I Schip nood in JL e e r 1 i de wuM in Sportbeschouwingen van vorige week gZoud weer ■W PU R O L ii e ii I I ware Zwemcl, De Gouwe O udej aarsver haal gebaseerd op gegevens door - Jan Mol Drukkerij ‘I e I d w ij k* WSE Nieuws Weekblad voor Waddinxveen - 30 december 1964 Zwemmen voor de jeugd Be Fair organiseert zaal voetbaltoernooi 1—3 In ons groeiende bedrijf is nog plaats voor enkele AANMELDEN DRUKKERIJ VELDWIJK, ORANJELAAN 9, WADDINXVEEN, TEL. 2238 ruk in haar armen, door Gitta Haandriks Hoofdstuk 17 - nr. 22 keek hem aan. „En verder?” (wordt vervolgd) Door deelname aan het leerlingenstelsel voor het grafische bedrijf krijgen zij een uitstekende praktische en theoretische vakopleiding. Het moderne drukkersbedrijf kent verschillende interessante en veel zijdige functies. 3—0 7—1 UITSLAGEN: Gouwe 5 Z.P.S. 1, Gouwe 1 Donk 1, PROGRAMMA: Zaterdag 2 januari: 18.00 uur: Onderlinge jeugdzwem- wedstrijden in het Spaardersbad te Gouda. Dit is voor alle jeugdleden tot 16 jaar. Dinsdag 5 januari: 20.30 uur Gouwe 2 - Z.P.S. 1 (dames) 20.45 uur D.K.D 1 - Gouwe 3 (heren) 21.40 uur Gouwe 2 - S.Z. P.O. 1 (heren) VOETB ALPRO GRAMMA Groot-Ammers Be Fair, 2.30 uur I Woensdag 6 januari: 20.00 uur Grote Kienavond in hotel „De Unie” voor alle Gouwe-leden. Maandag 11 januari: 19.15 uur Jeugdavond in het club gebouw „De Paddestoel”. De zwem- en poloclub De Gouwe laat gedurende de wintermaanden op zaterdagavond een bus rijden naar Gouda, teneinde de Waddinx- veense jeugd in staat te stellen in het Spaardersbad hun zwemkunst op peil te houden. De bus vertrekt om 17.50 uur van de Dorpsstraat en om 18.05 uur van de hefbrug. Op de zaterdagen 16 en 23 janu ari organiseert Be Fair in de nieuwe Veilinghal aan de Breedeweg een zaalvoetbal-tournooi. In verband hiermede is er zaterdag 2 januari om 14.00 uur een trainingsmiddag in de veiling voor de senioren en A-junior en, waar ook belangstel lenden welkom zijn. TRAINING Voorlopig worden de Be Fair- trainingsavonden gehouden in de Chr. Landbouwhuishoudschool „De Rank” aan de leplaan. Aanvang 20.00 uur. TTET WORDT ZWAAR WEER STUUR”, had de 11 ouwe vanmiddag gezegd en het begon er inder daad naar uit te zien, dat hij gelijk kreeg. Maar ach, de „Tuskar” was een goed schip. Het zou er zich, evenals altijd, wel weer doorheen slaan. Terwijl stuurman Gewe het kompas in de gaten hield en ondertussen met z’n ogen de dikke duisternis trachtte te doorboren, dacht hij aan vrouw en kind, die in Engeland op hem wachtten. Jammer, dat hij nu op oudejaarsavond niet thuis kon zijn. Morgen zou den ze Bremen binnen lopen, na een lange reis van Savannah. Nog één week en dan was Gewe weer thuis „Alles O.K., stuur?” Het was de kapitein, Tom Dar- ley, die vrijwel alle wereldzeeën had bevaren. ,,’t Zal wel lukken, kapitein. Alleen denk ik, dat straks de machines het verder zonder hulp van de zeilen zullen moeten opknappen. Als de wind blijft aanwakkeren, houden de zeilen het niet.” „Het lijkt me het beste stuurman, dat de jongens meteen maar aanpakkenKapitein Darley wilde nog iets zeggen, maar een geweldige ontploffing deed een siddering door het schip gaan. Een reusachtige steekvlam schoot tegelijkertijd om hoog. In een ogenblik tijds was vrijwel de gehele be manning aan dek. Even dreigde er een paniek te ont staan, maar met donderende stem wist Tom Darley de kerels tot bedaren te brengen. Wat is er eigenlijk ge beurd? Een ontploffing in de machinekamer Men heeft geen tijd om hierover lang na te denken. Het eerste waaraan gedacht moet worden, is de brand te blussen. De matrozen rennen naar de pompen. Op de brug worstelt stuurman Gewe ondertussen met z’n stuurrad. Het lijkt wel of het roer niet meer luistert. Wanhopig