63 Als het donker Is. Vermindering van Belastingdruk. Eén van de mogelijkheden. Hoewel bij de Belastingherzie- ning-1953 met ingang van 1954 wij zigingen tot stand zijn gekomen, waardoor de druk van de loon- en inkomstenbelasting is verminderd, hoort men er toch nog terecht over klagen, dat het in deze tijd zo moei lijk is om tot kapitaalvorming te komen Men weet overigens, dat de vermindering van de belastingdruk nodig was, om, tezamen met de loonsverhogingen van 5°/« met in gang van 1 Januari 1954 de huurver hoging op te vangen. Er is echter een volkomen legaal middel om de loon- en inkomstenbe lastingen, zowel over de besparingen als over de latere opbrengsten, te ontgaan. Bij gebruikmaking van dat middel bereikt men bovendien ge- dure'nde vele jaren een besparing op de vermogensbelasting. Men kan nl. een levensverzekering sluiten met z.g. „aftrekbare premie" d.w.z. een levensverzekering waar van men de verschuldigde premie van loon of inkomen mag aftrekken voordat daarover de belasting wordt geheven. Dit moet dan zijn een lijfrentever zekering (oudedagsrente, weduwe rente, wezenrente), of een kapitaal verzekering waarvan de polis is voorzien van een aantekening waar uit blijkt dat voor het kapitaal lijf rente zal worden gekocht („lijfrente clausule"). De aftrek van lijfrentepremie is gebonden aan een jaarlijks maxi mum van J 600,voor ongehuwden die geen kinderaftrek hebben. J 1200,— voor degenen die als ge huwd worden aangemerkt doch geen kinderaftrek hebben. ƒ1500,voor personen met aftrek voor 1 t.m. 3 kinderen. J 1800,voor belastingplichtigen met aftrek voor 4 of meer kinderen. Wie van deze mogelijkheid tot het gestelde maximum gebruik maakt, geniet een belastingbesparing, gelijk uit onderstaand staatje blijkt: W <W 5' g- 5f O 6.000 199 10.444 260 15.000 334 20.000 379 25.000 400 ƒ240 ƒ222 388 385 580 611 672 ƒ810 816 917 246 ƒ343 484 578 ƒ641 Als het verzekeringsadvies goed is, zal er steeds op worden gewezen dat de genoten belastingbesparing zich niet mag keren tegen de nabe staanden voor wie men juist door middel der verzekering tevens heeft willen zorgen. Men zal dan ook de belanghebbenden vrijwel steeds aanraden, niet de gehele premie doch slechts dat deel der premie hetwelk betaald wordt voor de oudedagsverzorging (en niet voor de overlijdensuitkeringen aan nabe staanden), voor aftrek in aanmer king te doen komen. Bij een kapita alverzekering met lijfrenteclausule kan men in plaats van lijfrente, ook het kapitaal i'n één bedrag ontvangen. Daarover zal dan minimaal 20 °/o en maximaal 40 °/o inkomstenbelasting worden gehe ven, wat echter in de meeste geval len minder is dan het totaal aan be lastingbesparingen hetwelk men via de premieaftrek heeft genoten. Wie een dergelijke verzekering sluit, stelt derhalve de keuze om trent de besteding van het oudedags vermogen uit totdat de oude dag is aangetrokken en men dus het beste weet, hoe het gevormde kapitaal het voordeligst gebruikt kan worden voor het gestelde doel. Leentje rust even uit van 't sehrob- gen. Ze houdt haar twee handen om het boveneind van de bezemsteel ge klemd voor haar borst. En ze kijkt het zonnige straatje in. Dat ligt er stil en slaperig in de middagwarm te. Er is geen levend wezen te be kennen. Zo blijft ze een tijdje staan. Onderwijl heeft ze