I Schip
nood
in
JL e e r 1 i
de wuM
in
Sportbeschouwingen
van vorige week
gZoud weer
■W PU R O L
ii e ii
I
I
ware
Zwemcl, De Gouwe
O udej aarsver haal gebaseerd op
gegevens door - Jan Mol
Drukkerij ‘I e I d w ij k*
WSE Nieuws
Weekblad voor Waddinxveen - 30 december 1964
Zwemmen
voor de jeugd
Be Fair organiseert
zaal voetbaltoernooi
1—3
In ons groeiende bedrijf is nog plaats voor enkele
AANMELDEN DRUKKERIJ VELDWIJK, ORANJELAAN 9,
WADDINXVEEN, TEL. 2238
ruk in haar armen,
door Gitta Haandriks
Hoofdstuk 17 - nr. 22
keek hem aan. „En verder?”
(wordt vervolgd)
Door deelname aan het leerlingenstelsel voor het grafische bedrijf
krijgen zij een uitstekende praktische en theoretische vakopleiding.
Het moderne drukkersbedrijf kent verschillende interessante en veel
zijdige functies.
3—0
7—1
UITSLAGEN:
Gouwe 5 Z.P.S. 1,
Gouwe 1 Donk 1,
PROGRAMMA:
Zaterdag 2 januari:
18.00 uur: Onderlinge jeugdzwem-
wedstrijden in het Spaardersbad te
Gouda. Dit is voor alle jeugdleden
tot 16 jaar.
Dinsdag 5 januari:
20.30 uur Gouwe 2 - Z.P.S. 1 (dames)
20.45 uur D.K.D 1 - Gouwe 3 (heren)
21.40 uur Gouwe 2 - S.Z. P.O. 1
(heren)
VOETB ALPRO GRAMMA
Groot-Ammers Be Fair, 2.30 uur
I
Woensdag 6 januari:
20.00 uur Grote Kienavond in hotel
„De Unie” voor alle Gouwe-leden.
Maandag 11 januari:
19.15 uur Jeugdavond in het club
gebouw „De Paddestoel”.
De zwem- en poloclub De Gouwe
laat gedurende de wintermaanden
op zaterdagavond een bus rijden
naar Gouda, teneinde de Waddinx-
veense jeugd in staat te stellen in
het Spaardersbad hun zwemkunst
op peil te houden. De bus vertrekt
om 17.50 uur van de Dorpsstraat en
om 18.05 uur van de hefbrug.
Op de zaterdagen 16 en 23 janu
ari organiseert Be Fair in de nieuwe
Veilinghal aan de Breedeweg een
zaalvoetbal-tournooi. In verband
hiermede is er zaterdag 2 januari
om 14.00 uur een trainingsmiddag
in de veiling voor de senioren en
A-junior en, waar ook belangstel
lenden welkom zijn.
TRAINING
Voorlopig worden de Be Fair-
trainingsavonden gehouden in de
Chr. Landbouwhuishoudschool „De
Rank” aan de leplaan. Aanvang
20.00 uur.
TTET WORDT ZWAAR WEER STUUR”, had de
11 ouwe vanmiddag gezegd en het begon er inder
daad naar uit te zien, dat hij gelijk kreeg. Maar ach,
de „Tuskar” was een goed schip. Het zou er zich,
evenals altijd, wel weer doorheen slaan.
Terwijl stuurman Gewe het kompas in de gaten
hield en ondertussen met z’n ogen de dikke duisternis
trachtte te doorboren, dacht hij aan vrouw en kind,
die in Engeland op hem wachtten. Jammer, dat hij nu
op oudejaarsavond niet thuis kon zijn. Morgen zou
den ze Bremen binnen lopen, na een lange reis van
Savannah. Nog één week en dan was Gewe weer thuis
„Alles O.K., stuur?” Het was de kapitein, Tom Dar-
ley, die vrijwel alle wereldzeeën had bevaren.
