Tekort aan vrouwelijke
werkkrachten
In Flevoland werken
agrarische pioniers
OmweiiteliiigrvoUrekt
zich in jazz-wereld
Grond moet rijpen
De avonturen van koning Puntbaard en de zeemeermin
„WAT DOEI WE
MET HOEDER"
WEEKBLAD VOOR WADD1NXVEEN DONDERDAG 12 APRIL 1962.
PAGINA 2
Aanbod zal in de toekomst
nog verder afnemen
HET SPOOK van het vrijgezellenbestaan zweeft vele jonge mannen voor
ogen Op elke 1000 mannen vindt men in Nederland nu 997 vrouwen en
in 1980 zal dat vermoedelijk 981 zijn. Een aantal jongens zal dan de weg
naar kerk en stadhuis versperd worden en willen we beletten dat buiten
landse toeristen een vrouw bij ons wegkapen, dan zullen onze uitvoer
rechten drastisch verhoogd moeten wordenOok onze economie zal
door dit vrouwentekort worden aangetast. Want het aantal gehuwde
werkende vrouwen is in ons land nog steeds gering en we moeten nog
maar afwachten of de soepeler fiscale regeling* welke 1 januari is inge
gaan, wel voldoende effect zal sorteren.
Naar ruwe schatting is de koop
kracht van de Nederlandse belas
tingbetaler sinds 1945 met plm 30%
vooruitgegaan. Nochtans is Neder
land wat de toeneming van de wel
vaart betreft, bij verschillende lan
den achter gebleven. Per hoofd van
de bevolking in ons land op 100
stellen, dan is dit voor west-Duits-
land 110, voor België 106, voor En
geland 109 en alleen Italië ligt met
92 duidelijk lager. Toch werken wij
in Nederland niet langzamer dan in
de ons omringende landen. En we
werken zelfs langer
De Neerlandse arbeider werkt meer
dan 100 uur per jaar langer dan
bijvoorbeeld de Westduitse arbei
der. Hoe komt het dan, dat ons
nationaal inkomen zoveel lager ligt?
Wel, slechs 3% miljoen Nederlan
ders moeten de kost voor onze be
volking verdienen. Door hoge ge
boortecijfers is het aantal zuigelin
gen in ons land zeer groot en door
de lage sterftecijfers het aantal be
jaarden eveneens. En dan doet een
groot deel van onze vrouwelijke
bevolking niets. Althans niets wat
het nationaal inkomen per hoofd
van de bevolking omhoog zal kun
nen brengen. Onder de druk van de
krappe arbeidsmarkt stijgt het aan
tal vacatures, dat door vrouwelijke
werkkrachten vervuld zou kunnen
worden, voortdurend. De officiële
bureaus zeggen hieromtrent nog
niets. In december 1961 registreer
den de arbeidsbureaus 45.000 aan
vragen voor vrouwelijk personeel,
maar deze cijfers geven slechts een
bescheiden beeld van het werkelij
ke tekort.
Het is aan geen twijfel onderhevig,
dat het aantal werkende vrouwen
in Nederland veel te laag is en we
willen dit nog eens illustreren met
enkele cijfers, welke onlangs in het
Financieel Dagblad werden gepu
bliceerd.
Buitenlandse cijfers.
Het verschil in ontwikkeling in ons
land vergeleken met het buitenland
blijkens de in het Financieel Dag
blad vermelde gegevens rechtvaar
digen de conclusie, dat in ons land
een enorme achterstand heeft op
het buitenland. Enkele van de
meest sprekende cijfers zijn:
Werkende vrouwen
in werkende mannen:
West-Duitsland 60%
Engeland
Ver. Staten
Nederland
29,5%
Werkende ongehuwde vrouwen
in werkende mannen:
West-Duitsland 28%
Engeland 25%
Ver. Staten 22%
Nederland 26%
Werkende gehuwde vrouwen
in werkende mannen:
West-Duitsland 32%
Engeland 27%
Ver. Staten 26%
Nederland 3%
Het laag aantal werkende vrouwen
hier te lande is dus voornamelijk
een gevolg van het feit, dat zo wei
nig gehuwde vrouwen aan het ar
beidsproces deelnemen. Wanneer
Nederland meer op het peil van het
het aantal werkende vrouwen in
buitenland zou worden gebracht,
bijvoorbeeld op 40% van het aantal
werkende mannen, zouden hierdoor
meer dan 350.000 arbeidskrachten
beschikbaar komen. Hiermee zou
het bestaande tekort op de arbeids
markt zijn opgeheven.