haar onbestemde gedachten aan allerlei. Haar oogle den nijpen zieh tot kiertjes voor het felle licht. Nu staat in de zinken emmer het water roerloos en don ker. De smalle schaduwstreep langs de huizen valt er net overheen. En die streep begint heel, heel lang- zaam-aan breder te worden. Maar daar ziet Leentje niks van. Ze droomt zo'n beetje. De warmte zit loom in haar hele lijf. Ze verroert zieh niet. Totdat ze plotseling op schrikt van moeder. Die roept door de poort„Skiet je wat op, zus! Den kenne we strakkies een koppie thee drinke!" En Leentje roept terug „Ja! Nag effentjes!" Meteen hoost ze de emmer leeg over het straatje en Schrobt verder. Langs haar gezicht komen wat zweetdruppeltjes rollen. Die kribbe len lastig. Ze veegt ze weg in een vinnig gebaar met haar blote arm. Ze ruikt de frisse geur van het wa ter op de stoffige klinkertjes. En als zomaar nog eventjes opkijkt, ziet ze ineens aan de overkant de Spille- poot naar haar staan loeren. Hij heeft z'n sohoenmakarssloof voor. en hij knipoogt tegen haar. Ze moet er plezierig om lachen. Altijd als ze z'n gezicht ziet, moet ze trou wens lachen. En dat is geen wonder. Want een gezicht als van de Spille- poot zie je niet overal. Er staan een paar kleine, kogelronde oogjes in, die bijna voortdurend in beweging zijn. Op z'n dikke dopneus zitten een paar zomersproeten. Leentje heeft altijd net een gevoel, of z'n ogen achter die neus zullen verdwijnen. Nu houdt ze weer even op met, schrobben en vraagt: „Ei je niks beters te doen?" In gedachten zoekt ze naar iets om hem de les te lezen. Want ze weet best waarom hij naar haar staat te kijken. En daar moet ze niks van hebben. Stel je voor! Zij en de Spillepoot! Dan zou ze oeh wel stapelgek .zijn. Np komt de Spillepoot naar haar toe gehinkt. Z'n sloof flappert zacht jes. En als hij voor haar staat, zegt hij betekenisvol: „Skoene make ken ik m'n eele leven nag". Z'n mond rekt naar beide kanten breed uit in een onderdrukt gegrin nik. Z'n bruine tanden worden er helemaal zichtbaar door. En in z'n levendige oogjes zit een glinsterende begerigheid. Maar Leentje is er niet door verrast. Ze kent dit spelletje al van wel honderd andere keren. En ze heeft er haar plezier in. Telkens weer opnieuw. Nu staat ze daar met haar ene klomp half uitgeschoten, gezicht spat, zegt ze „Ik ken wel zien dat je vader niet tuus is. Je binne nag niet allien ver trouwd". Met de mouw van z'n kiel veegt hij de spatten uit z'n gezicht en denkt een ogenblik na. Maar van dat denken houdt Leentje nou juist niet. Want daar komen dikwijls al lerlei rechtstreekse vragen uit voort, waar ze helemaal niet op gesteld is. Daarom zegt ze ineens extra hard: „Nou, skiet op, aars krig ik 't zo- mitien nag mit m'n moeder an de stok". Ze buigt zich wat voorover en be zemt het laatste beetje water door de goot weg. Nu grinnikt de Spille- poot opnieuw. Hij knijpt Leentje een keer in haar blote arm en hinkt te rug naar de overkant. Om dat kneepje in haar arm, scheldt Leen tje hem nog achterna „Wacht maar, lilleke mispunt! Ik zei je nag wel-d'res krigge Dan stapt ze met emmer en bezem de poort door naar achteren. In de keuken zit moeder al te wachten met de thee. Onderwijl ze puffend drinken, hebben ze hun alledaagse woorden over het werk en zo. Maar de warmte maakt die woorden