,,’t Zal wel lukken, kapitein. Alleen denk ik, dat
straks de machines het verder zonder hulp van de
zeilen zullen moeten opknappen. Als de wind blijft
aanwakkeren, houden de zeilen het niet.”
„Het lijkt me het beste stuurman, dat de jongens
meteen maar aanpakkenKapitein Darley wilde
nog iets zeggen, maar een geweldige ontploffing deed
een siddering door het schip gaan.
Een reusachtige steekvlam schoot tegelijkertijd om
hoog. In een ogenblik tijds was vrijwel de gehele be
manning aan dek. Even dreigde er een paniek te ont
staan, maar met donderende stem wist Tom Darley de
kerels tot bedaren te brengen. Wat is er eigenlijk ge
beurd? Een ontploffing in de machinekamer
Men heeft geen tijd om hierover lang na te denken.
Het eerste waaraan gedacht moet worden, is de brand
te blussen. De matrozen rennen naar de pompen.
Op de brug worstelt stuurman Gewe ondertussen
met z’n stuurrad. Het lijkt wel of het roer niet meer
luistert. Wanhopig tracht hij het schip, dat inmiddels
al helemaal uit de koers is geslagen, weer in z’n
macht te krijgen
Het schijnt alsof de weergoden gezamenlijk hebben
besloten de bemanning van de Tuskar geen hoop op
redding meer te geven. Uit het Noordwesten steekt
een geweldige storm op, gepaard gaande met zware
regenbuien.
De brandende Tuskar is een speelbal der golven ge
worden. De kapitein weet, dat z’n schip verloren is.
Hij geeft de bemanning order zich klaar te maken om
in de boten te gaan. Ook dit schijnt niet te mogen.
Een geweldig gekraak en langzaam zakt het schip
naar bakboord. De golven hebben het stuurloze schip
schuin op een zandbank gezet.
Waanzinnig van angst trachten de mannen de boten
te strijken, maar weer is het Tom Darley die de man
nen van deze dwaze poging weet terug te houden.
Aan bakboord is het niet meer mogelijk de boten
te strijken, daar deze kant van het schip geheel in
brand staat. De boten aan stuurboord strijken zou
gelijk staan met zelfmoord. De wilde golven zouden
de kleine boten tegen de scheef liggende Tuskar te
pletter slaan.
In Den Helder is inmiddels de kreet „Schip in nood”
van mond tot mond gegaan. Jong en oud spoeden zich
door de donkere straten naar de zeedijk, waar de
woedende golven, aangevoerd door de zeegod Nep-
tunus, de keien trachten stuk te beuken.
De wacht van de lichttoren te Kijkduin heeft in
middels alarm gemaakt, dat er in de richting van de
Razende Bol een groot vuur is te zien, terwijl er te
vens vuurpeilen worden afgeschoten.
De bemanning van de reddingboot is op het eerste
alarm naar de haven gesneld en brengt hier onder
leiding van Dorus Rijkers de boot in gereedheid! Aan
boord van de sleepboot „Amsterdam” worden even
eens de vuren opgestookt, zodat het schip voor assis
tentie kan uitvaren.
Even later verlaten beide vaartuigen de haven.
Buiten de pieren hebben de mannen van de redding-
overwegen?”
Ze hield haar hoofd schuin en keek hem onderzoe
kend aan. Langzaam knikte ze een paar keer en ten
slotte antwoordde ze: „Ik had er al enige tijd een
vermoeden van. Verschillende dingen van je hebben
je verraden. Je liefkoosde me vaker en als ik je op
je wang kuste, dan voelde ik soms, dat je hele lichaam
trilde. Waarom heb je het niet eerder gezegd?”
„Hoe eerder?”
„Nou, bijvoorbeeld voor we met vakantie gingen?”