Leeftijdsopbouw'.
Het is in de toekomst waarschijn
lijk, dat het aanbod aan jongere
vrouwelijke arbeidskrachten zal af
nemen, doordat men meer dan voor
heen na de leerplichtige leeftijd een
speciale opleiding volgt. Dienten
gevolge zal de vraag naar oudere
vrouwelijke werkkrachten dus nog
gestadig toenemen.
De leeftijdsopbouw van de werken
de vrouwen in Nederland ziet er op
het ogenblik zó uit:
14 t/m 19 jaar 32%
20 t/m 24 jaar 24%
25 t/m 49 jaar 30%
50 t/m 64 jaar 12%
65 jaar en ouder 2%
Vermoedelijk zal over een jaar of
tien de leeftijdsopbouw van de
werkende vrouwen in ons land een
geheel andere figuur laten zien.
Het aantal werkende vrouwen tus
sen de 40 en 65 jaar zal waarschijn
lijk aanzienlijk toenemen, het aan
tal werkende vrouwen in de leef
tijdscategorie 19 t/m 24 zal daaren
tegen gestadig afnemen.
Directe omzetting van
warmte in energie
ZOALS BEKEND werken de mees
te electrische centrales door middel
van warmte, die water in stoom
doet veranderen. De stroom stelt
turbines in werking die op hun
beurt weer electriciteit produceren.
In Amerika wil men nu deze drie
tussenstadia overslaan dus directe
omzetting van warmte in energie.
Men heeft proeven genomen met
verschillende soorten apparaten.
Vier bleken voorlopig te voldoen en
houden een belofte in voor de
toekomst. Een hiervan, de thermi-
onische generator, zal volgens de
geleerden de efficiency van de
krachtcentrales met 20% kunnen
verhogen. Deze generator wordt
door middel van 'n vlam verwarmd,
de brandstof bestaat uit een meng
sel van propaangas en lucht. De
hoge temperaturen die opgewekt
kunnen worden door aardgas of
olie, kunnen in de generator direct
in energie worden omgezet.
Middenweg tussen jazz en de
klassieke muziek
IN DE JAZZ-WERELD voltrekt zich al sinds enige tijd een omwenteling
en de jazz liefhebbers worden niet moe deze doorbraak op de voet te
volgen en van de resultaten kennis te nemen. Want dit zoeken naar nieu
we klanken - dat zijn tegenhanger vindt in de klassieke muziek - is niet
zonder aanvechtbare aspecten. Toen de „bop" een jaar of tien zijn greep
op de massa begon te verliezen om plaats te maken voor wat bekend is
onder de „koele" jazz, braken natuurlijk protesten los. Niet alleen van
het publiek, maar ook van de jazz spelers, die de oude stijl trouw wilden
blijven en slechts verachting hadden voor die vreemdsoortige akkoorden.
Velen echter - en onder hen man
nen als Miles Davis en Stan Getz -
begroetten de nieuwlichters als
musici, die de jazz uit het slop van
oude klanken konden redden: dat
voortdurende lawaai, de razende
tempi en de nadruk op de instru
mentale techniek om der wille van
de techniek. Allengs namen de jazz
musici, die zich bewust werden van
deze tekortkomingen deze „in zich
zelf gekeerde" stijl over: precisie
in de aanslag der akkoorden, gees
tige behandeling van akkoord en
contrapunt, geringer geluidsvolume
en het loslaten van instrumenten
die vreemd zijn aan de jazz, zoals
de waldhoorn, tuba, clavecimbel en
zelfs de viool.
