Tekort aan vrouwelijke werkkrachten In Flevoland werken agrarische pioniers OmweiiteliiigrvoUrekt zich in jazz-wereld Grond moet rijpen De avonturen van koning Puntbaard en de zeemeermin „WAT DOEI WE MET HOEDER" WEEKBLAD VOOR WADD1NXVEEN DONDERDAG 12 APRIL 1962. PAGINA 2 Aanbod zal in de toekomst nog verder afnemen HET SPOOK van het vrijgezellenbestaan zweeft vele jonge mannen voor ogen Op elke 1000 mannen vindt men in Nederland nu 997 vrouwen en in 1980 zal dat vermoedelijk 981 zijn. Een aantal jongens zal dan de weg naar kerk en stadhuis versperd worden en willen we beletten dat buiten landse toeristen een vrouw bij ons wegkapen, dan zullen onze uitvoer rechten drastisch verhoogd moeten wordenOok onze economie zal door dit vrouwentekort worden aangetast. Want het aantal gehuwde werkende vrouwen is in ons land nog steeds gering en we moeten nog maar afwachten of de soepeler fiscale regeling* welke 1 januari is inge gaan, wel voldoende effect zal sorteren. Naar ruwe schatting is de koop kracht van de Nederlandse belas tingbetaler sinds 1945 met plm 30% vooruitgegaan. Nochtans is Neder land wat de toeneming van de wel vaart betreft, bij verschillende lan den achter gebleven. Per hoofd van de bevolking in ons land op 100 stellen, dan is dit voor west-Duits- land 110, voor België 106, voor En geland 109 en alleen Italië ligt met 92 duidelijk lager. Toch werken wij in Nederland niet langzamer dan in de ons omringende landen. En we werken zelfs langer De Neerlandse arbeider werkt meer dan 100 uur per jaar langer dan bijvoorbeeld de Westduitse arbei der. Hoe komt het dan, dat ons nationaal inkomen zoveel lager ligt? Wel, slechs 3% miljoen Nederlan ders moeten de kost voor onze be volking verdienen. Door hoge ge boortecijfers is het aantal zuigelin gen in ons land zeer groot en door de lage sterftecijfers het aantal be jaarden eveneens. En dan doet een groot deel van onze vrouwelijke bevolking niets. Althans niets wat het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking omhoog zal kun nen brengen. Onder de druk van de krappe arbeidsmarkt stijgt het aan tal vacatures, dat door vrouwelijke werkkrachten vervuld zou kunnen worden, voortdurend. De officiële bureaus zeggen hieromtrent nog niets. In december 1961 registreer den de arbeidsbureaus 45.000 aan vragen voor vrouwelijk personeel, maar deze cijfers geven slechts een bescheiden beeld van het werkelij ke tekort. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat het aantal werkende vrouwen in Nederland veel te laag is en we willen dit nog eens illustreren met enkele cijfers, welke onlangs in het Financieel Dagblad werden gepu bliceerd. Buitenlandse cijfers. Het verschil in ontwikkeling in ons land vergeleken met het buitenland blijkens de in het Financieel Dag blad vermelde gegevens rechtvaar digen de conclusie, dat in ons land een enorme achterstand heeft op het buitenland. Enkele van de meest sprekende cijfers zijn: Werkende vrouwen in werkende mannen: West-Duitsland 60% Engeland Ver. Staten Nederland 29,5% Werkende ongehuwde vrouwen in werkende mannen: West-Duitsland 28% Engeland 25% Ver. Staten 22% Nederland 26% Werkende gehuwde vrouwen in werkende mannen: West-Duitsland 32% Engeland 27% Ver. Staten 26% Nederland 3% Het laag aantal werkende vrouwen hier te lande is dus voornamelijk een gevolg van het feit, dat zo wei nig gehuwde vrouwen aan het ar beidsproces deelnemen. Wanneer Nederland meer op het peil van het het aantal