UITSPRAAK De waterige mens lËRItEKIJKERS Wao-tcLfytfouik e-n - fac. saioii DE KERKEN NODIGEN BURGERLIJKE STAND HET KEETMEISJE IN DE EUROPOORT WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN VRIJDAG 1 JULI 1960 n. Het Nederlands .heelt verschillende taaisieren: het maant verschil ol men tegen een zaal met mensen spreeht ox tegen een goede vriend; een zestien jarige drukt zich anders uit dan een vijtugjarige; wie een kort verhaal schiyit, heelt een andere woordkeus en zinsnouw dan degene die een verhaal aan zyn kinderen vertelt, Kr zjjn in onze taal tal van dubbelvormen, waar van het ene woord slechts in ambte lijke, verheven oi „dichterlijke" taal gebruikt kan worden, terwijl het an dere in de meer gewone oi geschreven omgangstaal gebezigd wordt. Woorden die m bepaaiae situaties verzorgd en natuurlijk aandoen, klinken in andere situaties onmogelijk stijl en plechtsta tig. Ik noem b.v. weipen, zenden, ont vangen, liefhebben, aangenaam, Iraai, zeer, zeer, naast, gooien, sturen, krij gen, houden van, lijn, mooi, erg. Het luistert hier nauw. Wie zijn taal goed wil gebruiken, zal in de verschillende taaisteren de weg moeten weten. Een opgroeiend jongmens zal het hier na tuurlijk moeten hébben van het voor beeld dat beSchaalde-sprekenden in zijn omgeving hem geven. Maardeze autoriteiten laten vaak verstek gaan. Er zijn in onze volksaard bepaalde factoren die ons huiverig maken om verzorgd te spre ken. De zgn. Hollandse „nuchterheid'' spreekt een woordje mee. Wij vinden al gauw iets gek en aanstellerig. „Doe maar gewoon, dan doe je al gek ge noeg" is een spreekwoord dat alleen de Nederlanders bezitten. De Neder lander wil niet blootgeven. Deze psychologische factoren zijn niet de enige oorzaken van de noncha lance in de taaihantering. Vroeger was er een grote afstand tussen de gewone spteektaal en een deftige, plechtige schrijftaal. Hiertegen is terecht verzet gekomen. „Schrijf zoals je spreekt" werd in het begin van deze eeuw de leuze. Deze gezonde reactie heeft - als elke reactie - de neiging gehad te ver te gaan; het juiste evenwicht is nog steeds niet teruggevonden. In het schriftbeeld kregen we uit vrees voor een onnatuurlijke letteruitspraak de „uitgeknaagde" vormen: 'k, 't, 'n, m'n en z'n, die een hinderlijke onrustige indruk maken bij het lezen. In de ge sproken taal is men huiverig geworden voor elk woord dat enige distinctie verraadt; volledige vormen als rode en goede durft men haast niet meer te gebruiken. We zijn in een onzekere situatie gekomen, waarin de taalsferen door elkaar lopen. Wij durven niet meer met zorg onze woorden te kiezen; een goed-gearticuleerde uitspraak geeft ons het gevoel van aanstellerij en dik doenerij. Het verzorgen van zijn taal schijnt in ons land een nogal gênante bezigheid te zijn, slechts geschikt om een caricatuur te geven. Mensen uit het westen van ons land schijnen doodsbenauwd te zijn voor het heeft. Dit wordt strijk en zet ,yhep". „De krant hep er vol van gestaan", zegt men dan. Daarbij komt nog een andere factor: het streven om „jong te blijven". Jon ge mensen hebben behoefte aan dikke woorden, ze vallen graag in uitersten. Onbeduidende dingen worden met krachttermen aangeduid; verheven za ken krijgen banale namen. In de taal groei van jonge mensen is dit heel normaal: het karakter moet zich nog vormen, de persoonlijkheid zoekt naar zelfbevestiging en het spreekt vanzelf dat dit in het uiterst gevoelig instru ment van de taal tot uiting komt. Als mijn tienjarig zoontje van een school reisje verklaart dat het „hartstikke mieters" was en mijn dertienjarige dochtertje het hart van mijn vrouw verkwikt met de mededeling dat de soep weer „moorddadig lekker" is, dan kan ik wel een beetje pedagogisch sputteren tegen tegen deze geiaaen taal maar het zou me toch wei neel beden kelijk