UITSPRAAK
De waterige mens
lËRItEKIJKERS
Wao-tcLfytfouik e-n
-
fac. saioii
DE KERKEN
NODIGEN
BURGERLIJKE
STAND
HET KEETMEISJE IN DE
EUROPOORT
WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN
VRIJDAG 1 JULI 1960
n.
Het Nederlands .heelt verschillende
taaisieren: het maant verschil ol men
tegen een zaal met mensen spreeht ox
tegen een goede vriend; een zestien
jarige drukt zich anders uit dan een
vijtugjarige; wie een kort verhaal
schiyit, heelt een andere woordkeus en
zinsnouw dan degene die een verhaal
aan zyn kinderen vertelt, Kr zjjn in
onze taal tal van dubbelvormen, waar
van het ene woord slechts in ambte
lijke, verheven oi „dichterlijke" taal
gebruikt kan worden, terwijl het an
dere in de meer gewone oi geschreven
omgangstaal gebezigd wordt. Woorden
die m bepaaiae situaties verzorgd en
natuurlijk aandoen, klinken in andere
situaties onmogelijk stijl en plechtsta
tig. Ik noem b.v. weipen, zenden, ont
vangen, liefhebben, aangenaam, Iraai,
zeer, zeer, naast, gooien, sturen, krij
gen, houden van, lijn, mooi, erg. Het
luistert hier nauw. Wie zijn taal goed
wil gebruiken, zal in de verschillende
taaisteren de weg moeten weten. Een
opgroeiend jongmens zal het hier na
tuurlijk moeten hébben van het voor
beeld dat beSchaalde-sprekenden in
zijn omgeving hem geven.
Maardeze autoriteiten laten
vaak verstek gaan. Er zijn in onze
volksaard bepaalde factoren die ons
huiverig maken om verzorgd te spre
ken. De zgn. Hollandse „nuchterheid''
spreekt een woordje mee. Wij vinden
al gauw iets gek en aanstellerig. „Doe
maar gewoon, dan doe je al gek ge
noeg" is een spreekwoord dat alleen
de Nederlanders bezitten. De Neder
lander wil niet blootgeven.
Deze psychologische factoren zijn
niet de enige oorzaken van de noncha
lance in de taaihantering. Vroeger was
er een grote afstand tussen de gewone
spteektaal en een deftige, plechtige
schrijftaal. Hiertegen is terecht verzet
gekomen. „Schrijf zoals je spreekt"
werd in het begin van deze eeuw de
leuze. Deze gezonde reactie heeft - als
elke reactie - de neiging gehad te ver
te gaan; het juiste evenwicht is nog
steeds niet teruggevonden. In het
schriftbeeld kregen we uit vrees voor
een onnatuurlijke letteruitspraak de
„uitgeknaagde" vormen: 'k, 't, 'n, m'n
en z'n, die een hinderlijke onrustige
indruk maken bij het lezen. In de ge
sproken taal is men huiverig geworden
voor elk woord dat enige distinctie
verraadt; volledige vormen als rode en
goede durft men haast niet meer te
gebruiken. We zijn in een onzekere
situatie gekomen, waarin de taalsferen
door elkaar lopen. Wij durven niet
meer met zorg onze woorden te kiezen;
een goed-gearticuleerde uitspraak geeft
ons het gevoel van aanstellerij en dik
doenerij. Het verzorgen van zijn taal
schijnt in ons land een nogal gênante
bezigheid te zijn, slechts geschikt om
een caricatuur te geven.
Mensen uit het westen van ons land
schijnen doodsbenauwd te zijn voor het
heeft. Dit wordt strijk en zet ,yhep".
„De krant hep er vol van gestaan",
zegt men dan.
Daarbij komt nog een andere factor:
het streven om „jong te blijven". Jon
ge mensen hebben behoefte aan dikke
woorden, ze vallen graag in uitersten.