In het voorste gelid van deze pro
gressieve musici bevonden zich
mannen, wier namen voor alle jazz
liefhebbers in de gehele wereld een
bekende klank hadden: de saxofo
nist Jerry Mulligan, wiens belang
rijkste bijdrage bestond in de intro
ductie van de contrapuntale opbouw
van het jazz idioom; de uit San
Francisco afkomstige pianist Dave
Brubeck, in wiens kwartet klassieke
klanken met die van Dixieland en
van het Zuidwesten een harmonisch
geheel vormen; Jimmy Giuffre, die
door zijn hoogst persoonlijke stijl
van serieuze jazz een aantal jeug
dige componisten de weg gewezen
heeft en John Lewis, componist-
pianist en muzikale leider van het
Modern Jazz Quartet.
Concertzaal.
Vooral Giuffre en Lewis vertegen
woordigen de nieuwe dimensies, die
veel bij de moderne jazz worden
aangetroffen: zelfbeheersing, ge
bruik van duidelijk niet-jazz stof en
een droefgeestige toon, die bijwij
len de voordracht een ongewone
lyriek verschaft. Dat wil niet zeg
gen dat de oude stijlen hebben
afgedaan, integendeel. Dixieland,
Chicago, bop en zelfs swing laten
zich nog overal beluisteren en jazz
als geheel genomen heeft nog nooit
zo gefloreerd als in de Verenigde
Staten van heden. De overheersende-
stijl is evenwel de koele jazz met
speelse melodie en hoogst ingewik
keld ritme, die meer in een concert
zaal thuis hoort dan in een nacht
club.
Dat op zichzelf schijnt het geloof
bij velen te bevestigen dat zich een
nieuwe muziek baan breekt: een
zogenaamde stroming die zich op
houdt tussen de hoofdstromen van
de jazz en de klassieke muziek.
Natuurlijk werden ook al vroeger
pogingen gedaan de elementen van
beide vormen te assimileren - voor
al in de jaren twintig - maar pas
in de allerlaatste tijd zijn musici er
in geslaagd ook in dit genre dat
allerbelangrijkste element der im
provisatie toe te passen.
Aan beide zijden hebben puristen
natuurlijk op deze tweeslachtige
muziek afgegeven, maar het feit
blijft bestaan, dat een steeds groter
aantal mucisi en componisten het
maar de tendens bestaat onmisken
baar.
Derde stroming.
Het boéienste ensemble dat al zijn
sporen op dit terrein verdiend heeft
is het Modern Jazz Quartet. Wan
neer men luistert naar dat „koele",
rustige spel dan twijfelt men niet
langer dat de „derde stroming" -
naast de bestaande beide hoofdstro
men - niet ver meer af is. Zij con
certeren 's zomers in de Barkshire
Music Barn, dat Mekka van de jazz
liefhebbers in Lenox, Massachusetts,
niet ver van de Tanglewood neder
zetting van het Boston Symphony
Orchestra, waar in de groen en wit
gestreepte tent rumoerige tieners
en rustige paren van middelbare
leeftijd gelijkelijk opgaan in de door
het kwartet uitgestrooide klanken.
Op hun bekende rustige manier
spelen de vier musici - John Lewis
(piano), Percy Heath (bas), Connie
Kay (drums) en Milt Jackson (vi-
braharp) - oude bekenden, zoals
„How High the Moon" (met zijn
wat oosterse inslag), nieuwere
werkjes, zoals „Festival Sketch"
(met een verrassend symfonisch
slot) en de belangwekkende suite in
zeven delen van Lewis, „The Come
dy", die ook al voor een commedia
dell'arte ballet in Parijs werd gebe
zigd. Grote bekendheid heeft ook
de bewerking door het kwartet ver
kregen van een oud Engels kerst
lied, „God Rest Ye Merry, Gent
lemen", dat begint en eindigt met
zacht en fijn klokgelui in de verte.
Meer liefhebbers.
Indien dit de richting is die de he
dendaagse jazz uitgaat dan zouden
ongetwijfeld de klassieke puristen
spoedig hun onbuigzame houding
opgeven. De frisse, soepele aanpak
van eerste rangs jazzspelers zoals
de vier genoemden heeft de jazz
steeds meer bewonderaars en lief
hebbers bezorgd en de jeugdige mu
sici aan het begin van hun loop
baan een nieuwe visie op de moder
ne muziek gegeven.