lijken, als mijn zoontje het schoolreisje „buitengewoon prettig' en mijn dochtertje de soep „bijzonder smakelijk" had gevonden. Met de groei van de persoonlijkheid korht ook de taal in evenwicht. Maar het is een uiterst bedenkelijk verschijnsel van deze tijd dat volwas senen de taal van de pubers trachten na te doen. Dit is toch wel de omge keerde wereld: terwijl de jeugd zich in de taalvorming moet richten naar de beschaafd-sprekende volwassene, gaat de volwassene „puberteitje spelen en maakt zich niet alleen belachelijk in zijn streven vlot, joviaal, jong en ge tapt te zijn, maar remt ook de taal ontwikkeling van jonge mensen. De volwassene vindt ook alle dingen „fan tastisch" of „rottig". Vader bedreigt zijn zoontje niet meer met een draai om zij a oren, nee, hij zal hem wel een „dreun" geven. Een collega zei me zelfs een keer in volle ernst: ,,'t Is voor die mensen een hele dreun hun kind te moeten missen". Jonge mensen kanten zich - meestal onbewust - tegen deze tegennatuurlijke hebbelijkheid van him opvoeders. Uit de studentenwereld stamt het woord „fuif"; nu dit door iedereen wordt ge bezigd, zegt geen enkele student het meer: men gebruikt weer het stijf-def- tige woord feest. Toen iedereen de ge zellige studentenafkorting „soos" ging gebruiken, bekeerden de studenten zich weer tot de volle vorm sociëteit, keurig met vier lettergrepen. Wanneer vader ook al gaat spreken van de baas of de dirk van de h.b.s., promoveert zoonlief hem weer netjes tot de direc teur. Het is natuurlijk heel prettig dat de afstand tussen volwassenen en kinde ren kleiner is geworden. De leraar op de middelbare school is niet meer de alwijze, die daar woont en troont in ongenaakbaarheid achter zijn lessenaar er is een grotere mate van jovialiteit gekomen en daardoor is ook de taal die wij in de klas spreken losser en vrijer geworden. „Joh, doe niet zo rot!" „Begint dat gedonderjaag nou weer?" „Zou je nou eindelijk niet eens met je tengels van die glazen afblijven?" 't Klinkt allemaal leuk en vlot, maar als dit zo do gewone schoolspraak wordt, behoeven we niet al te veel illusies te koesteren over een zorgvul dig taalgebruik bij de leerlingen. De jonge mensen weten niet meer, hoe ze zich in de taal moeten bewegen. De volwassene, die ook nog wel anders kon, 'heeft door gemakzucht, valse schaamte, streven naar populariteit of vrees om oud te lijken de jonge mens een taalwildernis ingestuurd, hij moet maar zien, hoe hij zich daarin redt. De onzekerheid over de gevoels waarde van woorden en uitdrukkingen blijkt duidelijk uit de opstellen, die een leraar dagelijks onder ogen krijgt. De leerling weet wel dat zijn jongens taal waarop de volwassenen hem ook dagelijks tracteren, niet voor iedere situatie past. Hij beseft dat hij „hart stikke", „beroerd" en „rottig" moet vermijden. Doordat hij echter nauwe lijks de gebruikssfeer kent van andere woorden die in de gewone omgangs taal passen, grijpt hij naar de te „def tige" woorden, die hij in zijn boeken is tegengekomen. Als een leerling in zijn opstel schrijft „Ik vind wiskunde een zeer mooi vak", dan blijkt dat de gewone woordjes heel en erg niet tot zijn directe, parate woordenschat behoren; geen wonder, hij gébruikt en hoort in dit geval al leen maar „hartstikke fijn". In een opstel streepte ik aan: „Toen mijn oom dood was gegaanDezelfde leer ling schreef in een volgend opstel „De vissen waren alle overleden". Het is me ook opgevallen, hoe vaak de leerlingen een woord als „spoedig" ge bruiken, uit vrees dat „gauw" te ba naal is. De onzekerheid over de ge voelswaarde van de gewone woorden brengt de leerlingen tot de keuze van een te plechtig woord voor alledaags situaties. Ik zal dit artikel moeten beëindigen, al is het onderwerp nog lang niet uit geput. Ik hoop duidelijk te hebben ge maakt dat we met