werkende vrouwen in buitenland zou worden gebracht, bijvoorbeeld op 40% van het aantal werkende mannen, zouden hierdoor meer dan 350.000 arbeidskrachten beschikbaar komen. Hiermee zou het bestaande tekort op de arbeids markt zijn opgeheven. Leeftijdsopbouw'. Het is in de toekomst waarschijn lijk, dat het aanbod aan jongere vrouwelijke arbeidskrachten zal af nemen, doordat men meer dan voor heen na de leerplichtige leeftijd een speciale opleiding volgt. Dienten gevolge zal de vraag naar oudere vrouwelijke werkkrachten dus nog gestadig toenemen. De leeftijdsopbouw van de werken de vrouwen in Nederland ziet er op het ogenblik zó uit: 14 t/m 19 jaar 32% 20 t/m 24 jaar 24% 25 t/m 49 jaar 30% 50 t/m 64 jaar 12% 65 jaar en ouder 2% Vermoedelijk zal over een jaar of tien de leeftijdsopbouw van de werkende vrouwen in ons land een geheel andere figuur laten zien. Het aantal werkende vrouwen tus sen de 40 en 65 jaar zal waarschijn lijk aanzienlijk toenemen, het aan tal werkende vrouwen in de leef tijdscategorie 19 t/m 24 zal daaren tegen gestadig afnemen. Directe omzetting van warmte in energie ZOALS BEKEND werken de mees te electrische centrales door middel van warmte, die water in stoom doet veranderen. De stroom stelt turbines in werking die op hun beurt weer electriciteit produceren. In Amerika wil men nu deze drie tussenstadia overslaan dus directe omzetting van warmte in energie. Men heeft proeven genomen met verschillende soorten apparaten. Vier bleken voorlopig te voldoen en houden een belofte in voor de toekomst. Een hiervan, de thermi- onische generator, zal volgens de geleerden de efficiency van de krachtcentrales met 20% kunnen verhogen. Deze generator wordt door middel van 'n vlam verwarmd, de brandstof bestaat uit een meng sel van propaangas en lucht. De hoge temperaturen die opgewekt kunnen worden door aardgas of olie, kunnen in de generator direct in energie worden omgezet. Middenweg tussen jazz en de klassieke muziek IN DE JAZZ-WERELD voltrekt zich al sinds enige tijd een omwenteling en de jazz liefhebbers worden niet moe deze doorbraak op de voet te volgen en van de resultaten kennis te nemen. Want dit zoeken naar nieu we klanken - dat zijn tegenhanger vindt in de klassieke muziek - is niet zonder aanvechtbare aspecten. Toen de „bop" een jaar of tien zijn greep op de massa begon te verliezen om plaats te maken voor wat bekend is onder de „koele" jazz, braken natuurlijk protesten los. Niet alleen van het publiek, maar ook van de jazz spelers, die de oude stijl trouw wilden blijven en slechts verachting hadden voor die vreemdsoortige akkoorden. Velen echter - en onder hen man nen als Miles Davis en Stan Getz - begroetten de nieuwlichters als musici, die de jazz uit het slop van oude klanken konden redden: dat voortdurende lawaai, de razende tempi en de nadruk op de instru mentale techniek om der wille van de techniek. Allengs namen de jazz musici, die zich bewust werden van deze tekortkomingen deze „in zich zelf gekeerde" stijl over: precisie in de aanslag der akkoorden, gees tige behandeling van akkoord en contrapunt, geringer geluidsvolume en het loslaten van instrumenten die vreemd zijn aan de jazz, zoals de waldhoorn, tuba, clavecimbel en zelfs de viool. In het voorste gelid van deze pro gressieve musici bevonden zich mannen, wier namen voor alle jazz liefhebbers in de gehele wereld een bekende klank hadden: de saxofo nist Jerry Mulligan, wiens belang rijkste bijdrage bestond