie het volle loon,
zijnde dus over de 9 ziektedagen
f 22.50 Maar Annie vroeg ook ver
goeding van de kost gedurende haar
ziekte en mevrouw onwetend in deze
materie, betaalde nog eens f 12.
kostgeld voor 9 dagen. Dat is sa
men f 34.50. Van de Detam kreeg ze
echter slechts f 19.56 terug, zodat ze
uit eigen portemonnaie f 14.94 bij
paste.
Was dit juist? Neen. Wij hebben
deze mevrouw (in Boskoop) geschre
ven, dat het meisje geen recht had
op kostgeld. Dit had de Detam moe
ten uitbetalen. Het loon van Annie
bedraagt f 15.— plus kost (f 8.40 per
week) is f 23.40. De Detam betaalt
80 pet. uit vanaf de 3e dag van de
ziekte. Annie kreeg dus van de De
tam:
4 dagen van de eerste week en 3
van de tweede week voor 80 pet. ver
goed. Dat is 80 pet. van f 27.30 is
f 21.84. De Detam heeft dus volgens
U al genoeglijk bij de haard te smul
len van een oliebol eri geeft de radii i
een gezellig muziekje. Het doet er
niet toe.
Dit is de laatste rubriek in 1953.
Maar als U -deze leest, zit ik alweer
te werken aan de volgende. Zo is nu
eenmaal het leven. Dat Baat door,
ondanks de jaarwisselingen. Wat is
ten slotte een jaar?
We hebben in het afgelopen jaar
ongedwongen met elkaar mogen bab
belen middels deze rubriek, die in
1953 sterk aan populariteit heeft ge
wonnen. En dat is niet mijn verdien
ste, maar de Uwe. De corresponden
tie, betrekking hebbende op deze ru
briek, wordt steeds groter. Dat vind
ik prettig. We hebben in het afgelo
pen jaar verschillende problemen met
elkander kunnen bespreken en wel
licht zijn we er allemaal wat wijze
van geworden. Ik in ieder geval wel.
Het contact, dat door middel van dit
blad tussen U, kring van lezeressen
in alle mogelijke schakeringen, en
mij is gelegd, Is langzamerhand een
levensbehoefte voor me geworden.
Toen de redactie van. dit blad inder
tijd mij vroeg, of ik de verzorging
van een speciale vrouwenrubriek op
me wilde nemen, heb ik eerst even
geaarzeld. Mijn taak is nimmer een
journalistieke geweest. Jarenlang
was ik lerares op een huishoudschool
en na mijn huwelijk besloot ik me
uit alles terug te trekken en mij ge
heel aan mijn gezin te wijden. Maar
steeds weer deed men een beroep op
mij en nu nog, terwijl ik al een doch
ter van bijna 16 jaar heb, gebeurt
het wel, dat ik tijdelijk mijn oude
functie vervul, als door ziekte of an
derszins een plaats openvalt. Hierbij
is nu ook nog gekomen de verzor
ging van deze rubriek.
Maar ik heb er geen spijt van, dat
ik er aan ben begonnen. Integendeel.
Deze rubriek is langzamerhand een
deel van mijn leven geworden. Ook
dank zij dè volle medewerking van
de redactie van dit blad, die er altijd
prompt voor heeft gezorgd, dat ik Uw
brieven onmiddellijk doorgezonden
kreeg.
Op deze wijze kunnen we samen
wat bereiken. Ook in de toekomst.
Zonder nijdig te worden gaan we
door de problemen, die zich in ons
OUV. piUUiCiilCIl, U1C 21CX1 111 fin
dit d We'n;g Ultbetaald- wij hebben leven kunnen voordoen, te bespreken
dit de betrokken lezeres al recht-
DE VERHOUDING
DIENSTBODE-MEVROUW.