Onbeduidende dingen worden met
krachttermen aangeduid; verheven za
ken krijgen banale namen. In de taal
groei van jonge mensen is dit heel
normaal: het karakter moet zich nog
vormen, de persoonlijkheid zoekt naar
zelfbevestiging en het spreekt vanzelf
dat dit in het uiterst gevoelig instru
ment van de taal tot uiting komt. Als
mijn tienjarig zoontje van een school
reisje verklaart dat het „hartstikke
mieters" was en mijn dertienjarige
dochtertje het hart van mijn vrouw
verkwikt met de mededeling dat de
soep weer „moorddadig lekker" is, dan
kan ik wel een beetje pedagogisch
sputteren tegen tegen deze geiaaen taal
maar het zou me toch wei neel beden
kelijk lijken, als mijn zoontje het
schoolreisje „buitengewoon prettig' en
mijn dochtertje de soep „bijzonder
smakelijk" had gevonden. Met de groei
van de persoonlijkheid korht ook de
taal in evenwicht.
Maar het is een uiterst bedenkelijk
verschijnsel van deze tijd dat volwas
senen de taal van de pubers trachten
na te doen. Dit is toch wel de omge
keerde wereld: terwijl de jeugd zich in
de taalvorming moet richten naar de
beschaafd-sprekende volwassene, gaat
de volwassene „puberteitje spelen en
maakt zich niet alleen belachelijk in
zijn streven vlot, joviaal, jong en ge
tapt te zijn, maar remt ook de taal
ontwikkeling van jonge mensen. De
volwassene vindt ook alle dingen „fan
tastisch" of „rottig". Vader bedreigt
zijn zoontje niet meer met een draai
om zij a oren, nee, hij zal hem wel een
„dreun" geven. Een collega zei me zelfs
een keer in volle ernst: ,,'t Is voor die
mensen een hele dreun hun kind te
moeten missen".
Jonge mensen kanten zich - meestal
onbewust - tegen deze tegennatuurlijke
hebbelijkheid van him opvoeders. Uit
de studentenwereld stamt het woord
„fuif"; nu dit door iedereen wordt ge
bezigd, zegt geen enkele student het
meer: men gebruikt weer het stijf-def-
tige woord feest. Toen iedereen de ge
zellige studentenafkorting „soos" ging
gebruiken, bekeerden de studenten
zich weer tot de volle vorm sociëteit,
keurig met vier lettergrepen. Wanneer
vader ook al gaat spreken van de baas
of de dirk van de h.b.s., promoveert
zoonlief hem weer netjes tot de direc
teur.
Het is natuurlijk heel prettig dat de
afstand tussen volwassenen en kinde
ren kleiner is geworden. De leraar op
de middelbare school is niet meer de
alwijze, die daar woont en troont in
ongenaakbaarheid achter zijn lessenaar
er is een grotere mate van jovialiteit
gekomen en daardoor is ook de taal
die wij in de klas spreken losser en
vrijer geworden. „Joh, doe niet zo rot!"
„Begint dat gedonderjaag nou weer?"
„Zou je nou eindelijk niet eens met
je tengels van die glazen afblijven?"
't Klinkt allemaal leuk en vlot, maar
als dit zo do gewone schoolspraak
wordt, behoeven we niet al te veel
illusies te koesteren over een zorgvul
dig taalgebruik bij de leerlingen.
De jonge mensen weten niet meer,
hoe ze zich in de taal moeten bewegen.
De volwassene, die ook nog wel anders
kon, 'heeft door gemakzucht, valse
schaamte, streven naar populariteit of
vrees om oud te lijken de jonge mens
een taalwildernis ingestuurd, hij moet
maar zien, hoe hij zich daarin redt.
De onzekerheid over de gevoels
waarde van woorden en uitdrukkingen
blijkt duidelijk uit de opstellen, die
een leraar dagelijks onder ogen krijgt.