Hij begon te stotteren. „Ik dacht. als ze nee zegt,
als ze boos wordt dan is onze hele vakantie bedor
ven. Laat ik wachten tot de laatste dag. Maar van
daag toen je sliep, lag je zo dicht tegen me aan.
ik had moeite om me in te houden vind je het erg,
Gerda, dat ik het gezegd heb?”
Ze trok hem plotseling met een ruk in haar armen,
waardoor ze bijna in het water tuimelden. Maar hij
hield haar nu ook stevig vast en met haar gezicht
vlak voor het zijne, .antwoordde ze; „Fred, mijn lie
veling. als Joop ons kan zien zal hij het mij niet
kwalijk nemen, als ik tegen jou zeg: ik houd van je,
mijn grote, sterke vriend, mijn geweldige compagnon,
mijn allesvan wie zou ik anders moeten houden?
Wie heb ik anders in de wereld dan jou en je moe
der? Nou? Moet ik nog meer zeggen? Waarom kus je
me niet? Mijn lippen hebben het al zo lang zonder
moeten doen
Uren later zeilden ze laverend tegen de wind in
terug naar het dorp, dicht tegen elkaar met de armen
om elkaar heen geslagen. Af en toe kwamen hun lip
pen samen in een nieuwe, lange kus.
Na het eten maakten ze een lange wandeling, ver
van het dorp, af en toe stilstaande om elkaar te kus
sen. En maakten ze toekomstplannen.
Beiden waren het terstond samen eens, dat ze niet
lang wilden wachten. „Nu de kogel door de kerk is,”
besliste Gerda, „gaan we elkaar niet langer pijnigen
dan noodzakelijk is. Als we thuis zijn, zeggen we het
aan je moeder en gaan we aantekenen. Misschien zul
len de mensen er wel wat van denken, maar dat zal
me een zorg zijn. Ik houd van jou en jij van mij, dus
gaan we proberen elkaar gelukkig te maken.”
Hij drukte haar dicht tegen zich aan en fluisterde
haar in het oor: „Ik zal proberen alles, w.at je te kort
gekomen bent in het leven, zoveel mogelijk te ver
goeden liefste. Dat zal het doel van mijn leven zijn.”
Ze kuste hem. „Dat weet ik, mijn schat. We gaan
ontzettend veel van elkaar houden altijd weer. o,
Fred, ik moet er helemaal aan wennen, dat je nu mijn
aanstaande man bent. Niet meer alleen mijn vriend
en compagnon, maar straks helemaal van mij en van
mij alleen. Klinkt dat niet verschrikkelijk egoïtisch?”
„Ik wil helemaal van jou zijn, liefste, en jij van mij.
Samen gaan we trachten het grote geluk te vinden.”
Hoofdstuk 18
Begin september trouwden Fred en Gerda in alle
eenvoud. Geen bruiloft en geen drukte. Er was een
intiem etentje en daarna stapten ze in de wagen van
Zaterdagavond 2 januari van 8 tot
10 uur z.al het bestuur van W.S.E.
een nieuwjaarsreceptie houden in
het clubgebouw aan de Sniepweg.
Zondag 3 januari is het clubgebouw
’s middags om 2 uur geopend.
boot aan de riemen het zwaar te verduren.
Steeds weer wordt de boot door de aanstormende
golven teruggeworpen.
Maar de kloeke Rijkers weet z’n mannen aan te
vuren en met verbeten gezichten zetten ze hun po
ging voort. Eindelijk is men door de branding heen.
Soms verdwijnt de kleine boot geheel tussen de hui
zenhoge golven.
De mannen zijn kletsnat van het overslaande water
en de neerplensende regen, maar ze houden vol.
Meter voor meter vorderen ze in de richting van
het gestrande schip. Spookachtig worden de vlammen
door de woeste zee teruggekaatst. Komen zullen ze
er. „Haal op, jongens! Haal op”, klinkt de stem van
Rijkers boven het geweld van de storm.