traag. En de zon komt nu ook net op de aohterruitjes te staan. Leentje kijkt eens naar de kat. Die ligt lang uit in de vensterbank te slapen. Z'n zwarte vel glimt welgedaan. Maar al kijkt ze naar de kat, haar gedachten zijn nog bezig met de Spillepoot, Ze zou hem graag eens een flinke poets bakken. Waarvan hjj z'n maag in één keer vol had. Maar er wil haar niks te binnen schieten. Later staat ze op om de sokken van vader en Teun te pakken. Die moeten nog gestopt worden. En moeder mag wel eens een uurtje rustig blijven zitten. Zo verstrijkt de rest van de middag. Tegen etenstijd komen Trijn en vader en Teun thuis. Ze vallen alle drie zwetend neer op een stoel. Ze zijn alledrie even blij dat het werk weer af is voor vandaag. Want met zo'n hitte is het bijna geen harden. Als ze wat uitgezakt zijn, gaan ze zich eerst wat opfrissen. Trijn met een waskom, bij de aanrecht. Vader en Teun met eenemmer buiten bij de de regenbak, 't Is, of ze van zo'n fris regenwater weer andere mensen worden. Als Leentje op een gegeven mo ment met Trijn alleen is, vraagt ze of die soms niet wat weet om de Spillepoot een loer te draaien. Maar Trijn weet evenmin iets. En dan laat Leentje teleurgesteld die gedachte schieten. Het loopt toch allemaal op niks uit. Ze gaan eten. Nu de zon zo op het keukenraam staat, doen ze dat in de kamer. Daar komt een horretje onder het raam tenminste wat koelte naar binnen toe. Ei dan bedenkt Leentje dat ze vanavond weieens een poosje naar tante Jo kon gaan. Zz 'heeft het haar al zo lang beloofd en er komt anders nooit wat van. Als ze met eten klaar zijn, stapt ze dadelijk op. En vanuit het schoenmakerijtje ziet de Spillepoot haar gaan. Hij buigt zich tot vlak aan het raam. Z'n handen houden een ogenblik rust. En in z'n ogen komt weer de zelfde, glinsterende begerigheid van vanmiddag. Om de gestalte van Leentje. Om haar gezicht. Daarbij zit er een vreemd gevoel in z'n borst en z'n keel. Hij moet er een paar keer van slikken. Hij blijft zo kijken tot ze de hoek om is. Dan hervat hij z'n werk. Klop-klop-klop. Z'n gezicht keert zich maar half-aandachtig naar de schoenen die hij onderhanden heeft. Ze zijn van meester Pleger. Tus sen z'n gedachten aan Leentje door, bromt de Spillepoot met tweei dr,e hoofdknikken: „Ja, ja, maat zes-en-veertig mit wind veur en krultoone". Hij zegt dit bij elk paar schoenen, dat hij van meester Ploeger te ma ken krijgt. En altijd moet hij er dan zelf om lachen. Zomaar hardop. Toch past dat nou precies bij de Spillepoot. Misschien wel om z'n ronde oogjes of z'n neus met sproe ten. Misschien ook wel om hem he lemaal. Want zelfs nu, bij z'n meer ernstige gedachten aan Leentje, blijft er iets van vrolijkheid in z'n gezicht. Als de zon achter een dun ne wolk is dat. En hij klopt maar. De korte, zekere slagen verklinken door de openstaande straatdeur. Er komt een troepje jongens voorbij. Hun klompen kleppen hard in het stille straatje. En door de deur van het schoenmakerijtje roept er één plagend: „Spillepoot!" Daarna begint het hele troepje in eens te draven. De Spillepoot kijkt ze na en steekt eventjes dreigend z'n hamer achter de ruit op. Meer niet. 