in de intro ductie van de contrapuntale opbouw van het jazz idioom; de uit San Francisco afkomstige pianist Dave Brubeck, in wiens kwartet klassieke klanken met die van Dixieland en van het Zuidwesten een harmonisch geheel vormen; Jimmy Giuffre, die door zijn hoogst persoonlijke stijl van serieuze jazz een aantal jeug dige componisten de weg gewezen heeft en John Lewis, componist- pianist en muzikale leider van het Modern Jazz Quartet. Concertzaal. Vooral Giuffre en Lewis vertegen woordigen de nieuwe dimensies, die veel bij de moderne jazz worden aangetroffen: zelfbeheersing, ge bruik van duidelijk niet-jazz stof en een droefgeestige toon, die bijwij len de voordracht een ongewone lyriek verschaft. Dat wil niet zeg gen dat de oude stijlen hebben afgedaan, integendeel. Dixieland, Chicago, bop en zelfs swing laten zich nog overal beluisteren en jazz als geheel genomen heeft nog nooit zo gefloreerd als in de Verenigde Staten van heden. De overheersende- stijl is evenwel de koele jazz met speelse melodie en hoogst ingewik keld ritme, die meer in een concert zaal thuis hoort dan in een nacht club. Dat op zichzelf schijnt het geloof bij velen te bevestigen dat zich een nieuwe muziek baan breekt: een zogenaamde stroming die zich op houdt tussen de hoofdstromen van de jazz en de klassieke muziek. Natuurlijk werden ook al vroeger pogingen gedaan de elementen van beide vormen te assimileren - voor al in de jaren twintig - maar pas in de allerlaatste tijd zijn musici er in geslaagd ook in dit genre dat allerbelangrijkste element der im provisatie toe te passen. Aan beide zijden hebben puristen natuurlijk op deze tweeslachtige muziek afgegeven, maar het feit blijft bestaan, dat een steeds groter aantal mucisi en componisten het maar de tendens bestaat onmisken baar. Derde stroming. Het boéienste ensemble dat al zijn sporen op dit terrein verdiend heeft is het Modern Jazz Quartet. Wan neer men luistert naar dat „koele", rustige spel dan twijfelt men niet langer dat de „derde stroming" - naast de bestaande beide hoofdstro men - niet ver meer af is. Zij con certeren 's zomers in de Barkshire Music Barn, dat Mekka van de jazz liefhebbers in Lenox, Massachusetts, niet ver van de Tanglewood neder zetting van het Boston Symphony Orchestra, waar in de groen en wit gestreepte tent rumoerige tieners en rustige paren van middelbare leeftijd gelijkelijk opgaan in de door het kwartet uitgestrooide klanken. Op hun bekende rustige manier spelen de vier musici - John Lewis (piano), Percy Heath (bas), Connie Kay (drums) en Milt Jackson (vi- braharp) - oude bekenden, zoals „How High the Moon" (met zijn wat oosterse inslag), nieuwere werkjes, zoals „Festival Sketch" (met een verrassend symfonisch slot) en de belangwekkende suite in zeven delen van Lewis, „The Come dy", die ook al voor een commedia dell'arte ballet in Parijs werd gebe zigd. Grote bekendheid heeft ook de bewerking door het kwartet ver kregen van een oud Engels kerst lied, „God Rest Ye Merry, Gent lemen", dat begint en eindigt met zacht en fijn klokgelui in de verte. Meer liefhebbers. Indien dit de richting is die de he dendaagse jazz uitgaat dan zouden ongetwijfeld de klassieke puristen spoedig hun onbuigzame houding opgeven. De frisse, soepele aanpak van eerste rangs jazzspelers zoals de vier genoemden heeft de jazz steeds meer bewonderaars en lief hebbers bezorgd en de jeugdige mu sici aan het begin van hun loop baan een nieuwe visie op de moder