Na enige uren zijn ze het schip zo dicht genaderd,
dat zé duidelijk de schipbreukelingen op het achter
dek bijeen kunnen zien staan. Met een scheepsroeper
tracht Kijkers het geraas der golven te overstemmen
en de mannen van de „Tuskar” toe te schreeuwen.
En inderdaadAan boord van het brandende
schip schijnt men iets gehoord te hebben.
Door zwaaien en roepen trachten ze de aandacht
van de reddingboot op zich te vestigen.
Het. is voor de redders niet eenvoudig. Nu pas komt
het zwaarste karwei. De mensen moeten van het schip
maar hoe? Het is eigenlijk te riskant langszij probe
ren te komen, daar de boot door de hoge zeeen ieder
ogenblik tegen de wand van de „Tuskar” te pletter
geslagen kan worden.
Toch waagt Dorus Rijkers het. Hij weet, dat hij met
mensenlevens speelt om andere mensenlevens te red
den. Tom Darley heeft z’n mannen ondertussen ver
zameld. Hij geelt bevel, dat eerst de getrouwde man
nen het schip verlaten daarna de jongeren.
Langs inderhaast uitgeworpen lijnen klauteren nu
de eersten naar beneden. Iedere keer als de redding
boot op de golven omhoog komt, kan er één de sprong
wagen.
Nadat met veel moeite de eerste twaalf in de red
dingboot zijn gekomen, moet deze terugkeren. De
anderen tien zullen ze straks moeten ophalen.
De reddingboot keert nu terug naar de sleepboot
„Amsterdamdie voor alle zekerheid in de nabijheid
is gebleven en brengt de eerste schipbreukelingen
daar aan boord.
Voor de tweede maal gaan ze nu naar de .Tuskar’,
Weer de vele vergeefse pogingen om langszij te ko
men, weer de angst, dat de reddingboot te pletter ge
slagen zal worden. Maar het lukt. Negen van de tien
achtergeblevenen zijn nu al in de boot. Alleen de
kapitein is nog aan boord. Als goed kapitein zal hij
als laatste zijn schip verlaten. Nog even twijfelt hij,
zijn blik glijd over het ten ondergang gedoemde schip,
zijn schip. Dit wordt hem noodlottig. Met een gewel
dig gekraak stort de grootmast naar beneden en slaat
gedeeltelijk over boord. Van schrik laat Tom Darley
even de reling los. Hij kan zich echter niet meer
staande houden op het steil aflopende dek. Hij slaat
achterover en glijdt snel naar de andere kant.
In de reddingboot wacht men tevergeefs op Darley.
Komt hij nu nog? Zij kunnen niet langer meer wach
ten. Langzaam wordt de afstand tussen de kleine roei
boot en het wrak groter. En juist bijtijds. Het lijkt
wel op de Tuskar zich nog even opricht en dan slaat
het schip geheel om.
Vol ontzetting hebben de mannen in de reddingboot
dit drama gadegeslagen.
Op kapitein Tom Darley behoeven ze niet meer te
wachten. Hij stierf de zeemansdood op Oudejaars
avond 1891. In de boot nemen de mannen even hun
zuidwesters af. „God hebbe zijn ziel”.
Dan keert de reddingboot naar de haven terug.
Fred, om nog een extra week vakantie door te bren
gen in Friesland, bij de meren.
In het hotel, waar ze zes weken tevoren gelogeerd
hadden, schreef hjj nu in als de heer en mevrouw
Winter. De hotelhouder las het, glimlachte en wenste
het paar geluk. Het was al laat geweest, toen ze arri
veerden en na nog wat gegeten te hebben, gingen ze
naar hun kamer. Daar trok Fred zijn vrouw tegen
zich aan. „Mijn liefste. ik weet, dat je nu wel terug-
denken zult aan die nacht in juni. dat is te begrij
pen. En als je verdriet hebt, kan ik dat best voor
stellen, Gerda.”