het hanteren van onze taal nog niet zijn waar we moe ten zijn. De taal is een kostbaar beait, dat onze zorg en liefde waard is; ver onachtzaming van dit fijne instrument van ons zieleleven leidt tot vergroving van de levensstijl. Voor ieder mens die zichzelf respecteert en voor zijn kin deren het goede zoekt, ligt hier een taak: mee te werken aan de beschaving die meer is dan het aanbrengen van een vernisje, maar die achter en in de taal de ziel zoekt van de mens en streeft naar wat lieflijk is en welluidt. S. v. d. Berg (Overgenomen uit „Chr. Vrouw" MEDISCHE PERIKELEN' Water is de meest ordinaire en doodgewone vloeistof die wij kennen, die men in onzettende hoeveelheden op onze wereld aantreft. De opper vlakte van onze gehele aardbol is ver deeld in één derde van deze vloeistof. We vinden het in onze rivieren, onder de bodem als grondwater, als neerslag in de vorm van regen, hagel oi sneeuw, kortom onze wereld en ons leven zijn vervuld van water en dit laatste in de meest letterlijke zin, want het menselijk lichaam bestaat voor on geveer tweederden uit water. We zijn dus grotendeels vloeistof al zouden we dat op het eerste gezicht niet zeg gen, toch is het een feit en ons lichaam heeft vanzelfsprekend heel wat met water te stellen. In ons lichaam dat eigenlijk een na tuurkundig en chemisch laboratorium is, speelt het water de rol van ma nusje van alles. Het is het oplosmiddel voor tal van stoffen, helpt bij de spijs vertering en zorgt voor de versprei ding van' de voedingstoffen, die door middel van het bloéd in de organen terecht komen. Als warmtegeleider zorgt het voor de regeling van de temperatuur in het organisme en zo doende eveneens voor een juiste lichaamstemperatuur. Hierbij speelt 't bloed, dat voor ongeveer tachtig pro cent uit water bestaat en dat in alle delen van ons lichaam komt, een be langrijkste chemische stof in ons lichaam. Wanneer wij een slok water nemen, dan begint het gehele vernuftige en gecompliceerde mechanisce van de waterhuishouding van ons lichaam te werken. Een deel van het water komt via de maagwand in het bloed, de rest komt in de darmen en helpt de te verteren stoffen verdunnen. Na de ze taak verdwijnt dit water via de darmwand ook in het bloed. In dat bloed begeeft het zich naar alle delen van het lichaam om zijn veelzijdige biochemische taak te vervullen. Natuurlijk is het van het allergroot ste belang, dat het lichaam steeds vol doende water bevat. Een tekort van tien procent is voldoende om de mens ernstig ziek te doen zijn, een tekort van twintig procent betekent de dood. Aan de andere kant kan een teveel aan water ook tot ziekte leiden, doch wanneer we normaal water tot ons nemen en de waterhuishouding van ons lichaam normaal functioneert, blijft alles keurig op peil. Spijzen en dranken, die wij nutti gen, voeren dagelijks tussen de één en drie liter water in ons lichaam aan. Bovendien maakt het lichaam zelf ook water en wel uit de in het voedsel aanwezige waterstof en de in geademde zuurstof. Maar het water verdwijnt na het vervullen van zijn taak ook weer en wel op verschillende manieren. Het grootste deel wordt afgescheiden door de nieren, voorts een deel als zweet door de huis en tenslotte een deel als waterdamp bij het uitademen. Ons circulerende bloed stroomt op zijn tocht ook door de nieren, die uit enorme hoeveelheden filtercellen be staan, waardoor het bloed wordt ge reinigd. De verzamelde afvalstoffen komen druppelsgewijs in de blaas, die ze tenslotte verwijdert. De hypofyse, een aanhangsel van de middenhersenen zorgt voor water wa terhuishouding. Is er veel vocht in het lichaam, dan worden de nieren tot groter aktiviteit aangezet en er wordt meer vocht afgescheiden. Is er weinig vocht in het lichaam dan wordt de aktiviteit van de nieren getemperd en verlaat er minder