De leerling weet wel dat zijn jongens
taal waarop de volwassenen hem ook
dagelijks tracteren, niet voor iedere
situatie past. Hij beseft dat hij „hart
stikke", „beroerd" en „rottig" moet
vermijden. Doordat hij echter nauwe
lijks de gebruikssfeer kent van andere
woorden die in de gewone omgangs
taal passen, grijpt hij naar de te „def
tige" woorden, die hij in zijn boeken
is tegengekomen.
Als een leerling in zijn opstel schrijft
„Ik vind wiskunde een zeer mooi vak",
dan blijkt dat de gewone woordjes heel
en erg niet tot zijn directe, parate
woordenschat behoren; geen wonder,
hij gébruikt en hoort in dit geval al
leen maar „hartstikke fijn". In een
opstel streepte ik aan: „Toen mijn oom
dood was gegaanDezelfde leer
ling schreef in een volgend opstel
„De vissen waren alle overleden". Het
is me ook opgevallen, hoe vaak de
leerlingen een woord als „spoedig" ge
bruiken, uit vrees dat „gauw" te ba
naal is. De onzekerheid over de ge
voelswaarde van de gewone woorden
brengt de leerlingen tot de keuze van
een te plechtig woord voor alledaags
situaties.
Ik zal dit artikel moeten beëindigen,
al is het onderwerp nog lang niet uit
geput. Ik hoop duidelijk te hebben ge
maakt dat we met het hanteren van
onze taal nog niet zijn waar we moe
ten zijn. De taal is een kostbaar beait,
dat onze zorg en liefde waard is; ver
onachtzaming van dit fijne instrument
van ons zieleleven leidt tot vergroving
van de levensstijl. Voor ieder mens die
zichzelf respecteert en voor zijn kin
deren het goede zoekt, ligt hier een
taak: mee te werken aan de beschaving
die meer is dan het aanbrengen van
een vernisje, maar die achter en in de
taal de ziel zoekt van de mens en
streeft naar wat lieflijk is en welluidt.
S. v. d. Berg
(Overgenomen uit „Chr. Vrouw"
MEDISCHE PERIKELEN'
Water is de meest ordinaire en
doodgewone vloeistof die wij kennen,
die men in onzettende hoeveelheden
op onze wereld aantreft. De opper
vlakte van onze gehele aardbol is ver
deeld in één derde van deze vloeistof.
We vinden het in onze rivieren, onder
de bodem als grondwater, als neerslag
in de vorm van regen, hagel oi
sneeuw, kortom onze wereld en ons
leven zijn vervuld van water en dit
laatste in de meest letterlijke zin, want
het menselijk lichaam bestaat voor on
geveer tweederden uit water. We zijn
dus grotendeels vloeistof al zouden
we dat op het eerste gezicht niet zeg
gen, toch is het een feit en ons
lichaam heeft vanzelfsprekend heel
wat met water te stellen.
In ons lichaam dat eigenlijk een na
tuurkundig en chemisch laboratorium
is, speelt het water de rol van ma
nusje van alles. Het is het oplosmiddel
voor tal van stoffen, helpt bij de spijs
vertering en zorgt voor de versprei
ding van' de voedingstoffen, die door
middel van het bloéd in de organen
terecht komen. Als warmtegeleider
zorgt het voor de regeling van de
temperatuur in het organisme en zo
doende eveneens voor een juiste
lichaamstemperatuur. Hierbij speelt 't
bloed, dat voor ongeveer tachtig pro
cent uit water bestaat en dat in alle
delen van ons lichaam komt, een be
langrijkste chemische stof in ons
lichaam.
Wanneer wij een slok water nemen,
dan begint het gehele vernuftige en
gecompliceerde mechanisce van de
waterhuishouding van ons lichaam te
werken. Een deel van het water komt
via de maagwand in het bloed, de
rest komt in de darmen en helpt de
te verteren stoffen verdunnen. Na de
ze taak verdwijnt dit water via de
darmwand ook in het bloed. In dat
bloed begeeft het zich naar alle delen
van het lichaam om zijn veelzijdige
biochemische taak te vervullen.
