KERSTVERTELLING VOOR DE JEUGD
Interkerkeliike kerstnachtdienst in de Geref.
Kerk op dinsdag 24 dec. om 10.30 uur nam
«OSI
L
Ra, 7
HULSTBESSEN
BETOVERDE
i
1
WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN - DONDERDAG 19 DECEMBER 1963
PAGINA 5
WORDT NOG
DRUK
BEOEFEND IN:
Elf dagen mag iedereen
ii
z’n gedachten terugroepen. Het moet in ieder geval minstens dertig jaar gele-
-< i i i*_X J_X 1——X ii44- winnet
te veel lawaai vonden ze.
Ds E. H. Kalkman, Herv. Pred.
Meditatie: Ds J. Snoey, Geret. Pred.
m.m.v. Herv. Kerkkoor o.l.v. A. v. Vliet
Organist: T. Plomp
aan de zelen trekken
Omwonenden hadden er last van.
1
Je moet er de vierkante slag voor hebben, zeggen ze in Oudehorne in Friesland. Je moet
er dat ene, tweeë, drië, viere in kunnen brengen. De goeie cadans, het juiste ritme. Nee,
’t is niet ieders werk. Hendrik Jonker, de klokkeluider van Oudehorne, doet het ons voor.
De twee touwen tegelijk in actie, de ene arm hoog, de andere laag, de ene naar beneden,
de andere omhoog. Want, laten we dit even goed afspreken: bij het Thomasluiden
luidt men de klokken niet, men s p e e 11 ze. En dat is het hele geheim van de won
derlijke schoonheid, die omstreeks de Kerstdagen nog in twee Friese dorpen te horen is.
In Oudehorne en in Katlijk, twee dorpen, die deel uitmaken van Heerenveen, zal men
zich liever het puntje van de tong af bijten dan de eeuwenoude traditie van het Tho
masluiden opgeven. Niet dat ze het nooit geprobeerd hebben, de buitenstaanders. Wis
en waarachtig. De smid weet het zich te herinneren, al kan hi£het precieze jaartal niet
meer in „l.vx 1 2"'”’
den zijn. De hoge heren hadden beslist, dat het voor eens en altijd uit moest zijn
met dat gebeier tussen 21 december en 1 januari. Veel te veel lawaai vonden ze.
THOMASLUIDEN
VlULE'l M. WILLIAMS.
Verhalen uit de geschiedenis van ’t Thomasluiden zijn
V er in overvloed. Het mooiste speelt zich af in de
nare tijd toen de gemeenteraad van Schoterland (waar
onder toentertijd Oudehorne nog viel) domweg in de
politieverordening zette, dat er niet meer onbevoegd
geluid mocht worden. Als voorzorg werden de zelen
van de klokken gehaald'
de bes over de sneeuw begon voort te bewegen door
de kleine pootjes van de muis.
„Het heeft mij jaren gekost om dit te leren”, zei het
muisje. „Alle dieren uit het bos zouden op Kerstdag
naar mij komen kijken als ik dit kunstje zou verto
nen. Ik zou het in mijn circus laten zien, weet je,”
voegde hij er bedroefd aan toe.
Twee traantjes welden op uit zijn kleine oogjes en
vielen op de bes. „Huil maar niet hoor”, trooste
Paul hem, „jij mag de bes ik bedoel de bal
houden. Misschien vind ik nog wel een andere”. Maar
Paul kon geen enkele bes meer vinden.
Plotseling zag hij een roodborstje, die er één op een
groot blad aan het uitstallen was, alsof het een
kerstpudding was. „Dit”, tjilpte hij tegen Paul. „Dit
is het Kerstmaal voor de vogels. Het is maar goed
dat het zo’n grote bes is want het is de enige bes, die
ik heb kunnen vinden!”
Je kunt toch maar zo niet het lekkere eten, speciaal
voor Kerstmis van de vogels wegnemen, peinsde
Paul. Nee, dat gaat niet en zo ging Paul verder om
de derde bes te vinden
Eindelijk vond hij ook deze bes maar ze lag niet in
de sneeuw, zoals Paul verwacht had. Ze lag in de
armen van een elfje, dat de bes zo vast als ze kon
tegen zich aanklemde.
„Waar heb je die bes voor nodig?” vroeg Paul, in
Paul’s moeder kwam de kamer binnen met een grote
vaas. „Wat zou ik nog graag een paar takjes hulst
hebben met die rode bessen” zei ze en ze keek Paul
eens aan alsof die mogelijk een oplossing wist om
moeders wens te vervullen.