't Moet trouwens al heel gek gaan, willen ze hem met schelden kwaad krijgen. Meest van tijd steekt hij zelf de draak met z'n manke been. Dat heeft hij z'n hele leven al gedaan. Een dikke twintig jaar. Als hij de maat zes-en-veertig met wind voor en krultenen klaar heeft, gaat hij naar de keuken om bij moeder z'n brood te eten en zich wat op te knappen. Buiten lokt de lekkere zo meravond. In de appelboom naast de regenbak zijn de mussen druk in de weer. Die houden daar iedere avond vergadering. De Spillepoot luistert er naar, terwijl hij zich wast. Z'n ronde oogjes staan nu wat rustiger. Daar zit een diepe gedach te in verborgen. En hij zucht 'n keer zwaar. Later stopt hij z'n pijp en hinkt de straat op. Ergens ver ach ter det huizen verzinkt de zon. Het vlamt wijd en goudig na in de lucht. Het zal nu gauw donker avond gaan worden. En er daalt een mildheid en een rust over alles. Waarin de mensen gedempter spre ken. Waarin ze elkaar met moede ogen aanzien. De dag is zwaar en heet geweest. Vanuit het oosten komt wat wind aanstrijken. De Spillepoot gaat z'n weg eenzaam en peinzend. Z'n ogen staan een beetje in zichzelf gekeerd. Z'n handen houdt hij achteloos ineen geslagen op z'n rug. En in gedachten ziet hij nog het beeld van Leentje, zo ze daar vanmiddag te schrobben stond. Op haar riempjesklompen en met haar blote armen, 't Is of haar kla re, vinnige ogen hem aldoor aan zien. En er komt een gevoel van hevige spijt in hem. Omdat hij wel weet, dat ze niks van hem hebben moet. Z'n hoofd zakt er mistroostig van voorover. Z'n dunne spillebeen tje kletst een paar keer nijdig op de keien, enn aan dat slechte been krijgt hij nu z'n gemelijke gedach ten. Maar waarbij z'n gezicht toch meteen vertrekt in een spottend lachje. Want de Spillepoot tilt niet al te zwaar. Daar zou hij geen cent mee opschieten. Hij draait de din gen liever met de lichte kant naar zich toe. Soms, zoals nu, komt er even die wrevel in hem opzetten. Om de last die z'n been hem ver schaft. Maar bijna tegelijk daarmee springt het weer spottend in hem op. En hij fluit. Een liedje dat het draaiorgel zowat iedere week komt afjengelen voor z'n raam. Er klinkt een evene trilling in. Hij belandt aan de Vesting en zinkt er neer in het gras. Het ruikt naar -de zomer. Over de velden trekt in dichte ban ken de damp. Het riet staat te sui zelen. En de schemering komt nu snel en geluidloos aangeslopen. Voor de Spillepoot er erg in heeft, zit hij er middenin. De stilte houdt hem gevangen. Hij moet er af en toe diep van zuchten. In de verte is een keer het late geloei van een koe. Een krekel komt aan z'n voeten sjirpen. Hij luistert er naar. Z'n handen woe len in het koele, klamme gras.'Maar als hij eindelijk een verse pijp ge stopt heeft, staat hij op om naar huis i weerom te gaan. „Nou, genacht oor!" roept Leentje nog een keer bij de deur. En vanuit het kamertje hoort ze tante Jo terug roepen: „Genacht, zus!" Dan trekt ze de deur achter zich dicht en staat in de donkerte van de avond. De visite is afgelopen. Hoog boven haar zitten wel duizend ster retjes te schitteren. En er strijkt wat wind langs haar gezicht. Ze haalt een paar keer heel diep adem. Nu is het eigenlijk pas lekker buiten. Maar nu is het ook tijd om naar huis te gaan. Jammer genoeg. Ze stapt de straatjes door. Aan weerskanten staan de «huisjes gesloten. Slechts hier en daar kiert wat flauw licht naar buiten. Dat maakt dan een vlek op een streep op de