Juist voor deze jongelui werd in
1957 in Lenox de „School of Jazz"
opgericht en hier wordt elk jaar
onder leiding van John Lewis en in
samenwerking met de hier gehou
den Rondetafelconferenties voor
Volkskunst en Jazz gedurende drie
weken een theoretische en practi-
sche cursus gegeven. Hier hebben
reeds talrijke talentvolle jongeren
uit alle delen van de Verenigde
Staten en ook uit het buitenland,
waaronder Nederland, enige tijd
met de beste jazz-musici samen
gewerkt. Een aantal van hen heeft
het reeds tot een succesvolle carri
ère gebracht, zoals de saxophonist
Ornette Coleman, wiens bruisend,
kleurrijk spel een prachtige vertol
king is van deze moderne jazz. Hier
onderkent men het ontstaan van de
nieuwe stroming en hier ook krijgt
men meer dan ooit het vertrouwen
dat jazz geen overwonnen stand
punt, maar een dynamisch groeien
de kunstvorm is.
Eerste boerderijen in nieuw land
zijn aan landbouwers aangeboden
DE NIEUWE POLDER oostelijk Flevoland ligt sinds 1957 droog. Jaren is
er aan dit project gewerkt, knappe koppen en noeste werkers hebben het
beste gegeven wat ze hadden en nu is het wachten op de bekroning van
het werk. Een landbouwgebied moet het worden waar voorspoed en
welvaart heersen. Maar voor dat het zo ver is! Duizend en één problemen
moeten opgelost worden. Natuurlijk is er het voorbeeld van de Noords
Oostpolder. Daar hebben we kunnen zien hoe het moet en vooral hoe het
niet moet.
Inenting tegen
mazelen is mogelijk
Een groep mediai van het kinderzie
kenhuis te Philadelphia, onder leiidng
van de nobelprijewinnaar 1954, prof.
Enders, heeft een nieuw vaccin tegen
de mazelen uit geprobeerd op een
grote groep kinderen en wel met suc
ces. Dit nieuwe vaccin van prof. En
ders werd op 318 kinderen met suc
ces 'beproefd. Men had de iknderen
in contact gebracht met mazelpatient-
jes, waardoor een besmetting diende
te ontstaan. De met het vaccin be-
hanedlde kinderen bleken tegen de
infectie beschermd te worden.
Bet betreft hier een levend virusvac-
cin dat tegelijk met gammaglobine
aan die kinderen wordt toegediend.
Wat gebeurt er nu het allereerst
met de grond na het droogleggen
van een polder? Het is duidelijk
dat er iets moet gebeuren als men
dat slappe waterachtige „ongeaë-
reerde sediment" ziet. Er moet cul
tuurgrond ontstaan. Gelukkig be
hoeft de mens hier niet alles te
doen, direct na het droogleggen
treden er een aantal processenin
de grond in werking en deze heb
ben de „rijping" van de grond als
resultaat.
Men kan deze processen niet los
van elkaar zien, maar men maakt
toch een paar scheidingen, men
spreekt van fysische, chemische en
microbiologische rijping. De fysische
rijping bestaat uit drie processen:
a. het droger worden van de grond
dus het afnemen van het water-
gehalte;
b. de Vorming van de macrostruc
tuur door scheuring van de
grond;
c. de inklinking.
De chemische rijping zorgt voor een
verandering in de gehalte aan che
mische bestanddelen. De microbio
logische rijping zorgt er voor, dat er
de nodige veranderingen in de mi-
crobenflora tot stand komen. Zo
wordt de grond dus geleidelijk aan
geschikt voor het verbouwen van
verschillende gewassen. Pas als ze
cultuurrijp is, worden de bedrijven
uitgegeven. Tot zo lang zorgt de
staat voor deze nieuw verworven
grond door er landbouwgewassen
op te telen.
Wie krijgen de hoeven
Onlangs zijn de eerste boerderijen
in pacht of erfpacht aan een aantal
landbouwers aangeboden. Wie ko
men er nu in aanmerking voor een
bedrijf in de nieuwe polder? Dat
zijn in de eerste plaats de boeren
uit de gebieden waar de sanering
van bedrijven volgens het rapport
Hofstee plaats vindt.