vocht het lichaam. Door afscheiding van een speciaal hormoon, dat de nieren al of niet ak- tiveert, vervult de hypofyse haar taak. Is er een ernstig tekort aan vocht, dan doen de hersenen nog iets anders. Zij treffen maatregelen en in de keel ontstaat een gevoel van dorst. Wordt er aan het verzoek om vocht niet vol daan dan verdwijnt het speeksel en ontstaat een zeer droge mond, die sa men met het gevoel van dorst de mens wel dwingt tot drinken, waardoor het evenwicht weer wordt hersteld. Het is een bewezen feit, dat de mens langer buiten voedsel kan dan buiten vocht. Hierboven vermelden wij het reeds, slechts één vijfde van onze totale vochtvoorraad behoeft maar te ver dwijnen en de dood is het gevolg. Zo zien we, dat water het levenssap is vanaf 35.- tot 110.— OPTICIEN De zaak met de buitenklok DE PROTESTANTSE KERKEN TE WADDINXVEEN IN HET MIDDEN DER 19e EEUW. De kerk van Waddinxveen, die vóór de Reformatie aan de Hl Viktor was toegewijd, werd door ouderdom on herstelbaar verklaard, waarna zij in het jaar 1838 voor afbraak werd ver kocht. Men was echter in het begin van 1837 aldus het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden door A. J. van der Aa, een uitgave van 1849 reeds begonnen met de aanbouw van een nieuwe kerk op een andere plaats in de gemeenten en wel nabij de Waddinxveense brug. Voor de aanvang werd een negotiaie gesloten terwijl voorts een subsidie uit de rijks, en provinciale kassen werd verstrekt. Dit nieuwe -kerkgebouw, waarin het orgel uit de oude kerk was geplaatst, werd op 16 december 1838 ingewijd. Van der Aa schrijft erover, dat het met een toren is voorzien en uit_ en inwendig een zeer goed aan zien heeft. De Hervormden zo vervolgt de sa mensteller die er 2100 in getal zijn, behoren tot de gemeente Waddinxveen en Bloemendaal. De Remonstranten, KERKDIENSTEN VAN A.S. ZONDAG Nederlands Hervormde Kerk. V.m. 9.30 uur Ds J. R. Cuperus Nam. 6.30 uur Ds J. Koole, Reeuwijk Nederlands Hervormd Wijkgebouw. V.m. 9.30 uur Ds C. v. d. Bosch, Bodegraven Nam. 6.30 uur Ds J. R. Cuperus Herv. Kring „Wet en Evangelie". Verenigingsgebouw. Stationsstraat. V.m. 9.30 uur Ds E. H. Kalkman Nam. 7 uur Ds J. van Vliet, Domburg Gereformeerde Kerk. V.m. 9.30 en nam. 6.30 uur Ds. Snoey Rem. Geref. Gemeente. Geen dienst Chr. Afgescheiden Gemeente. Van. 9.30 en nam. 5 uur Ds A. P. Verloop woensdag 6 juli, nam. 7 uur Ds A. P. Verloop KERKDIENSTEN. Parochie St. Victor, Zuidkade. Telefoon 2452. Pastoor: H. C. A. P. van Drunen. Zaterdags en zondags om 7 uur Lof. Biechtgelegenheid: s zaterdags van 5-8 uur. mis; 8.30 uur de hoogmis; 11 uur de late mis. Door de week 8 uur. Elke eerste vrijdag van de maand: 8 uur avondmis. Missen: 's zondags 7 uur de vroeg- Diensten Jehova's Getuigen. 3 juli 6.30 uur Wachttorenstudie 7 juli geen diensten. De ZONDAGSDIENST wordt waar genomen door Dr. P. van der Linde. Aangiften van 23 tot 29 juni 1960 Geboren: Pieter, z.v. A. J. Both en T. Struik, Kanaalstraat 12; Marja Agatha Elizabeth, d.v. A. Brou wer en A. E. M. Boxhoorn, Nesse 42; Ronald, z.v. W. Sekeris en C. P. Pleu- ne, Kerkweg 192; Ondertrouwd: W. J. B. Tol en J. G. Jouvenaar. C. B. Rozestraten en E. J. A. Nien- huis; Gehuwd: H. J. Hagen en J. M. van Hofwegen; G. H. van Leeuwen en H. G. A. Kempkes; J. Hoogendoorn en H. G. van den Akerboom. GEVONDEN EN VERLOREN VOORWERPEN. Gevonden: zwembroek; grijze motor jasje; witte nylonsok; bruine aktetas met inh.; ballpoint. Verloren: blauw zwembroekje; rode portemonnaie met inh.; gouden arm band. die men er 340 telt maken, met die uit de gemeente Broek c.a. éne ge meente uit welke tot de Derde klasse van die gezindte behoort en 180 zie len, onder welke ongeveer 80 ledema ten, telt. Ook het kerkgebouw der Remon stranten verkeerde omstreeks 1828 in minder goede staat en was bovendien te klein voor de