ne muziek gegeven. Juist voor deze jongelui werd in 1957 in Lenox de „School of Jazz" opgericht en hier wordt elk jaar onder leiding van John Lewis en in samenwerking met de hier gehou den Rondetafelconferenties voor Volkskunst en Jazz gedurende drie weken een theoretische en practi- sche cursus gegeven. Hier hebben reeds talrijke talentvolle jongeren uit alle delen van de Verenigde Staten en ook uit het buitenland, waaronder Nederland, enige tijd met de beste jazz-musici samen gewerkt. Een aantal van hen heeft het reeds tot een succesvolle carri ère gebracht, zoals de saxophonist Ornette Coleman, wiens bruisend, kleurrijk spel een prachtige vertol king is van deze moderne jazz. Hier onderkent men het ontstaan van de nieuwe stroming en hier ook krijgt men meer dan ooit het vertrouwen dat jazz geen overwonnen stand punt, maar een dynamisch groeien de kunstvorm is. Eerste boerderijen in nieuw land zijn aan landbouwers aangeboden DE NIEUWE POLDER oostelijk Flevoland ligt sinds 1957 droog. Jaren is er aan dit project gewerkt, knappe koppen en noeste werkers hebben het beste gegeven wat ze hadden en nu is het wachten op de bekroning van het werk. Een landbouwgebied moet het worden waar voorspoed en welvaart heersen. Maar voor dat het zo ver is! Duizend en één problemen moeten opgelost worden. Natuurlijk is er het voorbeeld van de Noords Oostpolder. Daar hebben we kunnen zien hoe het moet en vooral hoe het niet moet. Inenting tegen mazelen is mogelijk Een groep mediai van het kinderzie kenhuis te Philadelphia, onder leiidng van de nobelprijewinnaar 1954, prof. Enders, heeft een nieuw vaccin tegen de mazelen uit geprobeerd op een grote groep kinderen en wel met suc ces. Dit nieuwe vaccin van prof. En ders werd op 318 kinderen met suc ces 'beproefd. Men had de iknderen in contact gebracht met mazelpatient- jes, waardoor een besmetting diende te ontstaan. De met het vaccin be- hanedlde kinderen bleken tegen de infectie beschermd te worden. Bet betreft hier een levend virusvac- cin dat tegelijk met gammaglobine aan die kinderen wordt toegediend. Wat gebeurt er nu het allereerst met de grond na het droogleggen van een polder? Het is duidelijk dat er iets moet gebeuren als men dat slappe waterachtige „ongeaë- reerde sediment" ziet. Er moet cul tuurgrond ontstaan. Gelukkig be hoeft de mens hier niet alles te doen, direct na het droogleggen treden er een aantal processenin de grond in werking en deze heb ben de „rijping" van de grond als resultaat. Men kan deze processen niet los van elkaar zien, maar men maakt toch een paar scheidingen, men spreekt van fysische, chemische en microbiologische rijping. De fysische rijping bestaat uit drie processen: a. het droger worden van de grond dus het afnemen van het water- gehalte; b. de Vorming van de macrostruc tuur door scheuring van de grond; c. de inklinking. De chemische rijping zorgt voor een verandering in de gehalte aan che mische bestanddelen. De microbio logische rijping zorgt er voor, dat er de nodige veranderingen in de mi- crobenflora tot stand komen. Zo wordt de grond dus geleidelijk aan geschikt voor het verbouwen van verschillende gewassen. Pas als ze cultuurrijp is, worden de bedrijven uitgegeven. Tot zo lang zorgt de staat voor deze nieuw verworven grond door er landbouwgewassen op te telen. Wie krijgen de hoeven Onlangs zijn de eerste boerderijen in pacht of erfpacht aan een aantal landbouwers aangeboden. Wie ko men er nu in aanmerking