Er werkt ook een groep mensen in
de Flevo-polder, meest boerenzoons,
die het land in cultuur brengen en
tevens de voortrekkers zijn bij het
opbouwen van het gemeenschaps
leven. Natuurlijk dienen deze men
sen ook een kans te krijgen bij de
verpachting van de bedrijven. De
kansen voor kandidaten uit de vrije
sector worden hierdoor uiteraard
kleiner.
Er zullen ook bedrijven uitgegeven
worden in eigendom, een van de
redenen hiervoor is, dat degene die
zijn grond moet inleveren ten be
hoeve van de gemeenschap, bijv.
voor aanleg van wegen enz., scha
deloos gesteld kan worden door
hem een stuk grond in eigendom
terug te geven van de zelfde waar
de, waarbij gerekend wordt naar de
landbouwkundige waarde van deze
grond.
Geen versnippering.
De grond bestaat hoofdzakelijk uit
zware klei en zwavel die het best
geschikt zal zijn voor de akker
bouw. De meeste boerderijen zullen
dan ook als akkerbouwbfcdrijven
uitgegeven worden. Wel zullen er
een beperkt aantal gemengde be
drijven worden aangewezen en
2500 ha voor fruitteelt worden be
stemd. Het geheel wordt verkaveld
volgens standaardmaten van 30 ha.
Er kunnen dus bedrijven worden
gesticht van 15 ha en veelvouden
hiervan. Om nu te voorkomen dat
deze kavels later moeten worden
versnipperd, dient er voor gezorgd
te worden dat het wegenplan vooraf
wordt vastgesteld en aansluit op
wegen buiten de polder. Dit laatste
ook al omdat de nieuwe polder
uiterst gunstig ligt in het centrum
van het land en aan een groot vaar
water. Men zal dan ook rekening
dienen te houden met de vestiging
van middenstand, handel en indu
strie. Al met al is het een hele
taak om te komen tot een harmo
nische samenleving. Hiervoor zijn
ook de nodige financiën onontbeer
lijk, want alles moet worden ge
sticht, misschien ook coöperaties
voor de afzet van de diverse land-
bouwprodukten. Hier kan 'n vlotte
kredietverlening een grote steun
betekenen voor ontplooiing van het
maatschappelijke en culturele leven
in de nieuwe polder.
Indien iedereen meewerkt, kan het
nieuwe gebied tot een ongekende
bloei komen. Hier kunnen de mo
derne bedrijfsvoering en de nieuw
ste machines tot volledige ontplooi
ing komen.
«lO-qa
Maar nu wist de minister nog niet, hoe hij kon op
houden met dromen van vissenstaarten. „Ik zal de
grootste tovenaar uit het land maar eens laten ko
men", besloot hij. Deze tovenaar was een jonge man,
met een mooie muts op en hij hield altijd heel slim
een oog dichtgeknepen. „Luister eens goed naar mij
tovenaar", zei de koning toen de man gekomen was.
„Ik kan niet goed slapen, ik droom van vissenstaar
ten. Wat moet ik hieraan doen?" Nu was de tovenaar
een echte slimmesik. „Daarop kan ik wel antwoord
geven zei hij, „maar dan moet ik eerst een half uurtje
nadenken. En in die tijd ga ik een eindje wandelen.
Dag". De tovenaar ging weg. Hij liep door de zalen
van het paleis en toen hij daar mee klaar was ging
hij naar buiten. Hij liep door alle tuinen van het
kasteel en kwam ook langs de kasteelvijver. Prinses
Blondje hield zich natuurlijk goed verborgen, maar -
en daaraan kun je zien hoe knap die tovenaar wel
was - foen hij bij de koning terug was wist hij toch
het antwoord. „Koning, pardon meneer de koning",
zei hij, „hier heb ik een wonderring en die kan u
helpen". „Ga naar de kasteelvijver, pak deze ring en
de eerste die u zult zien, zal een mens worden. En
daarna droomt u heslist niet meer van vissenstaarten.
Familieroman
door Maart je Zelden rijk
HOOFDSTUK II - Nr. 3.
In de loop van de morgen kwam Dirk even aanwippen
voor een kopje koffie. Z'n fiets stond tegen het hekje
en vanuit het raam zag Aaltje, dat de mand vol
boodschappen zat.