tracht hij het schip, dat inmiddels al helemaal uit de koers is geslagen, weer in z’n macht te krijgen Het schijnt alsof de weergoden gezamenlijk hebben besloten de bemanning van de Tuskar geen hoop op redding meer te geven. Uit het Noordwesten steekt een geweldige storm op, gepaard gaande met zware regenbuien. De brandende Tuskar is een speelbal der golven ge worden. De kapitein weet, dat z’n schip verloren is. Hij geeft de bemanning order zich klaar te maken om in de boten te gaan. Ook dit schijnt niet te mogen. Een geweldig gekraak en langzaam zakt het schip naar bakboord. De golven hebben het stuurloze schip schuin op een zandbank gezet. Waanzinnig van angst trachten de mannen de boten te strijken, maar weer is het Tom Darley die de man nen van deze dwaze poging weet terug te houden. Aan bakboord is het niet meer mogelijk de boten te strijken, daar deze kant van het schip geheel in brand staat. De boten aan stuurboord strijken zou gelijk staan met zelfmoord. De wilde golven zouden de kleine boten tegen de scheef liggende Tuskar te pletter slaan. In Den Helder is inmiddels de kreet „Schip in nood” van mond tot mond gegaan. Jong en oud spoeden zich door de donkere straten naar de zeedijk, waar de woedende golven, aangevoerd door de zeegod Nep- tunus, de keien trachten stuk te beuken. De wacht van de lichttoren te Kijkduin heeft in middels alarm gemaakt, dat er in de richting van de Razende Bol een groot vuur is te zien, terwijl er te vens vuurpeilen worden afgeschoten. De bemanning van de reddingboot is op het eerste alarm naar de haven gesneld en brengt hier onder leiding van Dorus Rijkers de boot in gereedheid! Aan boord van de sleepboot „Amsterdam” worden even eens de vuren opgestookt, zodat het schip voor assis tentie kan uitvaren. Even later verlaten beide vaartuigen de haven. Buiten de pieren hebben de mannen van de redding- overwegen?” Ze hield haar hoofd schuin en keek hem onderzoe kend aan. Langzaam knikte ze een paar keer en ten slotte antwoordde ze: „Ik had er al enige tijd een vermoeden van. Verschillende dingen van je hebben je verraden. Je liefkoosde me vaker en als ik je op je wang kuste, dan voelde ik soms, dat je hele lichaam trilde. Waarom heb je het niet eerder gezegd?” „Hoe eerder?” „Nou, bijvoorbeeld voor we met vakantie gingen?” Hij begon te stotteren. „Ik dacht. als ze nee zegt, als ze boos wordt dan is onze hele vakantie bedor ven. Laat ik wachten tot de laatste dag. Maar van daag toen je sliep, lag je zo dicht tegen me aan. ik had moeite om me in te houden vind je het erg, Gerda, dat ik het gezegd heb?” Ze trok hem plotseling met een ruk in haar armen, waardoor ze bijna in het water tuimelden. Maar hij hield haar nu ook stevig vast en met haar gezicht vlak voor het zijne, .antwoordde ze; „Fred, mijn lie veling. als Joop ons kan zien zal hij het mij niet kwalijk nemen, als ik tegen jou zeg: ik houd van je, mijn grote, sterke vriend, mijn geweldige compagnon, mijn allesvan wie zou ik anders moeten houden? Wie heb ik anders in de wereld dan jou en je moe der? Nou? Moet ik nog meer zeggen? Waarom kus je me niet? Mijn lippen hebben het al zo lang zonder moeten doen Uren later zeilden ze laverend tegen de wind in terug naar het dorp, dicht tegen elkaar met de armen om elkaar heen geslagen. Af en toe kwamen hun lip pen samen in een nieuwe, lange kus. Na het eten maakten ze een lange wandeling, ver van het dorp, af en toe stilstaande om elkaar te kus sen. En maakten ze toekomstplannen. Beiden waren het terstond samen eens, dat ze niet lang wilden wachten. „Nu de kogel door de kerk is,” besliste Gerda, „gaan we elkaar niet langer pijnigen dan noodzakelijk is. Als we thuis zijn, zeggen we het