„In het bos is volop hulst en de boswachter heeft
gezegd, dat ik alleen hulst mag plukken in zijn tuin
en dat is prachtige hulst met mooie rode bessen”.
Even later begaf Paul zich op weg. Hij wandelde
over de met sneeuw bedekte paden van het bos tot
hij eindelijk bij de woning van de boswachter kwam.
Er stonden hier zoveel hulststruiken, dat moeder er
het hele huis wel mee kon versieren zoals met
Kerstmis. Maar waar waren die mooie rode bessen?
Hij zag er welgeteld slechts drie
Paul kon zijn ogen niet geloven. Hij tilde de takken
op en tuurde er onder maar niets hoor... het bleven
er drie. De drie hulstbessen waren de enige, die er
te vinden waren.
Paul brak de tak voorzichtig af en ging weer naar
huis terug. Onderweg lette hij niet meer op de bes
sen en toen hij bij zijn huis aankwam bleek het, dat
hij ze onderweg verloren had.
„Dat geeft toch niet, mijn jongen,” zei moeder, „we
hebben nu toch een leuke groene tak.”
Maar Paul besloot toch maar om terug te gaan om
te zien of hij de bessen kon terugvinden. „Ze waren
In deze dagen voor en na de Kerst kunt ge de klokken
1 in Katlijk en Oudehorne op iedere tijd van de dag
weer hun schoonste zangstem horen aanheffen,
’s Nachts niet want dat is verboden en daaraan houden
de dorpelingen zich ook. Maar van acht uur ’s mor
gens af tot tien uur in de avond kan iedereen er naar
voren treden om de klokken te luiden
Vaders leren het him jongens. Als je het goed doet en
je hebt 't in het bloed, dan is het een heerlijk werk.
Als je het niet aanvoelt, kun je de volgende dag geen
spier meer strekken. Volwassen vrouwen zijn er niet
onder de Thomasluiders maar wel probeert nu en dan
een meisje het: de nieuwe tijd dringt ook hier door.
En als het nieuwe jaar begonnen is, klimmen de offi
ciële klokkeluiders naar boven en halen de touwen uit
de klokkestoel. Alleen uit voorzorg. Om niemand meer
in de verleiding te brengen. Na een paar dagen hangen
de zelen er dan weer maar dan zijn ook de Thomas
luiders tot rust gekomen, tot 21 december van het
volgende jaar
Voor de tijd tussen 21 december en 1 januari was zo’n
verbod natuurlijk ondraaglijk in de ogen van de dor
pelingen en er hebben zich dan ook tussen ’18 en ’27
ware veldslagen afgespeeld tussen de Heilige Herman
dad en de Thomasluiders. De politie probeerde man
haftig de wet te handhaven en stelde zich daarvoor in
de avonduren verdekt op in de kerk of tussen de graf
zerken. Maar wat doet een veldwachter alléén tegen
de onstuimige drang van de dorpelingen om de klok
ken te spelen? Immers niets. Dus kwam er assistentie
van de marechaussee. Drie man hield zich in de kerk
verscholen toen de Oudehorners hun operatie begon
nen. Ze deden eerst de kerkdeur op slot en daarmee
waren de drie politiemannen meteen voor die avond
uitgeschakeld.
„Dat was heel verkeerd” zeggen de dorpelingen nu
nog. „Dat was heel niet goed, wat we toen deden.”
Maar hun gezichten glunderen nog steeds als ze eraan
denken.
De avond erop waren er elf politiemannen. Ze stonden
schouder aan schouder, in een ondoordringbare rij,
net als een ouderwets leger. Maar de Oudehorners
waren opgekomen met driehonderd man. En beide
partijen hoorden nu en dan toch even de klok luiden.
Hoe dat kon? Nou ja, het was donker en als je een
beetje lenig was kon je wel een sprong naar de touwen
doen en dan vlug weglopen
Maar zoiets werkt wel op het moreel van de troepen.
Telkens zo’n klokgeluidje was een speldeprik in het
centrale zenuwstelsel. Opeens was er een revolverschot
en toen nóg een. Daarna vlogen stenen door de lucht,
eerst enkele, toen tientallen
wel wat geld krijgen, mits je zelf laat zien, dat het
jullie ook wat waard is! In beide gehuchten is toen in
ijltempo een collecte op touw gezet, in de barkoude
winter van 1947 op 1948. In één dag haalde de klokke-
luider van Oudehorne negenhonderd gulden opEr
waren gevers onder, die de collecte voor de blinden
altijd met een dubbeltje afdeden maar die nu meteen
anderhalve gulden op tafel legden. Zonder klokken
waren Oudehorne en Katlijk immers geen echte dorpen
meer!