gemeente, totdat men naar middelen zocht teneinde een ge heel nieuw gebouw te stichten. Dit gelukte en aan de Goudkade verrees in 1886 een nieuwe Remonstrantse kerk, welke op 3 juli door de predi kant Gerard Brandt Maas werd inge wijd. Zes jaar later werd aan deze kerk een nieuwe pastorie toegevoegd. E. v. E. Ons wekelijks vervolgverhaal door H.A.N.S. HOOFDSTUK I, no. 1 Een dreunende slag deed de oude boerderij op zijn grondvesten trillen. De zoldering kraakte en vertoonde op verschillende plaatsen kieren, waaruit stof neerdwarrelde. Achter het behang ritselde traag de kalk omlaag, een ge luid veroorzakend alsof er een leger tje muizen op de vlucht sloeg. Op de bovenverdieping klonk glasgerinkel. Christa, die met opgetrokken wenk brauwen en een verbeten gezicht stond te kijken naar de stijgende lijn van de hoge dijk, die buiten langs de ra men werd opgeworpen, deed onwille keurig een stap achteruit. De ergernis week niet uit haar ogen toen ze een blik op haar broer wierp, die heel even met een frons op het voorhoofd rechtop voerde, daarna met een laconiek gebaar het gruis van zijn papieren streek en zich dan weer on verstoord over zijn schrijfwerk boog. Er klonk scherp verwijt in haar stem toen ze zei: Je zou bijna denken dat dit oude gebouw meer verweer voert, dan de bewoners zelf. Haar ogen volgden waarderenl de zware eikenhouten balken van de zoldering en met warmte vervolgde ze: „Het houdt zich nog steeds prima, al schij nen de explosies bij het opruimen van de bunkers voortdurend zwaarder te worden. Ze loosde een zucht. Goed. braaf huis, zei ze fluisterend. Mark richtte zich op en keek zacht hoofdschuddend naar zijn zuster. Je weet hoe ik er over denk, zei hij. Waarom je krachten verspillen aan iets, dat nutteloos is? Het is beter, om in de toekomst te zien en al je ener gie te besteden aan de nieuwe tijden, die ons wachten. Zijn blik gleed vol genegenheid over de strijdlustige figuur van zijn zuster. Christa's hele houding en gezicht toonde weerspannigheid. Als een kunstschilder nu het agrarische ver weer tegen de opdringende en alles opslokkende industrie oo hun eiland in beeld zou willen brengen, dan zou hij in Christa een prachtig model vin den. Zoals ze daar stond, gekleed in een blauwe overall, de benen stevig op de grond geplant, de handen balorig in de zakken geduwd, was ze een toonbeeld van de gezonde, ferme landbouwersdochter, bezield met gro te werkdrift, zonder dit te kunnen uitleven. Groot en fors was Christa, met een stevig en toch elegant en le nig figuur, zodat ze ondanks haar mannelijke kleding een aantrekkelijke charmante indruk maakte. Hoewel haar ogen nu fonkelden van boosheid, lag er ook een vragende, nog alles van de wereld verwachtende blik in. Door haar kloeke bouw leek ze ouder dan haar eenentwintig jaar, maar wie de moeite nam meer aandacht aan haar te besteden en waren er velen - werd getroffen door de klare oogop slag, die getuigde van een onberoerd innerlijk. Mark wist dat ze op vele mannen een verwarrende invloed uit oefende. Haar optreden wisselde op een verrassende manier, van argeloos kind tot zelfbewuste jonge vrouw. Zij toonde zich bijzonder zelfstandig en toch was dat juist de reden waarom hij zich over haar niet geheel gerust voelde. Christa zei hij op overredende toon, Geef je tegenstand op, kind. Leg je bij de toestand neer. Dit is hier geen leven meer. Aan een kant van het huis graven ze aan de havens en be nemen de dijken ieder uitzicht, aan de andere kant wordt de lucHt ver scheurd door de ontploffingen bij de bunkers. Hier is niets meer voor ons te doen. Werk mee aan onze nieuwe toekomst. Het zal je de nodige af leiding bezorgen, zodat je het dierbaar polderland hier niet zo zwaar zult missen. Jij bent verliefd, zei Christa kortaf en een beetje spottend. Met verliefde mensen