aan je moeder en gaan we aantekenen. Misschien zul len de mensen er wel wat van denken, maar dat zal me een zorg zijn. Ik houd van jou en jij van mij, dus gaan we proberen elkaar gelukkig te maken.” Hij drukte haar dicht tegen zich aan en fluisterde haar in het oor: „Ik zal proberen alles, w.at je te kort gekomen bent in het leven, zoveel mogelijk te ver goeden liefste. Dat zal het doel van mijn leven zijn.” Ze kuste hem. „Dat weet ik, mijn schat. We gaan ontzettend veel van elkaar houden altijd weer. o, Fred, ik moet er helemaal aan wennen, dat je nu mijn aanstaande man bent. Niet meer alleen mijn vriend en compagnon, maar straks helemaal van mij en van mij alleen. Klinkt dat niet verschrikkelijk egoïtisch?” „Ik wil helemaal van jou zijn, liefste, en jij van mij. Samen gaan we trachten het grote geluk te vinden.” Hoofdstuk 18 Begin september trouwden Fred en Gerda in alle eenvoud. Geen bruiloft en geen drukte. Er was een intiem etentje en daarna stapten ze in de wagen van Zaterdagavond 2 januari van 8 tot 10 uur z.al het bestuur van W.S.E. een nieuwjaarsreceptie houden in het clubgebouw aan de Sniepweg. Zondag 3 januari is het clubgebouw ’s middags om 2 uur geopend. boot aan de riemen het zwaar te verduren. Steeds weer wordt de boot door de aanstormende golven teruggeworpen. Maar de kloeke Rijkers weet z’n mannen aan te vuren en met verbeten gezichten zetten ze hun po ging voort. Eindelijk is men door de branding heen. Soms verdwijnt de kleine boot geheel tussen de hui zenhoge golven. De mannen zijn kletsnat van het overslaande water en de neerplensende regen, maar ze houden vol. Meter voor meter vorderen ze in de richting van het gestrande schip. Spookachtig worden de vlammen door de woeste zee teruggekaatst. Komen zullen ze er. „Haal op, jongens! Haal op”, klinkt de stem van Rijkers boven het geweld van de storm. Na enige uren zijn ze het schip zo dicht genaderd, dat zé duidelijk de schipbreukelingen op het achter dek bijeen kunnen zien staan. Met een scheepsroeper tracht Kijkers het geraas der golven te overstemmen en de mannen van de „Tuskar” toe te schreeuwen. En inderdaadAan boord van het brandende schip schijnt men iets gehoord te hebben. Door zwaaien en roepen trachten ze de aandacht van de reddingboot op zich te vestigen. Het. is voor de redders niet eenvoudig. Nu pas komt het zwaarste karwei. De mensen moeten van het schip maar hoe? Het is eigenlijk te riskant langszij probe ren te komen, daar de boot door de hoge zeeen ieder ogenblik tegen de wand van de „Tuskar” te pletter geslagen kan worden. Toch waagt Dorus Rijkers het. Hij weet, dat hij met mensenlevens speelt om andere mensenlevens te red den. Tom Darley heeft z’n mannen ondertussen ver zameld. Hij geelt bevel, dat eerst de getrouwde man nen het schip verlaten daarna de jongeren. Langs inderhaast uitgeworpen lijnen klauteren nu de eersten naar beneden. Iedere keer als de redding boot op de golven omhoog komt, kan er één de sprong wagen. Nadat met veel moeite de eerste twaalf in de red dingboot zijn gekomen, moet deze terugkeren. De anderen tien zullen ze straks moeten ophalen. De reddingboot keert nu terug naar de sleepboot „Amsterdamdie voor alle zekerheid in de nabijheid is gebleven en brengt de eerste schipbreukelingen daar aan boord. Voor de tweede maal gaan ze nu naar de .Tuskar’, Weer de vele vergeefse pogingen om langszij te ko men, weer de angst, dat de reddingboot te pletter ge slagen zal worden. Maar het lukt. Negen van de tien achtergeblevenen zijn nu al in de boot. Alleen de kapitein is nog aan boord. Als goed kapitein zal hij als laatste zijn schip verlaten. Nog even twijfelt hij, zijn blik glijd over het ten ondergang gedoemde