Ze drukte zich tegen hem aan. „Jij begrijpt mij zo
goed,” antwoordde ze met trillende stem. „Jij kunt
het me niet kwaklijk nemen, dat ik op dit uur denk
aan Joop,, die zo ontzettend lief en zorgzaam voor me
was, die enkele uren, dat we bij elkaar waren. Dat
kan toch niet anders, he Fred? Het zou erg zijn, als
ik me die nacht niet zou herinneren op dit ogenblik.
Vind je het heus niet erg? En als ik straks ga hui
len.
„Liefste, alles begrijp ik, hoor je? Ik zal mijn best
doen om je te vergoeden, wat je zo erg tekort bent
gekomen. Mijn liefde zal je opnieuw verwarmen.”
Nog eens genoten ze van de zon, de wind en het
water, maakten lange tochten en lagen stil in eikaars
armen, verborgen door het riet. Hoewel het eigenlijk
al te koud was om in het water te gaan, zwommen
ze iedere dag een paar keer, waarna ze zich lachend
en stoeiend afdroogden en weer aankleedden, om
daarna opnieuw te gaan varen, doch naast elkaar zit
tende, alleen maar genieten en elkaar liefhebben.
Ook een week vakantie gaat voorbij, ’s Maandags
waren ze getrouwd, ’s zaterdagsavonds laat arriveer
den ze in Loenen. Fred opende de voordeur en toen
Gerda naar binnen wilde gaan, hield hij haar tegen,
keek haar een ogenblik aan en tilde haar toen olot-
seling op. Van schrik sloeg ze haar armen om zijn
hals, toen hij haar met deftige passen over de drem
pel droeg. „Dit zal ons geluk brengen, vrouw.”
Ze kuste hem vlug, waarna hij haar neerzette.
„Welkom thuis.”
„Dank je man. Enne heb je je voeten geveegd?”
„Maar vrouw, wie denkt er nu onder deze omstan
digheden aan voeten vegen, he?”
„Ik,” antwoordde Gerda plechtig. „Daar ben ik de
vrouw des huizes voor.”
„Het zal niet meer gebeuren, mevrouw.”
„Zo mag ik het horen. Je leert het wel.” „Gelijk
tijdig schoten ze in een lach en meteen greep hij haar
en omhelsde haar stevig. Ze beantwoordde zijn kus
sen, streek hem zacht over zijn wang en vroeg zacht:
„Krijg je er dan nooit genoeg van?”
„Nee, liefste, ik ben de gelukkigste man van Loe
nen. Dat zal volgende week wat worden met ons
werk, he? Wat denk je van het volgende werkrooster?
Van acht tot kwart over acht werken, van kwart over
acht tot negen uur vrijen en zoenen. Dan weer een
kwartier werken en
Ja, ik ben daar gek. Geen sprake van. We hebben
altijd een bureau en een tafel tussen ons in gehad,
dus dat blijft zo.”
Ze liepen door de kamer, waar hij het licht aandeed
en de gordijnen sloot. Daarna viel hij in een stoel en
strekte zich languit. „Je komt natuurlijk naast me
zitten.”
Ze deed het en
„Dat kan. Niemand stoort je hier, is ’t niet?” Ze
draaide haar hoofd lachend naar hem toe.
Hij streelde haar wang met zijn vrije hand. „We.
we zijn samen opgegroeid. Als kinderen hebben we
gespeeld samen, we gingen naar dezelfde school, wa
ren buren en waren op de duur goede vrienden.”
„Heel goede vrienden zelfs,” verduidelijkte de
vrouw.
„Verleden jaar toen werd je mijn compagnon, of
ik de jouwe, net zoals je het wilt noemen. We hebben
samen dit eerste jaar prettig gewerkt en, zakelijk
bezien, zijn we een flink eind omhooog gegaan. Dank
zij jouw geld en je werkkracht.”
„Dat geld kan wel kloppen, maar mijn werkkracht,
nou, dat zal ik maar met een korreltje zout nemen.”
„En als ik je nu zeg, dat je je onmisbaar gemaakt
hebt?”