voor een bedrijf in de nieuwe polder? Dat zijn in de eerste plaats de boeren uit de gebieden waar de sanering van bedrijven volgens het rapport Hofstee plaats vindt. Er werkt ook een groep mensen in de Flevo-polder, meest boerenzoons, die het land in cultuur brengen en tevens de voortrekkers zijn bij het opbouwen van het gemeenschaps leven. Natuurlijk dienen deze men sen ook een kans te krijgen bij de verpachting van de bedrijven. De kansen voor kandidaten uit de vrije sector worden hierdoor uiteraard kleiner. Er zullen ook bedrijven uitgegeven worden in eigendom, een van de redenen hiervoor is, dat degene die zijn grond moet inleveren ten be hoeve van de gemeenschap, bijv. voor aanleg van wegen enz., scha deloos gesteld kan worden door hem een stuk grond in eigendom terug te geven van de zelfde waar de, waarbij gerekend wordt naar de landbouwkundige waarde van deze grond. Geen versnippering. De grond bestaat hoofdzakelijk uit zware klei en zwavel die het best geschikt zal zijn voor de akker bouw. De meeste boerderijen zullen dan ook als akkerbouwbfcdrijven uitgegeven worden. Wel zullen er een beperkt aantal gemengde be drijven worden aangewezen en 2500 ha voor fruitteelt worden be stemd. Het geheel wordt verkaveld volgens standaardmaten van 30 ha. Er kunnen dus bedrijven worden gesticht van 15 ha en veelvouden hiervan. Om nu te voorkomen dat deze kavels later moeten worden versnipperd, dient er voor gezorgd te worden dat het wegenplan vooraf wordt vastgesteld en aansluit op wegen buiten de polder. Dit laatste ook al omdat de nieuwe polder uiterst gunstig ligt in het centrum van het land en aan een groot vaar water. Men zal dan ook rekening dienen te houden met de vestiging van middenstand, handel en indu strie. Al met al is het een hele taak om te komen tot een harmo nische samenleving. Hiervoor zijn ook de nodige financiën onontbeer lijk, want alles moet worden ge sticht, misschien ook coöperaties voor de afzet van de diverse land- bouwprodukten. Hier kan 'n vlotte kredietverlening een grote steun betekenen voor ontplooiing van het maatschappelijke en culturele leven in de nieuwe polder. Indien iedereen meewerkt, kan het nieuwe gebied tot een ongekende bloei komen. Hier kunnen de mo derne bedrijfsvoering en de nieuw ste machines tot volledige ontplooi ing komen. «lO-qa Maar nu wist de minister nog niet, hoe hij kon op houden met dromen van vissenstaarten. „Ik zal de grootste tovenaar uit het land maar eens laten ko men", besloot hij. Deze tovenaar was een jonge man, met een mooie muts op en hij hield altijd heel slim een oog dichtgeknepen. „Luister eens goed naar mij tovenaar", zei de koning toen de man gekomen was. „Ik kan niet goed slapen, ik droom van vissenstaar ten. Wat moet ik hieraan doen?" Nu was de tovenaar een echte slimmesik. „Daarop kan ik wel antwoord geven zei hij, „maar dan moet ik eerst een half uurtje nadenken. En in die tijd ga ik een eindje wandelen. Dag". De tovenaar ging weg. Hij liep door de zalen van het paleis en toen hij daar mee klaar was ging hij naar buiten. Hij liep door alle tuinen van het kasteel en kwam ook langs de kasteelvijver. Prinses Blondje hield zich natuurlijk goed verborgen, maar - en daaraan kun je zien hoe knap die tovenaar wel was - foen hij bij de koning terug was wist hij toch het antwoord. „Koning, pardon meneer de koning", zei hij, „hier heb ik een wonderring en die kan u helpen". „Ga naar de kasteelvijver, pak deze ring en de eerste