Hij pakte haar hand en drukte even een zoen op haar
wang. „Meid, van harte gefeliciteerd, hoor. Nog vele
jaren. Een kleinigheidje van ons. Je weet, dat grote
cadeaus bij ons niet lij en kan
Aaltje keek naar de grote plak chocola, die hij ze
gegeven had. „Maar Dirk, dat had toch helemaal niet
nodig geweest
Hij stak een sigaret op en ging in vaders stoel bij
het raam zitten. „Jawel. Het zit niet altijd in het grote,
moet je maar denken. Het is gemeend, al is het klein."
„O, maar dat weet ik immers wel. Ik zal de melk
opzetten. Moet je de wijk nog in
„Bezorgen en horen tegelijk."
De post bracht even later een brief van tante Gré. Er
rolde een zilverbon van een rijksdaalder uit. En in het
korte epistel stond, dat ze het te warm vond om de
lange reis naar de Beemster te maken. Veel geluk
wensen en een prettige dag. En voor de rijksdaalder
moest ze maar wat voor zichzelf kopen.
„Wat aardig van tante Gré," vond Aaltje, toen ze de
brief gelezen had, maar Dirk keek misprijzend naar
de rijksdaalder. „Een tientje zou anders niks teveel
voor haar geweest zijn", meende hij, maar zijn moeder
antwoordde: „Maar Dirk, wat moet dat kind met zoveel
geld doen?" En daar had hij niets tegen in te brengen.
Terwijl ze gedrieën aan de koffie zaten, zagen ze
Tonnie aankomen. Ze wuifde naar het drietal en reed
het erf op. Even later was ze ook in de kamer.
„Hallo Dag moeEerst de jarigeMeid, Aal,
van harte, hé?" Een paar stevige zoenen. „En dit is
van Wim en mij. Ze zullen wel passen, want ik ben
stiekum je maat te weten gekomen."
Nieuwsgierig maakte Aaltje het pakje open „Oh,
nylons Dank je wel, zeg. Kijk eens moe
De vrouw knikte. „Je worre maar verwend, vandaag."
Intussen gaf Tonnie haar zwager een tik op de schou
der. „Hay, die grutter. „Maar meteen keerde ze zich
weer tot Aaltje. „Eén en twintig ben je nu, hè? Nou
ben je eigen baas geworden. Dat zei m'n vader ook,
toen ik een en twintig werd. En hij voegde er aan
toe: En nu ga je zeker naar dansles, niet? Ik had
altijd graag dansen willen leren, al toen ik zestien
was, maar vader wilde het niet. Die is nog zo ouder
wets-oerdegelijk."
Aaltje schonk koffie in, terwijl haar schoonzusje ging
zitten. „En ken je het nu?"
Tonnie lachte. „Ben je mal. Wim kent het ook niet
en het scheelt me nu zoveel niet meer. Maar als je
zestien bent, dan wil je van alles. M'n teenagertijd
ligt achter de rug, hoor. Ik ben nu een heel bezadigde
huisvrouw."
Dirk dronk zijn koffie leeg en drukte de sigaret uit.
„Zo, nu zullen we maar weer eens de wijk ingaan. Tot
vanavond zullen we maar zeggen."
Dag Dirk, en bedankt hé?"
Hij wuifde met zijn hand en stond op. „Geen dank. Er
zal nog wel wat bijkomen vandaag. Nou, gedag hoor."
Aaltje en Tonnie brachten de lege kopjes naar dé
keuken. „Kan ik ergens mee helpen?"
„Ben je malAfwassen doe ik na het eten wel. En
ik hoef alleen maar een beetje stof af te nemen. Ik
heb gisteren alles gezogen. Vandaag geloof ik het wel,
hoor. Vanavond zal zo ongeveer iedereen wel komen
en dan kan ik morgen toch weer opnieuw beginnen.
En aan het eten hoef ik ook niet veel te doen. De
aardappels heb ik al geschild. We hebben sla, dus dat
is zo klaar. En een gehaktballetjedat lust moe
het liefst."
Tonnie leunde tegen de kastdeur en stak een sigaret
op. Ze keek haar schoonzusje aan en op een gegeven
ogenblik vroeg ze: „Heb jij helemaal geen verkering?"