In Heiligerlee werden de nieuwe klokken gegoten.
Oudehorne schafte zich er twee aan, een van 400 kilo
riet is een hele veldslag geweest, die avond. De voor-
H naamste tactiek van de Oudehorners was de
politiemannen naar zich toe te lokken en aangezien er
een brede sloot tussen beide partijen wasHeel wat
natte uniformen, maar ook heel wat natte boerenpakken
moesten de volgende dag worden opgeknapt.
De Katlijkers en Oudehorners zeggen er nu nog van:
,,’t Was niet goed maar waarom verboden ze het dan
ook? Want, geloof ons, wie het Thomasluiden in het
bloed heeft, die zal er gebruik van maken, al zweet
je er nog zo van!” En dan komen ze met het verhaal
van de jonge boer, die in 1918 met alle geweld wilde
luiden maar het niet meer mocht vanwege de politie
verordening. Telkens weer hing hij in de touwen aan
het eind van het jaar en telkens weer werd hij betrapt.
Iedere keer kreeg hjj tien gulden boete. Dat ging tot
vijftien keer en de zestiende keer schreeuwde de boer
tegen de veldwachter, die naar de klokkestoel wilde
gaan: „Wie hier komt is een man des doods!” Daarna
hakte de rechter de knoop door. Zo’n uitdrukking was
een regelrechte bedreiging, die gestraft moest worden.
De Oudehorner kreeg geen boete meer maar veertien
dagen gevangenisstraf en die moest hij juist in het
drukke zomerseizoen ondergaan. Van dat ogenblik af
was het finaal uit met het Thomasluiden tot in 1928
de traditie hersteld werd.
veel groter dan de gewone hulstbessen, moeder, en
als ik ze terug kan vinden, kunnen we ze misschien
aanrijgen’<
Maar hoe Paul ook onderweg keek, hij kon ze niet
meer vinden. Totdat hij bij de plek kwam, waar hij
de tak had afgeplukt. Want hier gekomen, ving hij
plotseling een glimp op van wat roods, dat door de
sneeuw rolde
,,’k Heb je!” riep hij uit terwijl hij op de bes af
schoot maar toen opeens hoorde hij een verontwaar
digd gepiep. Paul deed haastig een stap terug. Een
mager grijs muisje keek hem boos aan
„Blijf van mijn bal af!” riep het muisje boos uit,
„het is de enige in het hele bos”.
Paul vergat gewoon om verbaasd te zijn toen hij de
muis tegen hem hoorde praten.
„Het is geen bal, het is een hulstbes”, riep Paul uit.
„Er zaten er drie aan de tak, die ik afgeplukt
en mee naar huis genomen heb.”
Het muisje keek bedroefd. „Jij bent veel groter en
je kunt de bes gemakkelijk pakken en daarom kan
ik hem maar beter aan jou geven. Maar als ik hem
aan jou geef, kunnen we geen circus spelen,” piepte
het muisje.
„Circus?” vroeg Paul verbaasd. „Wat bedoel je?”
Het muisje sprong op de bes en wrong z’n kleine
lijfje in een paar vreemdsoortige bochten waardoor
de hoop, dat de reden niet zo belangrijk zou zijn,
zodat hij de bes zou kunnen meenemen.
„Ik heb niets meer voor mijn kindje om het te laten
spelen maar gelukkig heb ik nu dit besje gevonden”
bracht het elfje hijgend uit. Zij heeft altijd graag
een mooie bal willen hebben.
„Oh, wat had ik graag die bes voor mijn moeder ge
had,” verzuchtte Paul. Maar het geeft niet, moeder
zal alles wel begrijpen
Toen verzamelde Paul een armvol glanzende takken
hulst en ging weer op weg naar huis. Hij sloeg geen
acht meer op de muis, het roodborstje en het elfje,
die fluisterend bij elkaar stonden toen hij het drietal
verliet.
„Het spijt me, mammie,” begon hij, toen hij de kamer
in kwam. „Nee maar, wat een prachtige hulst is dat
Paul,” onderbrak zijn moeder hem. „Dit moet wel de
enige hulst zijn, die hier in de omgeving te vinden
is, met zoveel mooie bessen er aan!” De hulst was
inderdaad vol met rode bessen!