kun je niet redelijk praten. Mark's ogen liefkoosden de brief waaraan hij bezig was. Mijn allerlief ste Truus luidde de aanhef. Ja, hij kon het moeilijk tegenspreken. Nog maar kort had hij zich in de Noord oostpolder gevestigd of hij had daar het meisje, dat aan al zijn idealen be antwoordde, ontmoet. Daarom moest hij toegeven dat uit hem al groten deels had verzoend met zijn nieuwe omgeving. Zelfs tjjdens de enkele da gen die hij op het eiland Rozenburg moest doorbrengen, om zijn zaken te regelen, trok zijn hart al weer naar Truus. Niettemin bleef daar altijd nog de onrust om Christa. Ze was meer derjarig en kon dus doen en laten wat ze wilde. Toch kon hij het gevoel niet van zich afzetten, dat hij haar onbe schermd achterliet. Ze had zich in het hoofd gezet, om tot de laatste dag dat hun boerderij mocht blijven staan, op het eiland te blijven. Door hun verzet tegen de onteigening, die ten behoeve van de industrie allerwege werd uit gevoerd, hadden zij een half jaar uit stel gewonnen. Dit had Christa ver sterkt in de mening, dat alles voor hen nogniet verloren was. Mark wist wel beter. Trouwens iedereen die zijn ogen op de Rozenburg de kost gaf, kon zien, dat het voor de agrariërs op het eiland gedaan was. Chista kon heus wel verstandig denken, maar ze kon geen afscheid nemen van al de dingen die haar op haar geboortegrond zo dierbaar waren geworden. Als kind had ze gewandeld in de wijde polders met hun wuivenden korenvelden. Nooit raakte ze uitgekeken op de on telbare schakeringen in groen, bruin en geel van bomen, heesters en vel den, een natuurtapijt, dat onderbro ken werd door het rood en wit van een eenzame woning of boerderij. Terwijl Christa zonder inspanning de lagere en later de middelbare school in het dichtsbij gelegen stadje volgde, was ze de overige uren bij het werk op het land te vinden. Al vroeg verloren zij hun moeder en enige ja ren later werd hun vader dood onder een omgekantelde tractor gevonden. Christa had later ook de zorg voor de huishouding op" zich genomen. Het werk op de boerderij bleef zonder haperen doorgaan. In latere jaren ging alles voorspoedig. De oogsten waren gaaf en rijk, het vee glanzend en ge zond. Toen kwamen de geruchten die in overrompelende snelheid aangroeien tot een reeks van nieuwtjes, welke voor de bewoners bijna niet waren te verwerken. Op Rozenburg, hun eiland, zou in dustrie komen. Maar daar zou het niet bij blijven. Men sprak over zee havens en zelfs hoogovens. Gekkenpraat zei men tegen elkaar. Wat kan je doen in dit verlaten land Er zijn niet eens behoorlijke verbin dingen met het overige deel van Ne derland. Maar de stemmen an de plannenmakers klonken luider en be slister. Niettemin bleef men op het ei land troost putten uit het feit, dat de wetenschapsmensen elkaar zo dikwijls tegenspraken. Opeens was het niet meer te houden. Over de Botlekbrug, die nog betrekkelijk nieuw was, stroomden de arbeiders toe. Nog gaf men de moed niet op Dit was immers een gedeelte van het eiland, waarvan heel vroeger de vroede vaderen al af stand wilde doen. Men moest dit zien als een normale groei van het groot Rotterdams havenbedrijf. Angst, noch tegenspraak kon echter de industrie keren. Voortschuivelend als een grote slang, telkens even in rust, wanneer er een grote brok werd verteerd, nam ze bezit van het ei land. Officiële plechtigheden wissel den elkaar af. Een eerste paal voor dit en een eerste steenlegging voor dat. Men deed geen moeite meer elkaar gerust te stellen. Een niet te stuiten opmars was begonnen. Wie kende niet reeds de Shell en de Esso? Wie had niet van de scheepswerven van Ver. olme gehoord? Het was verbijsterend en 'het leek of heel Nederland zijn ex. pansiedrift alleen op Rozenburg kon botvieren. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1960 | | pagina 5