Aaltje keek verbaasd op. „Ik? Verkering? Ga weg.
Met wie
De ander haalde haar schouders op. „Weet ik dat
En zou dat soms zo gek zijn? Je hebt een leuke toet
en je figuurtje mag er ook wel zijn. Je moest je eens
wat anders kleden, wat leuker, vlotter bedoel ik."
Het meisje kleurde en keek naar haar bloes en rok.
„Mankeert er wat aan me? vroeg ze met opgetrokken
wenkbrauwen.
Tonnie schoot in een lach en kwam op het meisje toe.
„Hè, Aal, brand niet zo gauw aan. Ik bedoel er natuur
lijk niets mee. Maar een jongen ziet graag, dat een
meisje er leuk uitziet. Wim ziet dadelijk als ik wat
nieuws aan heb."
Aaltje haalde haar schouders op. ,,'t Zal me een zorg
zijn. Jongens schelen me niks. Ik heb moeder en ik
ben hier. Thuis, bedoel ik. Wat wil ik nog meer? Ik
ben best tevreden zo".
Tonnie liep naar de deuropening en keek naar buiten.
„Nu ja, dat moet je tenslotte zelf weten. En wat moe
der betreftals je nog eens gaat trouwen, kun je
toch hier gaan wonen? Het huis is er groot genoeg
voor. En kun je moeder blijven verzorgen."
Aaltje draaide de kraan open en ging de sla wassen.
„Dat zien we dan wel, als het zo ver is. Maar ik heb
helemaal geen zin om te trouwen. Ik heb het toch goed
hier? Zoals het nu is?
„Oké, als je tevreden bent, laat het dan zo. Mijn broer
'heeft je een keer in de stad gezien en hoewel hij
altijd erg gesloten is, vroeg hij belangstellend naar
je. Ik heb zo het idee, dat hij een oogje op je heeft."
Aaltje staakte haar werk en kwam overeind. Ze keek
verbaasd naar haar schoonzuster. „Je broer? Die ken
ik niet."
„Ga weg. Je hebt hem ontmoet op onze bruiloft. Die
lange jongen."
Bedoel je Jan
„Ja."
„Gut ja, dat is een broer van je, hè? Daar heb ik nooit
bij stilgestaan. O, die."
Tonnie keek haar min of meer verontwaardigd aan.
„Nou, hij heeft een beste baan, hoor. En je zult niet
kunnen ontkennen dat hij knap is. Hij heeft nooit om
meisjes gegeven. Maar een paar dagen na de bruiloft
had hij het nog over je."
„Gek! Waarom?"
„Waarom? Weet ik dat. Misschien vond hij je toen al
aardig. Hij vroeg me, wat je deed en zo. Ik zei, dat je
gewoon thuis was en voor moeder zorgde. Hij is een
wonderlijke jongen. Leeft voor zijn werk."
„Wat doet-ie?"
„Ook bij de gemeente. Tekenaar bij de technische
dienst. Goeie baan. En hij studeert nog steeds. Hy wil
bouwkundig opzichter worden, zie je?"
Aaltje draaide zich om en ging op de rand van de
aanrecht zitten. „Jij was ook op het gemeentehuis, hè?
Wat deed je daar voor werk?"
„O, van alles. Ik was bij het bevolkingsregister. Veel
tikwerk en zo".
„Daar heb je onze Wim leren kennen hè?"
Ze knikte en wierp de sigarettenpeuk met een sier
lijke boog naar buiten. „Eerst vond ik hem maar een
eigenwijs jong. Hij leek zo'n dooie. Keek nooit naar de
meisjes, zoals de anderen. Maar op het feestavondje
van de personeelsvereniging zaten we samen aan de
zelfde tafel. En toen viel hij me erg mee. Hij zat vol
grappen."
Aaltje knikte. „Ja, zo was-ie thuis ook altijd".
Nou, en na afloop bracht-ie me naar huis. En bij de
deur 'zoende hij me. Ik was echt nijdig want ik was
helemaal niet zoenerig aangelegd. Ik weet nog best,
dat ik tegen hem zei: „Rotjong, daar is het jullie om
te doen, hè?"