gevel. Er lopen een paar jongelui zachtjes tegen el kaar te praten. In de verte slaat een deur met rammelende klink. Maar Leentje slaat daar allemaal zozeer geen acht op. Ze heeft weer haar onbestemde gedachten die haar in beslag nemen. Haar voeten gaan traag en zonder veel geluid te ma ken. Haar vingers frommelen gere geld aan haar jurk. Maar opeens hoort ze iets dat wel haar aandacht trekt. Het is een hinkende stap die kelijk klinkt in de stille donkerte, steeds dichterbij komt. Die nadruk kelijk klinkt in de stille donkerte. „De Spillepoot", flitst het meteen door haar hoofd. Even later loopt hij naast haar. Hij zegt gemoedelijk: „G'nevend". En Leentje zegt terug: „G'nevend". Dan ziet ze vaag dat hij z'n hoofd wat naar haar overbuigt. Hij houdt z'n stap in. Z'n elleboog raakt zacht jes haar arm. Daarna lacht hij ver rast: „Ik ad-'r grienzen arg in dat jij 't wazze". Leentje geeft geen antwoord. Wat zou ze trouwens hierop moeten zeg gen. Ze loopt vlugger en weer lang zamer. Ze gaat een beetje verder van hem opzij. Maar de Spillepoot komt aldoor opnieuw vlak naast haar. 't Wordt een stilzwijgend spel letje. Waarover ze allebei hun af zonderlijke gedachten hebben. En Leentje hoort z'n ademhaling zwaar der worden. Wel tien keer denkt ze dat hij wat zal gaan zeggen. Dan heeft ze meteen een vinnig antwoord klaar. Maar er komt niks. Geen kik. Er zijn alleen maar naast haar de hinkende stappen en de zware adem. Ze is niet bang voor de Spillepoot. Die zal haar vast geen kwaad doen. Nee. Maar dat zwijgen legt een be klemming in haar lijf. Want anders is hij altijd zo spraakzaam. Daarom wil ze zelf iets gaan zeggen. Maar ze kan er de juiste woorden niet voor vinden. Ze gluurt eens opzij naar de donkere, hinkende schim. Ze hoest een keer hard. En haar vingers haken zich vast ineen. Ze loopt weer vlugger. Nog een paar minuten. Dan is ze bij huis. Ze wil VERENIGING „WET EN EVANGELIE" Zondag 3 October, 3.30 uur nam Ds E. D. EMOUS, Herv. Pred. te Hillegersberg. Onderwerp „Het nienwe jaar van Israël" Deze dienst wordt .gehouden .in het kerkgebouw, Zuidkade 58. de poort al in stappen. Maar daar staat ineens de Spillepoot vlak voor haar. Met z'n warm-ademende mond bijna tegen haar gezicht. En hij zegt nu gedempt: „LeentjeLeentje Verder komt hij niet. Ze voelt even z'n ruwe wang. Ze hoort z'n adem nog beter. En het dringt in eens scherp tot haar door dat ze nu weg moet. Zonder wat te zeggen, geeft ze hem met haar twee handen een duw. Hij hinkt een stap achteruit. Meteen vliegt ze de poort in. Maar halverwege blijft ze staan luisteren. Ze hoort hem niet weggaan. En er valt haar plotseling iets in. Waar van ze zelf de uitkomst niet goed kan voorzien. Maar dat hindert niks. Ze stapt vlug verder en de keuken in. Daar zitten, onder de lamp aan tafel, Trijn en Teun. Vader en moe der slapen zeker al. Ze zegt met af gewend gezicht: „D'r staat er ientje veur je an de poort, Teun". Teun kijkt op. Hij vraagt. „Wie dan?" Maar Leentje haalt haar schou ders op. Ze rommelt wat in de muurkast. Dan staat Teun op om te gaan zien. Dadelijk als hij de achterdeur uit is, duwt Leentje de kast weer dicht. Ze houdt de wijsvinger op haar mond en trekt Trijn mee ook naar buiten. En ze beduidt van stil te luisteren. Ze staan in de donkere poort tegen de muur gedrukt. Ze