die u zult zien, zal een mens worden. En daarna droomt u heslist niet meer van vissenstaarten. Familieroman door Maart je Zelden rijk HOOFDSTUK II - Nr. 3. In de loop van de morgen kwam Dirk even aanwippen voor een kopje koffie. Z'n fiets stond tegen het hekje en vanuit het raam zag Aaltje, dat de mand vol boodschappen zat. Hij pakte haar hand en drukte even een zoen op haar wang. „Meid, van harte gefeliciteerd, hoor. Nog vele jaren. Een kleinigheidje van ons. Je weet, dat grote cadeaus bij ons niet lij en kan Aaltje keek naar de grote plak chocola, die hij ze gegeven had. „Maar Dirk, dat had toch helemaal niet nodig geweest Hij stak een sigaret op en ging in vaders stoel bij het raam zitten. „Jawel. Het zit niet altijd in het grote, moet je maar denken. Het is gemeend, al is het klein." „O, maar dat weet ik immers wel. Ik zal de melk opzetten. Moet je de wijk nog in „Bezorgen en horen tegelijk." De post bracht even later een brief van tante Gré. Er rolde een zilverbon van een rijksdaalder uit. En in het korte epistel stond, dat ze het te warm vond om de lange reis naar de Beemster te maken. Veel geluk wensen en een prettige dag. En voor de rijksdaalder moest ze maar wat voor zichzelf kopen. „Wat aardig van tante Gré," vond Aaltje, toen ze de brief gelezen had, maar Dirk keek misprijzend naar de rijksdaalder. „Een tientje zou anders niks teveel voor haar geweest zijn", meende hij, maar zijn moeder antwoordde: „Maar Dirk, wat moet dat kind met zoveel geld doen?" En daar had hij niets tegen in te brengen. Terwijl ze gedrieën aan de koffie zaten, zagen ze Tonnie aankomen. Ze wuifde naar het drietal en reed het erf op. Even later was ze ook in de kamer. „Hallo Dag moeEerst de jarigeMeid, Aal, van harte, hé?" Een paar stevige zoenen. „En dit is van Wim en mij. Ze zullen wel passen, want ik ben stiekum je maat te weten gekomen." Nieuwsgierig maakte Aaltje het pakje open „Oh, nylons Dank je wel, zeg. Kijk eens moe De vrouw knikte. „Je worre maar verwend, vandaag." Intussen gaf Tonnie haar zwager een tik op de schou der. „Hay, die grutter. „Maar meteen keerde ze zich weer tot Aaltje. „Eén en twintig ben je nu, hè? Nou ben je eigen baas geworden. Dat zei m'n vader ook, toen ik een en twintig werd. En hij voegde er aan toe: En nu ga je zeker naar dansles, niet? Ik had altijd graag dansen willen leren, al toen ik zestien was, maar vader wilde het niet. Die is nog zo ouder wets-oerdegelijk." Aaltje schonk koffie in, terwijl haar schoonzusje ging zitten. „En ken je het nu?" Tonnie lachte. „Ben je mal. Wim kent het ook niet en het scheelt me nu zoveel niet meer. Maar als je zestien bent, dan wil je van alles. M'n teenagertijd ligt achter de rug, hoor. Ik ben nu een heel bezadigde huisvrouw." Dirk dronk zijn koffie leeg en drukte de sigaret uit. „Zo, nu zullen we maar weer eens de wijk ingaan. Tot vanavond zullen we maar zeggen." Dag Dirk, en bedankt hé?" Hij wuifde met zijn hand en stond op. „Geen dank. Er zal nog wel wat bijkomen vandaag. Nou, gedag hoor." Aaltje en Tonnie brachten de lege kopjes naar dé keuken. „Kan ik ergens mee helpen?" „Ben je malAfwassen doe ik na het eten wel. En ik hoef alleen maar een beetje stof af te nemen. Ik heb gisteren alles gezogen. Vandaag geloof ik het wel, hoor. Vanavond zal zo ongeveer iedereen wel komen en dan kan ik morgen toch weer opnieuw beginnen. En aan het eten hoef ik ook niet veel te doen. De aardappels heb ik al geschild. We hebben sla, dus dat is zo