„Dan geloof ik dat niet. Niemand is onmisbaar.”
„Bij wijze van spreken dan.”
„Oké. Ga verder. Wou je soms wat nieuws begin
nen? Een zeilschool of zo?”
„Hou’ op!” hij drukte even haar arm. „Je bent al
mijn vriend, ook mijn compagnon. Zou je nog meer
voor me kunnen zijn, Gerda?”
Even was het stil, toen draaide ze zich, steunende
op haar handen naar hem toe en keek hem met op
getrokken wenkbrauwen aan. „Bedoel jevroeg
ze opeens en hij zag het bloed naar haar wangen
trekken.
Langzaam knikte hij en nam haar hoofd in zijn
handen. „Gerda, ik houd al jaren van je, maar Joop
stond tussen ons, en daarin berustte ik. Doch nu is
het anders. Ik heb gewacht, Gerda, maar we worden
iedere dag ouder. Ik ben vijfendertig, jij een jaar
jonger. Ik houd zoveel van je, Gerda, dat ik dit niet
in woorden kan uitdrukken. Zou je dit eens willen
Begunstigd door mooi zeilweer, genoten ze veer
tien dagen op het water. Ze zeilden, zwommen, of
lagen te zonnebaden ergens in het riet of op het dek.
Maakten ’s avonds wandelingen door de omgeving,
zaten op een terrasje te genieten van de rust en ont
spanden zich geheel.
Maar de derde week sloeg het weer om. Het regen
de en een strakke wind lag dwars over de meren.
Geen zeiler waagde zich op het water en spijtig ston
den ze in hun regenjassen aan de waterkant te kij
ken. Doch Fred Winter was nuchter genoeg om te
constateren: „Vooruit, Ger, we hebben veertien mooie
dagen gehad, nou gaan we wat toeren met de wagen.
Heb je hindelopen wel eens gezien? En Workum?
Pracht plaatsjes aan het Ijsselmeer. We rijden er
heen.”
Zo doorkruisten ze de laatste dagen van hun va
kantie de provincie, aten in kleine dorpjes in stille
hotels of vluchtig wat in een cafetaria in één der
stadjes.
Twee dagen vóór hun vakantie om was, sloeg het
weer plotseling opnieuw om. ’s Morgens werden ze
gewekt door een stralende zon en Fred, die al vroeg
buiten was, constateerde een lichte bries: ideaal
zeilweer.
Tijdens het ontbijt zei hij: „Boffen we even deze
laatste dagen? We kunnen het water weer op, Ger.”
„Dat doen we, jong. Zeg, zullen we een soort picnic -
mand meenemen Kunnen we de hele dag weg
blijven.”
„Zou dat kunnen
„Maak ik wel met de hotelhouder in orde.”
Een uur later gleden ze over het water, de horizon
tegemoet. Af en toe dook Gerda in het meer, zwom
enkele slagen en liet zich dan weer door Fred om
hoog hijsen. In stilte bewonderde hij haar mooie
figuurtje en af en toe kon hij zijn lust ternauwernood
bedwingen om haar in zijn armen te nemen.
’s Middags zochten ze een rustig plekje uit op een
eilandje tussen het riet en Gerda begon de heerlijk
heden uit te pakken, die ze meegekregen had: brood,
eieren, toastjes, worst en kaas, zalm en sardines,
uitjes en augurken en een paar thermosflessen met
hete koffie. Op een groot servet, die ze meegekregen
had, stalde ze alles uit, waarna nog twee bekers,
messen en vorken te voorschijn kwamen. Toen alles
gereed was, keek ze hem trots aan en vroeg: „Nou,
is dit een picnic of niet?”
„Gerda, mijn compliment. Ik ben bijna sprakeloos.
Tegen de tijd, dat we naar huis gaan, zijn we onder
hand dichtgegroeid. Nou, laten we maar aanvallen.
Op het water wordt een mens hongerig.”