Natuurlijk is het van het allergroot
ste belang, dat het lichaam steeds vol
doende water bevat. Een tekort van
tien procent is voldoende om de mens
ernstig ziek te doen zijn, een tekort
van twintig procent betekent de dood.
Aan de andere kant kan een teveel
aan water ook tot ziekte leiden, doch
wanneer we normaal water tot ons
nemen en de waterhuishouding van
ons lichaam normaal functioneert,
blijft alles keurig op peil.
Spijzen en dranken, die wij nutti
gen, voeren dagelijks tussen de één
en drie liter water in ons lichaam
aan. Bovendien maakt het lichaam
zelf ook water en wel uit de in het
voedsel aanwezige waterstof en de in
geademde zuurstof.
Maar het water verdwijnt na het
vervullen van zijn taak ook weer en
wel op verschillende manieren. Het
grootste deel wordt afgescheiden door
de nieren, voorts een deel als zweet
door de huis en tenslotte een deel als
waterdamp bij het uitademen.
Ons circulerende bloed stroomt op
zijn tocht ook door de nieren, die uit
enorme hoeveelheden filtercellen be
staan, waardoor het bloed wordt ge
reinigd. De verzamelde afvalstoffen
komen druppelsgewijs in de blaas, die
ze tenslotte verwijdert.
De hypofyse, een aanhangsel van de
middenhersenen zorgt voor water wa
terhuishouding. Is er veel vocht in het
lichaam, dan worden de nieren tot
groter aktiviteit aangezet en er wordt
meer vocht afgescheiden. Is er weinig
vocht in het lichaam dan wordt de
aktiviteit van de nieren getemperd en
verlaat er minder vocht het lichaam.
Door afscheiding van een speciaal
hormoon, dat de nieren al of niet ak-
tiveert, vervult de hypofyse haar taak.
Is er een ernstig tekort aan vocht,
dan doen de hersenen nog iets anders.
Zij treffen maatregelen en in de keel
ontstaat een gevoel van dorst. Wordt
er aan het verzoek om vocht niet vol
daan dan verdwijnt het speeksel en
ontstaat een zeer droge mond, die sa
men met het gevoel van dorst de mens
wel dwingt tot drinken, waardoor het
evenwicht weer wordt hersteld. Het is
een bewezen feit, dat de mens langer
buiten voedsel kan dan buiten vocht.
Hierboven vermelden wij het reeds,
slechts één vijfde van onze totale
vochtvoorraad behoeft maar te ver
dwijnen en de dood is het gevolg. Zo
zien we, dat water het levenssap is
vanaf 35.- tot 110.—
OPTICIEN
De zaak met de buitenklok
DE PROTESTANTSE KERKEN TE
WADDINXVEEN IN HET MIDDEN
DER 19e EEUW.
De kerk van Waddinxveen, die vóór
de Reformatie aan de Hl Viktor was
toegewijd, werd door ouderdom on
herstelbaar verklaard, waarna zij in
het jaar 1838 voor afbraak werd ver
kocht. Men was echter in het begin
van 1837 aldus het Aardrijkskundig
woordenboek der Nederlanden door
A. J. van der Aa, een uitgave van
1849 reeds begonnen met de aanbouw
van een nieuwe kerk op een andere
plaats in de gemeenten en wel nabij
de Waddinxveense brug. Voor de
aanvang werd een negotiaie gesloten
terwijl voorts een subsidie uit de
rijks, en provinciale kassen werd
verstrekt. Dit nieuwe -kerkgebouw,
waarin het orgel uit de oude kerk was
geplaatst, werd op 16 december 1838
ingewijd. Van der Aa schrijft erover,
dat het met een toren is voorzien en
uit_ en inwendig een zeer goed aan
zien heeft.
De Hervormden zo vervolgt de sa
mensteller die er 2100 in getal zijn,
behoren tot de gemeente Waddinxveen
en Bloemendaal. De Remonstranten,
KERKDIENSTEN VAN A.S. ZONDAG
Nederlands Hervormde Kerk.