klaar. En een gehaktballetjedat lust moe het liefst." Tonnie leunde tegen de kastdeur en stak een sigaret op. Ze keek haar schoonzusje aan en op een gegeven ogenblik vroeg ze: „Heb jij helemaal geen verkering?" Aaltje keek verbaasd op. „Ik? Verkering? Ga weg. Met wie De ander haalde haar schouders op. „Weet ik dat En zou dat soms zo gek zijn? Je hebt een leuke toet en je figuurtje mag er ook wel zijn. Je moest je eens wat anders kleden, wat leuker, vlotter bedoel ik." Het meisje kleurde en keek naar haar bloes en rok. „Mankeert er wat aan me? vroeg ze met opgetrokken wenkbrauwen. Tonnie schoot in een lach en kwam op het meisje toe. „Hè, Aal, brand niet zo gauw aan. Ik bedoel er natuur lijk niets mee. Maar een jongen ziet graag, dat een meisje er leuk uitziet. Wim ziet dadelijk als ik wat nieuws aan heb." Aaltje haalde haar schouders op. ,,'t Zal me een zorg zijn. Jongens schelen me niks. Ik heb moeder en ik ben hier. Thuis, bedoel ik. Wat wil ik nog meer? Ik ben best tevreden zo". Tonnie liep naar de deuropening en keek naar buiten. „Nu ja, dat moet je tenslotte zelf weten. En wat moe der betreftals je nog eens gaat trouwen, kun je toch hier gaan wonen? Het huis is er groot genoeg voor. En kun je moeder blijven verzorgen." Aaltje draaide de kraan open en ging de sla wassen. „Dat zien we dan wel, als het zo ver is. Maar ik heb helemaal geen zin om te trouwen. Ik heb het toch goed hier? Zoals het nu is? „Oké, als je tevreden bent, laat het dan zo. Mijn broer 'heeft je een keer in de stad gezien en hoewel hij altijd erg gesloten is, vroeg hij belangstellend naar je. Ik heb zo het idee, dat hij een oogje op je heeft." Aaltje staakte haar werk en kwam overeind. Ze keek verbaasd naar haar schoonzuster. „Je broer? Die ken ik niet." „Ga weg. Je hebt hem ontmoet op onze bruiloft. Die lange jongen." Bedoel je Jan „Ja." „Gut ja, dat is een broer van je, hè? Daar heb ik nooit bij stilgestaan. O, die." Tonnie keek haar min of meer verontwaardigd aan. „Nou, hij heeft een beste baan, hoor. En je zult niet kunnen ontkennen dat hij knap is. Hij heeft nooit om meisjes gegeven. Maar een paar dagen na de bruiloft had hij het nog over je." „Gek! Waarom?" „Waarom? Weet ik dat. Misschien vond hij je toen al aardig. Hij vroeg me, wat je deed en zo. Ik zei, dat je gewoon thuis was en voor moeder zorgde. Hij is een wonderlijke jongen. Leeft voor zijn werk." „Wat doet-ie?" „Ook bij de gemeente. Tekenaar bij de technische dienst. Goeie baan. En hij studeert nog steeds. Hy wil bouwkundig opzichter worden, zie je?" Aaltje draaide zich om en ging op de rand van de aanrecht zitten. „Jij was ook op het gemeentehuis, hè? Wat deed je daar voor werk?" „O, van alles. Ik was bij het bevolkingsregister. Veel tikwerk en zo". „Daar heb je onze Wim leren kennen hè?" Ze knikte en wierp de sigarettenpeuk met een sier lijke boog naar buiten. „Eerst vond ik hem maar een eigenwijs jong. Hij leek zo'n dooie. Keek nooit naar de meisjes, zoals de anderen. Maar op het feestavondje van de personeelsvereniging zaten we samen aan de zelfde tafel. En toen viel hij me erg mee. Hij zat vol grappen." Aaltje knikte. „Ja, zo was-ie thuis ook altijd". Nou, en na afloop bracht-ie me naar huis. En bij de deur 'zoende hij me. Ik was echt nijdig want ik was helemaal niet zoenerig aangelegd. Ik weet nog best, dat ik tegen hem zei: „Rotjong, daar is het jullie om te doen, hè?"

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1962 | | pagina 2