schip, zijn schip. Dit wordt hem noodlottig. Met een gewel dig gekraak stort de grootmast naar beneden en slaat gedeeltelijk over boord. Van schrik laat Tom Darley even de reling los. Hij kan zich echter niet meer staande houden op het steil aflopende dek. Hij slaat achterover en glijdt snel naar de andere kant. In de reddingboot wacht men tevergeefs op Darley. Komt hij nu nog? Zij kunnen niet langer meer wach ten. Langzaam wordt de afstand tussen de kleine roei boot en het wrak groter. En juist bijtijds. Het lijkt wel op de Tuskar zich nog even opricht en dan slaat het schip geheel om. Vol ontzetting hebben de mannen in de reddingboot dit drama gadegeslagen. Op kapitein Tom Darley behoeven ze niet meer te wachten. Hij stierf de zeemansdood op Oudejaars avond 1891. In de boot nemen de mannen even hun zuidwesters af. „God hebbe zijn ziel”. Dan keert de reddingboot naar de haven terug. Fred, om nog een extra week vakantie door te bren gen in Friesland, bij de meren. In het hotel, waar ze zes weken tevoren gelogeerd hadden, schreef hjj nu in als de heer en mevrouw Winter. De hotelhouder las het, glimlachte en wenste het paar geluk. Het was al laat geweest, toen ze arri veerden en na nog wat gegeten te hebben, gingen ze naar hun kamer. Daar trok Fred zijn vrouw tegen zich aan. „Mijn liefste. ik weet, dat je nu wel terug- denken zult aan die nacht in juni. dat is te begrij pen. En als je verdriet hebt, kan ik dat best voor stellen, Gerda.” Ze drukte zich tegen hem aan. „Jij begrijpt mij zo goed,” antwoordde ze met trillende stem. „Jij kunt het me niet kwaklijk nemen, dat ik op dit uur denk aan Joop,, die zo ontzettend lief en zorgzaam voor me was, die enkele uren, dat we bij elkaar waren. Dat kan toch niet anders, he Fred? Het zou erg zijn, als ik me die nacht niet zou herinneren op dit ogenblik. Vind je het heus niet erg? En als ik straks ga hui len. „Liefste, alles begrijp ik, hoor je? Ik zal mijn best doen om je te vergoeden, wat je zo erg tekort bent gekomen. Mijn liefde zal je opnieuw verwarmen.” Nog eens genoten ze van de zon, de wind en het water, maakten lange tochten en lagen stil in eikaars armen, verborgen door het riet. Hoewel het eigenlijk al te koud was om in het water te gaan, zwommen ze iedere dag een paar keer, waarna ze zich lachend en stoeiend afdroogden en weer aankleedden, om daarna opnieuw te gaan varen, doch naast elkaar zit tende, alleen maar genieten en elkaar liefhebben. Ook een week vakantie gaat voorbij, ’s Maandags waren ze getrouwd, ’s zaterdagsavonds laat arriveer den ze in Loenen. Fred opende de voordeur en toen Gerda naar binnen wilde gaan, hield hij haar tegen, keek haar een ogenblik aan en tilde haar toen olot- seling op. Van schrik sloeg ze haar armen om zijn hals, toen hij haar met deftige passen over de drem pel droeg. „Dit zal ons geluk brengen, vrouw.” Ze kuste hem vlug, waarna hij haar neerzette. „Welkom thuis.” „Dank je man. Enne heb je je voeten geveegd?” „Maar vrouw, wie denkt er nu onder deze omstan digheden aan voeten vegen, he?” „Ik,” antwoordde Gerda plechtig. „Daar ben ik de vrouw des huizes voor.” „Het zal niet meer gebeuren, mevrouw.” „Zo mag ik het horen. Je leert het wel.” „Gelijk tijdig schoten ze in een lach en meteen greep hij haar en omhelsde haar stevig. Ze beantwoordde zijn kus sen, streek hem zacht over zijn wang en vroeg zacht: „Krijg je er dan nooit genoeg van?” „Nee, liefste, ik ben de gelukkigste man van Loe nen. Dat zal volgende week wat worden met ons werk, he? Wat denk je van het volgende werkrooster? Van acht tot kwart over acht werken, van kwart over acht tot negen uur vrijen en zoenen. Dan weer een kwartier werken en Ja, ik ben daar gek. Geen sprake