Was het niet gelukkig, dat Paul vriendelijk tegen
het muisje, het roodborstje en het elfje was geweest.
Zij hadden hem nu wat veel mooiers gegeven dan
waar hij eigenlijk naar gezocht had
en een van 280 kilo. De rekening bedroeg f 3500,en
daarvan had het dorp zelf liefst f 2800.bijeenge
bracht. Dat kwam bijna neer op een rijksdaalder per
inwoner
zxudehorne lachte eerst een beetje, maar toen werd
V het toch wel kwaad. Zouden ze het Thomasluiden
willen verbieden omdat het herrie maakte? Dat kon
dan alleen maar komen omdat die heren er de schoon
heid niet van inzagen! Last voor de omwonenden?
Heel Oudehorne deed er toch ieder jaar aan mee?
Wat er toen, onmiddellijk na dat gebod, geluid is! Er
was geen houden meer aan, iedereen wilde aan de zelen
trekken, ook zij, die anders nog nooit aan het klokke-
touw hadden gehangen! Voor de smid, en trouwens
voor alle Oudehorners, is het een vanzelfsprekende
zaak: dat verbod werd ingetrokken ’t was toch
immers een oeroude traditie
Katlijk met 655 inwoners en Oudehorne met ongeveer
het dubbele aantal zijn de enige dorpen nog in Fries
land, waar het aloude Thomasluiden in ere wordt
gehouden. De bronzen klokken zingen er op de laatste
tien dagen van het jaar in eindeloze regelmaat het „ik
nou dou dan”. Vroeger werd het vooral ’s nachts,
als de natuur doodstil is, als de tractoren zwijgen en
de koeien slapen, dat een prachtig gehoor de honder
den kilo’s zware Heiligerleeklokken over het wijde
Schoterland te horen beieren.
Veel Oudehorners en Katlijkers blijven ervoor wakker.
Ze luisteren heel intensief en dan, ja, opeens weten ze
hetDat is Tjeerd, die speelt, en zojuist was het Sybe.
Want de oude inwoners horen dat aan de manier,
waarop de klokken spelen.
Het Friese platteland telt nog heel wat klokkestoelen,
houten, soms moderne betonnen bouwwerken met een
dak erboven, die de kerktoren vervangen. Meestal
staan ze naast de kerk, op of naast de begraafplaats.
Ze worden normaal geluid tijdens bijzondere gebeur
tenissen zoals sterfgeval, begrafenis, huwelijk of het
naderen van de kerkdienst op zondag.
Bij een overlijden gaat aan het uur luiden een aantal
klepelslagen vooraf en het gehele dorp is dan inge
licht. Driemaal drie slagen betekent, dat een man is
overleden, (Jriemaal twee duidt op het heengaan van
een vrouw en als het een kind betreft, worden tweemaal
drie slagen gegeven.
Dat gebeurt door de officiële klokkeluiders van Katlijk
en Oudehorne, die hun werk verrichten in dienst van
de begrafenisonderneming. Als zij gaan vertellen over
het Thomasluiden, raken ze in uren niet uitgepraat.
Waar het Thomasluiden vandaan komt weet geen
W mens. Er zijn natuurlijk wel theorieën over, waarin
sprake is van bevordering van de wasdom als onder
deel van het zogenaamde pluslieden, maar dat is
professorale taal. In Katlijk en Oudehorne zeggen ze
zelf: ’t Is om de boze geesten weg te jagen. Niet, dat
we daaraan nu nog geloven, maar zo was het oor
spronkelijk.
De naam zal wel iets te maken hebben met Thomas,
een van de twaalf apostelen, wiens feestdag op 21
december valt.
Iedereen kan in die laatste week van het jaar Thomas-
luider zijn. Elkeen mag aan de zelen trekken als hij er
zin aan heeft.
Er zijn ware grootmeesters onder, mannen, die het
hun zoons leren, maar die het zelf van hun vader
hebben geleerd, en die weer van zijn vader en die weer
van
Een oeroud gebruik, dat ondanks enkele ernstige po
gingen van buitenstaanders om er een eind aan te
maken, nooit verdwenen is. Het meest schrokken de
Oudehorners en Katlijkers in 1945, toen de door de
Duitsers geroofde klokken niet meer te achterhalen
bleken. Waarschijnlijk zijn ze tot granaten omgesmolten
De gemeente Heerenveen zei: Jullie kunnen van ons
f
'7. ■-.-
-
£7