Het artikeltje (Dienstbode-perike
len", dat een paar weken geleden in
deze rubriek werd opgenomen, heeft
menige huisvrouw en dienstbode
naar de pen doen grijpen. Er is nog
al wat critiek geleverd op bepaalde
dingen, en dat vind ik helemaal niet
erg. Uit de botsing der meningen kan
uiteindelijk de juiste ontstaan en ik
ben helemaal niet gebrand op vrien
delijke bevestigingen en briefjes in
de stijl van: „U hebt volkomen ge
lijk". Ik stel iedere reactie op prijs.
Zelfs al gaat die lijnrecht tegen mijn
mening in.
Ik heb in deze rubriek al eens eer
der betoogd, dat ik mij niet preten
deer de wijsheid in pacht te hebben.
We zijn allemaal mensen met fouten
en gebreken en het is heel wel mo
gelijk, dat een lezeres, die zelf jaren
lang dienstbode is geweest, een be
tere kijk op dit vraagstuk heeft dan
ik. Waarom niet? Zij spreekt uit er
varing van haar kant; ik uit de mij
ne. En dan is het best mogelijk, dat
haar visie meer de juiste is dan de
mijnè.
Daarom wil ik vandaag iets uit
een zetten over de verhouding tussen
de dienstbode enerzijds en de werk
geefster, mevrouw anderzijds.
Wanneer een huisvrouw om welke
reden dan ook een meisje nodig
denkt te hebben, dan plaatst ze ge
woonlijk een advertentie. In deze ad
vertentie staat in grote trekken wat
zy wenst. Bijvoorbeeld: „Gevraagd,
dagdienstbode; Zondags vrij. P.G.
Niet beneden 18 jaar. Loon nader
overeen te komen".
De advertentie wordt geplaatst en
er komen sollicitanten. Mevrouw laat
ze binnen en spreekt met hen. Bent
U eerder in betrekking geweest? Hebt
U een getuigschrift? ®oe is Uw ge
zondheidstoestand? Hebt U verke
ring? En zo voort. Er komen, laten
we zeggen vijf sollicitanten en er
kan er dus één aangenomen worden.
Mevrouw kiest en dat is logisch
diegene, die haar het meest ge
schikt voorkomt. We noemen haar
Annie. Annie is 24 jaar, heeft ver
kering met een P.T.T.-man en gaat
om de 14 dagen een weekeind naar
hem toe. Het andere weekeind komt
hij bij haar.
Vóór Annie in dienst trad, is men
verschillende zaken "overeengekomen.
Annie krijgt 15 gulden in de week,
komt van 8 tot half zes en Zaterdags
tot 2 uur. De grote stukken was zijn
naar de wasserij, de rest moet- zij
doen, eens in de 14 dagen. Mevrouw
zegt, dat ze begin Augustus een week
met het gezin met vacantie gaat en
dan kan Annie ook vrij krijgen. Met
behoud van loon. En met Nieuwjaar
een extra tientje.
Annie gaat hiermee accoord en be
gint Maandags met het werk. Zolang
er geen moeilijkheden komen gaat
alles vrij goed.
In iedere dienstbetrekking ont
staan er wel eens moeilijkheden. Ik
neem nu een voorbeeld uit de prac-
tijk, historisch en gedistilleerd uit
een schrijven van een lezeres in
Warffum. We houden het nog bij An
nie, die nu twee jaar in betrekking
is. Inmiddels is er een tweede meisje
bijgekomen: Leent je. Annie heeft,
behalve het huishouden, ook het café
van haar werkgeefster schoon te
houden, daartoe bijgestaan door
Leentje. Mevrouw heeft ook nog een
streeks geschreven en wij zijn be
nieuwd, wat de Detam hiervan te zij
ner tijd zegt.
Men moet er dus steeds om den
ken, dat een dienstmeisje, behalve
haar loon in geld, ook loon in na-
tura ontvangt (hetzij alleen middag-
kost, dan wel morgen-, middag- en
avondeten). Dat dient U in te vullen
op de jaarstaat van de bedrijfsver
eniging. Doet U dit niet, dan doet
U uw dienstbode tijdens eventuele
ziekte tekort.