Na de lunch, die alle eer aangedaan werd, waste
Gerda alles af en borg hetgeen overgebleven was
weer in de doos. Toen staken ze een sigaret op en
luierden. Gerda lag met haar hoofd half op z’n borst.
Hij keek naar haar figuurtje, dat zo goed afstak in
het lichte badpak. Ze babbelden enige tijd en op een
gegeven ogenblik kwam Fred tot de ontdekking, dat
hij tegen water en wind aan het praten was, omdat
Gerda sliep. Hij zag haar borst in een rustige adem
haling op en neer gaan en zacht streek hij de vrouw
over het haar. Toen sliep ook hij in.
Hoe lang hij geslapen had, wist hij niet, doch in
eens opende hij zijn ogen en keek verbaasd in het
rond, tot hij in het lachende gezicht van Gerda keek.
„Wat kan jij pitten, zeg? Ik ben al meer dan een
half uur wakker, maar ik durfde me bijna niet te
verroeren.”
Daar vorige week om technische reden de sport niet kon worden ge
plaatst, zullen we alsnog enkele sportbeschouwingen aanhalen.
Be Fair kwam tegen A.S.W.H. niet verder dan een gelijkspel. De doel
punten werden reeds in het eerste kwartier gescoord. Nadien had de
wedstrijd een wat saai verloop en ging als een nachtkaars uit.
9 Waddinxveen(zondag) deed het beter en wist zijn mede-concurrent
voor de bovenste plaats, Nieuwkoop, met lege handen naar huis te sturen.
Met 21 werden onze plaatsgenoten winnaars. Door deze overwinning
staan zij nu boven aan de ranglijst met vijftien punten uit negen wed
strijden, gevolgd door Nieuwkoop en Nieuwerkerk, beide met dertien
punten uit eveneens negen wedstrijden.
H W.S.E. wist tot aller verrassing een 41-overwinning te behalen op
Zwervers uit Capelle aan den IJssel. W.S.E. gaf daarmee blijk dat zij nog
steeds geduchte tegenstanders zijn.
D.W.R. 1 Gouwe 1, 43
Gouwe 1 - Wilskracht 1 (dames) 04
A.Z.C. Gouwe (jongens)
Donk Gouwe (dames)
G.Z.C. 5 Gouwe 4,
Utrecht. Studenten - Gouwe 1, 56
(vriendschappelijk)
Zo kwam alleen Gouw-1 twee
maal tot de volle winst waarvan de
overwinning op de studenten wel
het meeste opzien baarde, na de
nederlaag van enkele weken gele
den. Alle andere zeventallen ver
loren. - Wat meer training, op de
daarvoor bestemde avonden, is be
slist noodzakelijk.
„Waarom niet?”
„Ik wilde je niet wakker maken.” Ze kwam over
eind en rekte zich uit. ,,’t Is maar goed, dat de va
kantie overmorgen afgelopen is. Een mens zou com
pleet lui worden.”
„Op z’n tijd mag een mens wel eens luieren, niet?”
Ze knikte. „Allicht. We hebben hard gewerkt dit
jaar. Vooral jij.”
„Cijfer jezelf maar niet weg, Ger.”
„Heerlijk is het hier, he? En zo rustig. Wat is er
toch veel te genieten in het leven.”
Hij legde voorzichtig zijn arm om haar schouders
en trok haar naar zich toe. „Ben je er een beetje
overheen, Ger?” vroeg hij zacht.
Ze knikte en ging zelf tegen hem aanzitten. „Ja, ik
ben er nu mee verzoend. We hebben gedaan, wat
menselijkerwijs gesproken mogelijk was. Dat het
geen resultaat had is ontzettend geweest. Maar ja
het leven gaat toch verder. En jij hebt me geholpen
staande te blijven. Daar ben ik altijd erg dankbaar
voor.”
Enige tijd was het stil, waarna hij begon te spreken,
zorgvuldig zijn woorden kiezend. „Ger ik moet je
wat vragen.”