van. We hebben altijd een bureau en een tafel tussen ons in gehad, dus dat blijft zo.” Ze liepen door de kamer, waar hij het licht aandeed en de gordijnen sloot. Daarna viel hij in een stoel en strekte zich languit. „Je komt natuurlijk naast me zitten.” Ze deed het en „Dat kan. Niemand stoort je hier, is ’t niet?” Ze draaide haar hoofd lachend naar hem toe. Hij streelde haar wang met zijn vrije hand. „We. we zijn samen opgegroeid. Als kinderen hebben we gespeeld samen, we gingen naar dezelfde school, wa ren buren en waren op de duur goede vrienden.” „Heel goede vrienden zelfs,” verduidelijkte de vrouw. „Verleden jaar toen werd je mijn compagnon, of ik de jouwe, net zoals je het wilt noemen. We hebben samen dit eerste jaar prettig gewerkt en, zakelijk bezien, zijn we een flink eind omhooog gegaan. Dank zij jouw geld en je werkkracht.” „Dat geld kan wel kloppen, maar mijn werkkracht, nou, dat zal ik maar met een korreltje zout nemen.” „En als ik je nu zeg, dat je je onmisbaar gemaakt hebt?” „Dan geloof ik dat niet. Niemand is onmisbaar.” „Bij wijze van spreken dan.” „Oké. Ga verder. Wou je soms wat nieuws begin nen? Een zeilschool of zo?” „Hou’ op!” hij drukte even haar arm. „Je bent al mijn vriend, ook mijn compagnon. Zou je nog meer voor me kunnen zijn, Gerda?” Even was het stil, toen draaide ze zich, steunende op haar handen naar hem toe en keek hem met op getrokken wenkbrauwen aan. „Bedoel jevroeg ze opeens en hij zag het bloed naar haar wangen trekken. Langzaam knikte hij en nam haar hoofd in zijn handen. „Gerda, ik houd al jaren van je, maar Joop stond tussen ons, en daarin berustte ik. Doch nu is het anders. Ik heb gewacht, Gerda, maar we worden iedere dag ouder. Ik ben vijfendertig, jij een jaar jonger. Ik houd zoveel van je, Gerda, dat ik dit niet in woorden kan uitdrukken. Zou je dit eens willen Begunstigd door mooi zeilweer, genoten ze veer tien dagen op het water. Ze zeilden, zwommen, of lagen te zonnebaden ergens in het riet of op het dek. Maakten ’s avonds wandelingen door de omgeving, zaten op een terrasje te genieten van de rust en ont spanden zich geheel. Maar de derde week sloeg het weer om. Het regen de en een strakke wind lag dwars over de meren. Geen zeiler waagde zich op het water en spijtig ston den ze in hun regenjassen aan de waterkant te kij ken. Doch Fred Winter was nuchter genoeg om te constateren: „Vooruit, Ger, we hebben veertien mooie dagen gehad, nou gaan we wat toeren met de wagen. Heb je hindelopen wel eens gezien? En Workum? Pracht plaatsjes aan het Ijsselmeer. We rijden er heen.” Zo doorkruisten ze de laatste dagen van hun va kantie de provincie, aten in kleine dorpjes in stille hotels of vluchtig wat in een cafetaria in één der stadjes. Twee dagen vóór hun vakantie om was, sloeg het weer plotseling opnieuw om. ’s Morgens werden ze gewekt door een stralende zon en Fred, die al vroeg buiten was, constateerde een lichte bries: ideaal zeilweer. Tijdens het ontbijt zei hij: „Boffen we even deze laatste dagen? We kunnen het water weer op, Ger.” „Dat doen we, jong. Zeg, zullen we een soort picnic - mand meenemen Kunnen we de hele dag weg blijven.” „Zou dat kunnen „Maak ik wel met de hotelhouder in orde.” Een uur later gleden ze over het water, de horizon tegemoet. Af en toe dook Gerda in het meer, zwom enkele slagen en liet zich dan weer door Fred om hoog hijsen. In stilte bewonderde hij haar mooie figuurtje en af en toe kon hij zijn lust ternauwernood bedwingen om haar in zijn armen te nemen. ’s Middags zochten ze een rustig plekje uit op een eilandje tussen het riet en Gerda begon de heerlijk heden uit te pakken, die ze meegekregen had: brood, eieren, toastjes, worst en kaas, zalm