houden hun adem in. Teun heeft er niks van gemerkt, dat ze vlak ach ter hem aangekomen zijn. Die loopt bijna onhoorbaar op z'n sokken ver der. Maar nauwelijks heeft hij z'n hoofd- buiten de poort gestoken, of er slaan zich plotseling een paar ar men om z'n nek. En hij hoort zeg gen: „Ziezo, nou èw ik je lekker toch". Er klinkt een triomfantelijke vreugde in die woorden. Maar Teun let daar niet op. Hij herkent niet eens de Spillepoot. Dat komt louter van beduusdheid. Dan hoort hij in eens de onderdrukte, hevige lach van Trijn en Leentje achter zich. Hij voelt nattigheid. Dat doet die ander zeker ook, want de armen laten hem even plotseling weer los. Er stijgt een heftige woede in Teun op. Hij voelt zich heet worden. Daarna stompt hij met een grauw z'n twee vuisten tegelijk vooruit. Het bonst dof. Meteen is er het geluid van iemand die over de weg tuimelt. Achter hem gieren Trijn en Leentje het nu gewoonweg uit. Ze moeten er elkaar bij vasthouden. Ze hebben de macht niet om naar binnen te gaan. Als er van die ander geen verweer komt, keert Teun terug. Hij moet er nu toch zelf ook om lachen. En ter wijl hij, in het donker op goed geluk af, Trijn en Leen je allebei een flin ke por geeft, bromt hij goedig: „Azze jullie me zoks nag-'res lap- pe. Maar verder weet hij niet te gaan. Hij duwt ze met z'n harde werkhan den gevoelig de keuken in. De deur rinkelt op de klink. En met een venijnige pijn in z'n rug, verdwijnt de Spillepoot onhoor baar in het schoenmakertje. VULPEN DEFECT VELDWIJK MAAKT ZE POSTDUIVENVERENIGING DE SPERWER. Tot besluit van seizoen 1954 werd Quievraih, 193 km. Los 10 uur. Aan- nog een wedvlucht gehouden vanaf komst le duif 12.20.01 uur.; Aan komst 28e duif 12.55.12 uur Uitslag: W. v. d. Water 12 3 7 22 23' 24; Jac. de Beer 4 20 27; Nic. v. d. Zijden 5 6 15; Fr. Rip 8 12 13 21; N. Rupke 9 17; H. J. van den Berg 10; Jac. v. d. Zijden 11 25; P. Vink 14 28; W. van Berkenstei'n 16; W. van Ringelenstedn 18 26; D. Metse- V- Leiden 6.26 Alfen 6-40 Boskoop 6-47 Waddinxveen 6-52 A, Gouda 701 V. Gouda 6.14 Waddinxveen 6.23 Bosk. 6.29 Alfen 6.40 A. Leiden 6.53 Alléén op werkdagen DIENSTREGELING SPOORWEGEN INGAANDE 3 OCTOBER 1954 7.21 8.36 9.36 10-36 11.36 12.36 13-36 14.36 15.36 16-36 17-36 18-36 19.36 20-36 21.36 22-36 23.36 7-38 8-55 9.55 10-55 11.55 12-55 13-55 14-55 15.55 16-55 17-55 18-55 19 58 20-55 2155 22-55 2^55 7 51 QfS inns ii n« J5'°2 14'°2 15 02 1602 1702 1802 19 02 2006 2102 22'02 23 02 002 7-51 9-08 10.08 11-08 12,08 13-08 14-08 15-08 16.08 17.08 18-08 19-02 20.13 2108 22.08 23-08 0.08 9-17 10.17 11-17 12.17 13-17 14-17 15-17 16.17 17-17 18-17 19-17 20.22 21-17 22.17 23-17 7.12 7.21 7.26 8.25 9-25 10-25 8-34 9-34 10-34 8-40 9-40 10-40 7-36 8-53 9-53 10-53 7-48 9-06 10.06 11-06 0.17 11.25 12.25 13.25 14-25 15.25 16.25 17.25 18-25 19.25 20-25 21.25 22.25 23*25 11.34 12-34 13-34 14-34 15-34 16-34 17.34 18.34 19.34 20-34 21.34 22-34 23.34 11.40 12-40 13-40 14-40 15-40 16-40 17.40 18.40 19.39 20-40 21.40 22-40 23.40 11.53 12-53 13-53 14-53 15.53 16.53 17.53 18-53 19.53 20-53 21.53 22-53 23.53 12.06 13.06 14-06 15-06 16.06 17-06 18.06 19-06 20.06 21-06 22.06 23-06 0.06 Alléén in de nacht van Zondag op Maandag en in de nacht na een feestdag

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1954 | | pagina 3