V.m. 9.30 uur Ds J. R. Cuperus
Nam. 6.30 uur Ds J. Koole, Reeuwijk
Nederlands Hervormd Wijkgebouw.
V.m. 9.30 uur Ds C. v. d. Bosch,
Bodegraven
Nam. 6.30 uur Ds J. R. Cuperus
Herv. Kring „Wet en Evangelie".
Verenigingsgebouw. Stationsstraat.
V.m. 9.30 uur Ds E. H. Kalkman
Nam. 7 uur Ds J. van Vliet, Domburg
Gereformeerde Kerk.
V.m. 9.30 en nam. 6.30 uur Ds. Snoey
Rem. Geref. Gemeente.
Geen dienst
Chr. Afgescheiden Gemeente.
Van. 9.30 en nam. 5 uur
Ds A. P. Verloop
woensdag 6 juli, nam. 7 uur
Ds A. P. Verloop
KERKDIENSTEN.
Parochie St. Victor, Zuidkade.
Telefoon 2452.
Pastoor: H. C. A. P. van Drunen.
Zaterdags en zondags om 7 uur Lof.
Biechtgelegenheid: s zaterdags van
5-8 uur.
mis; 8.30 uur de hoogmis; 11 uur de
late mis.
Door de week 8 uur.
Elke eerste vrijdag van de maand:
8 uur avondmis.
Missen: 's zondags 7 uur de vroeg-
Diensten Jehova's Getuigen.
3 juli 6.30 uur Wachttorenstudie
7 juli geen diensten.
De ZONDAGSDIENST wordt waar
genomen door Dr. P. van der Linde.
Aangiften van 23 tot 29 juni 1960
Geboren: Pieter, z.v. A. J. Both en
T. Struik, Kanaalstraat 12;
Marja Agatha Elizabeth, d.v. A. Brou
wer en A. E. M. Boxhoorn, Nesse 42;
Ronald, z.v. W. Sekeris en C. P. Pleu-
ne, Kerkweg 192;
Ondertrouwd: W. J. B. Tol en J. G.
Jouvenaar.
C. B. Rozestraten en E. J. A. Nien-
huis;
Gehuwd: H. J. Hagen en J. M. van
Hofwegen;
G. H. van Leeuwen en H. G. A.
Kempkes;
J. Hoogendoorn en H. G. van den
Akerboom.
GEVONDEN EN VERLOREN
VOORWERPEN.
Gevonden: zwembroek; grijze motor
jasje; witte nylonsok; bruine aktetas
met inh.; ballpoint.
Verloren: blauw zwembroekje; rode
portemonnaie met inh.; gouden arm
band.
die men er 340 telt maken, met die
uit de gemeente Broek c.a. éne ge
meente uit welke tot de Derde klasse
van die gezindte behoort en 180 zie
len, onder welke ongeveer 80 ledema
ten, telt.
Ook het kerkgebouw der Remon
stranten verkeerde omstreeks 1828 in
minder goede staat en was bovendien
te klein voor de gemeente, totdat men
naar middelen zocht teneinde een ge
heel nieuw gebouw te stichten. Dit
gelukte en aan de Goudkade verrees
in 1886 een nieuwe Remonstrantse
kerk, welke op 3 juli door de predi
kant Gerard Brandt Maas werd inge
wijd. Zes jaar later werd aan deze
kerk een nieuwe pastorie toegevoegd.
E. v. E.
Ons wekelijks
vervolgverhaal
door H.A.N.S.
HOOFDSTUK I, no. 1
Een dreunende slag deed de oude
boerderij op zijn grondvesten trillen.
De zoldering kraakte en vertoonde op
verschillende plaatsen kieren, waaruit
stof neerdwarrelde. Achter het behang
ritselde traag de kalk omlaag, een ge
luid veroorzakend alsof er een leger
tje muizen op de vlucht sloeg. Op de
bovenverdieping klonk glasgerinkel.