en sardines, uitjes en augurken en een paar thermosflessen met hete koffie. Op een groot servet, die ze meegekregen had, stalde ze alles uit, waarna nog twee bekers, messen en vorken te voorschijn kwamen. Toen alles gereed was, keek ze hem trots aan en vroeg: „Nou, is dit een picnic of niet?” „Gerda, mijn compliment. Ik ben bijna sprakeloos. Tegen de tijd, dat we naar huis gaan, zijn we onder hand dichtgegroeid. Nou, laten we maar aanvallen. Op het water wordt een mens hongerig.” Na de lunch, die alle eer aangedaan werd, waste Gerda alles af en borg hetgeen overgebleven was weer in de doos. Toen staken ze een sigaret op en luierden. Gerda lag met haar hoofd half op z’n borst. Hij keek naar haar figuurtje, dat zo goed afstak in het lichte badpak. Ze babbelden enige tijd en op een gegeven ogenblik kwam Fred tot de ontdekking, dat hij tegen water en wind aan het praten was, omdat Gerda sliep. Hij zag haar borst in een rustige adem haling op en neer gaan en zacht streek hij de vrouw over het haar. Toen sliep ook hij in. Hoe lang hij geslapen had, wist hij niet, doch in eens opende hij zijn ogen en keek verbaasd in het rond, tot hij in het lachende gezicht van Gerda keek. „Wat kan jij pitten, zeg? Ik ben al meer dan een half uur wakker, maar ik durfde me bijna niet te verroeren.” Daar vorige week om technische reden de sport niet kon worden ge plaatst, zullen we alsnog enkele sportbeschouwingen aanhalen. Be Fair kwam tegen A.S.W.H. niet verder dan een gelijkspel. De doel punten werden reeds in het eerste kwartier gescoord. Nadien had de wedstrijd een wat saai verloop en ging als een nachtkaars uit. 9 Waddinxveen(zondag) deed het beter en wist zijn mede-concurrent voor de bovenste plaats, Nieuwkoop, met lege handen naar huis te sturen. Met 21 werden onze plaatsgenoten winnaars. Door deze overwinning staan zij nu boven aan de ranglijst met vijftien punten uit negen wed strijden, gevolgd door Nieuwkoop en Nieuwerkerk, beide met dertien punten uit eveneens negen wedstrijden. H W.S.E. wist tot aller verrassing een 41-overwinning te behalen op Zwervers uit Capelle aan den IJssel. W.S.E. gaf daarmee blijk dat zij nog steeds geduchte tegenstanders zijn. D.W.R. 1 Gouwe 1, 43 Gouwe 1 - Wilskracht 1 (dames) 04 A.Z.C. Gouwe (jongens) Donk Gouwe (dames) G.Z.C. 5 Gouwe 4, Utrecht. Studenten - Gouwe 1, 56 (vriendschappelijk) Zo kwam alleen Gouw-1 twee maal tot de volle winst waarvan de overwinning op de studenten wel het meeste opzien baarde, na de nederlaag van enkele weken gele den. Alle andere zeventallen ver loren. - Wat meer training, op de daarvoor bestemde avonden, is be slist noodzakelijk. „Waarom niet?” „Ik wilde je niet wakker maken.” Ze kwam over eind en rekte zich uit. ,,’t Is maar goed, dat de va kantie overmorgen afgelopen is. Een mens zou com pleet lui worden.” „Op z’n tijd mag een mens wel eens luieren, niet?” Ze knikte. „Allicht. We hebben hard gewerkt dit jaar. Vooral jij.” „Cijfer jezelf maar niet weg, Ger.” „Heerlijk is het hier, he? En zo rustig. Wat is er toch veel te genieten in het leven.” Hij legde voorzichtig zijn arm om haar schouders en trok haar naar zich toe. „Ben je er een beetje overheen, Ger?” vroeg hij zacht. Ze knikte en ging zelf tegen hem aanzitten. „Ja, ik ben er nu mee verzoend. We hebben gedaan, wat menselijkerwijs gesproken mogelijk was. Dat het geen resultaat had is ontzettend geweest. Maar ja het leven gaat toch verder. En jij hebt me geholpen staande te blijven. Daar ben ik altijd erg dankbaar voor.” Enige tijd was het stil, waarna hij begon te spreken, zorgvuldig zijn woorden kiezend. „Ger ik moet je wat vragen.”

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1964 | | pagina 9