Zo zijn er natuurlijk nog veel meer
problemen, die we hier niet allen
zullen behandelen. Mochten ze in de
pracijk voordoen, en U weet er geen
raad mee dat geldt zowel voor de
werkgeefster als voor de dienstbode
schrijft U het ons gerust en wij
zullen U zo goed mogelijk van ad
vies dienen.
Tot nu toe hebben we, sprekende
over de verhouding Dienstbode-Me
vrouw alleen nog maar dit probleem
bekeken vanuit het gezichtspunt
van de werkgeefster. In een volgend
artikel willen we deze verhouding
eens van de andere gezichtshoek be
zien en dan tevens enkele stukjes ci
teren, uit brieven, welke ik van deze
categorie lezeressen ontving. We
kunnen, aan het slot van dit eerste
artikel wel bij voorbaat het volgende
vaststellen: alle mevrouwen zijn niet
bepaald humane werkgeefsters en
alle dienstmeisjes zijn niet altijd en
gelen. Ik heb ook wel eens een ver
schil van mening met mijn dienst
meisje en mijn man, die zich met
dergelijke dingen nooit bemoeit, zegt
dan wel eens: Jullie zijn aan elkaar
gewaagd. En zo zal het in vele huis
gezinnen wel zijn. Ten slotte moeten
we allemaal wat geven en nemen.
Al willen we van nature in de
regel meer nemen dan geven. Daar
over de volgende week nog een slot
artikel. DORA WERTH
1953—1954
1953 spoedt zich ten einde. Als de
ze rubriek onder Uw ogen komt, :s
het Oudejaarsavond. Misschien zit
Rustig en zonder omwegen. En Uw
vragen zullen evenzeer ook in 1954
welkom zijn.
1954 staat voor de deur. We weten
niét, wat het brengen zal, Maar we
gaan ongestoord verder en ik hoop,
dat het contact, dat in 1953 tussen U
mij werd gelegd, in het komende jaar
steviger zal worden.
Mag ik U allen dan op deze plaatr
van harte een gezegend 1954 toewen
sen? Moge het nieuwe jaar U en de
Uwen datgene brengen, wat U er van
verwaeht.
DORA WERTH
BEVOLKING VAN NEDERLAND
In de zo juist verschenen publica
tie van het Centraal Bureau vobr de
Statistiek. Bevolking van Nederland
1900-1952, zijn gegevens opgenomen
met betrekking tot de gemiddelde-
bevolking van Nederland naar leef
tijd en geslacht voor elk der jaren
1947-1952.
Met de toeneming van het totale
bevolkingscijfer in dit tijdvak van
rond 5 milliben in 1900 tot rond 10
millioen in 1952 is een aanmerkelij
ke wijziging in de leeftijdsverdeling
gepaard gegaan. Het aantal kinde
ren van 0 t.m. 14 jaar nam in deze
periode toe van 1.785.000 tot 3.076 00(1
of wel met rond 70®/»: het aantal
personen van 65 jaar en ouder van
308.000 tot 831.000 of wel met rond
170
Uit de verdeling naar burgerlijke
staat blijkt, dat in 1952 van de rond
6,5 millioen personen van 20 jaar en
ouder, ruim IJ millioen ongehuw-
den en voorts 447.000 weduwnaars
en weduwen en 78.000 gescheiden
personen. Onder laatstgenoemde ca
tegorieën overweegt het aantal vrou
wen in sterke mate; 307.000 wedu
wen tegen 140.000 weduwnaars,
48.000 gescheiden vrouwen tegen
30.000 gescheiden mannen. Ook on
der de no{g niet gehuwd geweest
zijnde personen van 35 jaar en ouder
bestaat een belangrijk vrouwen
overschot: tegenover 182.000 man
nen telt deze bevolkingsgroep n.l.
282.000 vrouwen.