Christa, die met opgetrokken wenk
brauwen en een verbeten gezicht stond
te kijken naar de stijgende lijn van
de hoge dijk, die buiten langs de ra
men werd opgeworpen, deed onwille
keurig een stap achteruit.
De ergernis week niet uit haar ogen
toen ze een blik op haar broer wierp,
die heel even met een frons op het
voorhoofd rechtop voerde, daarna met
een laconiek gebaar het gruis van zijn
papieren streek en zich dan weer on
verstoord over zijn schrijfwerk boog.
Er klonk scherp verwijt in haar
stem toen ze zei: Je zou bijna denken
dat dit oude gebouw meer verweer
voert, dan de bewoners zelf. Haar
ogen volgden waarderenl de zware
eikenhouten balken van de zoldering
en met warmte vervolgde ze: „Het
houdt zich nog steeds prima, al schij
nen de explosies bij het opruimen van
de bunkers voortdurend zwaarder te
worden. Ze loosde een zucht. Goed.
braaf huis, zei ze fluisterend.
Mark richtte zich op en keek zacht
hoofdschuddend naar zijn zuster. Je
weet hoe ik er over denk, zei hij.
Waarom je krachten verspillen aan
iets, dat nutteloos is? Het is beter, om
in de toekomst te zien en al je ener
gie te besteden aan de nieuwe tijden,
die ons wachten.
Zijn blik gleed vol genegenheid over
de strijdlustige figuur van zijn zuster.
Christa's hele houding en gezicht
toonde weerspannigheid. Als een
kunstschilder nu het agrarische ver
weer tegen de opdringende en alles
opslokkende industrie oo hun eiland
in beeld zou willen brengen, dan zou
hij in Christa een prachtig model vin
den. Zoals ze daar stond, gekleed in
een blauwe overall, de benen stevig op
de grond geplant, de handen balorig
in de zakken geduwd, was ze een
toonbeeld van de gezonde, ferme
landbouwersdochter, bezield met gro
te werkdrift, zonder dit te kunnen
uitleven. Groot en fors was Christa,
met een stevig en toch elegant en le
nig figuur, zodat ze ondanks haar
mannelijke kleding een aantrekkelijke
charmante indruk maakte. Hoewel
haar ogen nu fonkelden van boosheid,
lag er ook een vragende, nog alles van
de wereld verwachtende blik in. Door
haar kloeke bouw leek ze ouder dan
haar eenentwintig jaar, maar wie de
moeite nam meer aandacht aan haar
te besteden en waren er velen -
werd getroffen door de klare oogop
slag, die getuigde van een onberoerd
innerlijk. Mark wist dat ze op vele
mannen een verwarrende invloed uit
oefende. Haar optreden wisselde op
een verrassende manier, van argeloos
kind tot zelfbewuste jonge vrouw. Zij
toonde zich bijzonder zelfstandig en
toch was dat juist de reden waarom
hij zich over haar niet geheel gerust
voelde.
Christa zei hij op overredende toon,
Geef je tegenstand op, kind. Leg je
bij de toestand neer. Dit is hier geen
leven meer. Aan een kant van het
huis graven ze aan de havens en be
nemen de dijken ieder uitzicht, aan
de andere kant wordt de lucHt ver
scheurd door de ontploffingen bij de
bunkers. Hier is niets meer voor ons
te doen. Werk mee aan onze nieuwe
toekomst. Het zal je de nodige af
leiding bezorgen, zodat je het dierbaar
polderland hier niet zo zwaar zult
missen.
Jij bent verliefd, zei Christa kortaf
en een beetje spottend. Met verliefde
mensen kun je niet redelijk praten.
Mark's ogen liefkoosden de brief
waaraan hij bezig was. Mijn allerlief
ste Truus luidde de aanhef. Ja, hij
kon het moeilijk tegenspreken. Nog
maar kort had hij zich in de Noord
oostpolder gevestigd of hij had daar
het meisje, dat aan al zijn idealen be
antwoordde, ontmoet. Daarom moest
hij toegeven dat uit hem al groten
deels had verzoend met zijn nieuwe
omgeving. Zelfs tjjdens de enkele da
gen die hij op het eiland Rozenburg
moest doorbrengen, om zijn zaken te
regelen, trok zijn hart al weer naar
Truus. Niettemin bleef daar altijd nog
de onrust om Christa. Ze was meer
derjarig en kon dus doen en laten wat
ze wilde. Toch kon hij het gevoel niet
van zich afzetten, dat hij haar onbe
schermd achterliet. Ze had zich in het
hoofd gezet, om tot de laatste dag dat
hun boerderij mocht blijven staan, op
het eiland te blijven. Door hun verzet
tegen de onteigening, die ten behoeve
van de industrie allerwege werd uit
gevoerd, hadden zij een half jaar uit
stel gewonnen. Dit had Christa ver
sterkt in de mening, dat alles voor
hen nogniet verloren was. Mark wist
wel beter. Trouwens iedereen die zijn
ogen op de Rozenburg de kost gaf, kon
zien, dat het voor de agrariërs op het
eiland gedaan was. Chista kon heus
wel verstandig denken, maar ze kon
geen afscheid nemen van al de dingen
die haar op haar geboortegrond zo
dierbaar waren geworden. Als kind
had ze gewandeld in de wijde polders
met hun wuivenden korenvelden.
Nooit raakte ze uitgekeken op de on
telbare schakeringen in groen, bruin
en geel van bomen, heesters en vel
den, een natuurtapijt, dat onderbro
ken werd door het rood en wit van
een eenzame woning of boerderij.
Terwijl Christa zonder inspanning
de lagere en later de middelbare
school in het dichtsbij gelegen stadje
volgde, was ze de overige uren bij het
werk op het land te vinden. Al vroeg
verloren zij hun moeder en enige ja
ren later werd hun vader dood onder
een omgekantelde tractor gevonden.
Christa had later ook de zorg voor de
huishouding op" zich genomen. Het
werk op de boerderij bleef zonder
haperen doorgaan. In latere jaren ging
alles voorspoedig. De oogsten waren
gaaf en rijk, het vee glanzend en ge
zond.
Toen kwamen de geruchten die in
overrompelende snelheid aangroeien
tot een reeks van nieuwtjes, welke
voor de bewoners bijna niet waren te
verwerken.
Op Rozenburg, hun eiland, zou in
dustrie komen. Maar daar zou het
niet bij blijven. Men sprak over zee
havens en zelfs hoogovens.
Gekkenpraat zei men tegen elkaar.
Wat kan je doen in dit verlaten land
Er zijn niet eens behoorlijke verbin
dingen met het overige deel van Ne
derland. Maar de stemmen an de
plannenmakers klonken luider en be
slister. Niettemin bleef men op het ei
land troost putten uit het feit, dat de
wetenschapsmensen elkaar zo dikwijls
tegenspraken. Opeens was het niet
meer te houden. Over de Botlekbrug,
die nog betrekkelijk nieuw was,
stroomden de arbeiders toe. Nog gaf
men de moed niet op Dit was immers
een gedeelte van het eiland, waarvan
heel vroeger de vroede vaderen al af
stand wilde doen. Men moest dit zien
als een normale groei van het groot
Rotterdams havenbedrijf.
Angst, noch tegenspraak kon echter
de industrie keren. Voortschuivelend
als een grote slang, telkens even in
rust, wanneer er een grote brok werd
verteerd, nam ze bezit van het ei
land. Officiële plechtigheden wissel
den elkaar af. Een eerste paal voor
dit en een eerste steenlegging voor dat.
Men deed geen moeite meer elkaar
gerust te stellen. Een niet te stuiten
opmars was begonnen. Wie kende niet
reeds de Shell en de Esso? Wie had
niet van de scheepswerven van Ver.
olme gehoord? Het was verbijsterend
en 'het leek of heel Nederland zijn ex.
pansiedrift alleen op Rozenburg kon
botvieren. (Wordt vervolgd).