öe Chinese
p&peqódd
Lezers schrijven
WASAUTOMATEN
Weekblad voor
Waddinxveen
de automatische stuurman
en
Bevorderd
Huurverhoging
St a p o i e
Kranenburg
>de nruin
Pagina 6
20 jnar geleden:
i
3. door
soc. zaken
W’veen
ERRES
CONSTRUCTA
PHILIPS
BOSCH A.E.G. MIELE
1
i,
J. v. Steiju
dir. gem.
dienst van
Wnddinxveense doet
mee met Gouden Lok
WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN HOLLANDS HART 10 februari 1966
A
B
W
I
21.
(wordt vervolgd)
door Earl Derr Biggers
vertaald door P. Oreille
Hoofdstuk 5 - Nr. 11
Jk heb er geen meegebracht. Ik
Mad-
(word tvervolgd)
le.
2e.
een
3e.
GOUDA Markt 5 tel. 6465 Gouwe 5 tel.3566
WADDINXVEEN Kerkweg 133 tel. (01828) 3003
HUISHOUDELIJK VOORLICHTINGSCENTRUM GOUWE 101
De in deze rubriek gepubli
ceerde brieven van lezers val
len buiten verantwoordelijk
heid van de redaktie. De re-
daktie behoudt zich evenwel
het recht voor brieven te e-
korten. Brieven die buiten de
normen van -het algemeen fat
soen vallen worden geweigerd.
Hoewel de ondertekening in
deze rubriek desgewenst met
initialen kan geschieden, dient
de redaktie op de hoogte te
zijn met de volledige naam
en het adres van de afzender.
Anonieme brieven worden
zonder meer terzijde gelegd.
De robot begon opgewonden te
bellen, toen hij deze moeilijkheid
zag aankomen, maar tegelijkertijd
voerde zijn automatische herse
nen bliksemsnel berekeningen uit.
Een eerste berekening leerde, dat
als nu geremd werd, de auto in
zijn vaart nog op de rails door
zou glijden en dan toch nog in de
opening zou vallen. Zoemend re
kende de machine verder. Hij
„O, juist,” zei Madden. Zijn optreden was joviaal. Hij
schudde hen de hand. „Kom allebei bij het vuur zitten.
Thorn - sigaren.” Met zijn eigen beroemde handen
trok hij stoelen voor de haard.
„Ik wil wel even gaan zitten,” zei Holley, „maar ik
blijf niet. Ik begrijp, dat meneer Eden zaken met u te
doen heeft, en ik wil niet in de weg zijn. Maar vóór ik
ga, meneer Madden...
„Ja,” zei Madden scherp, en beet het puntje van een
sigaar af.
„Ik - ik veronderstel, dat u zich mij niet meer herin
nert,” ging Holley door.
Madden’s grote hand met de aangestoken lucifer hield
halverwege stil. „Ik vergeet nooit een gezicht. Ik heb u
meer gezien. Mogelijk in Eldorado?”
Holley schudde het hoofd. „Neen - het is twaalf jaar
geleden - in de Vierenveertigste straat, in New York.
In - Madden keek hem strak aan - in een speelhuis,
vlak bij Delmonico. Op een winteravond „Wacht
even,” sneed de miljonair af. „Sommige mensen zeggen,
dat ik oud word - maar luister nu eens. U kwam toen
bij me als verslaggever en vroeg een persgesprek. En
ik heb gezegd: „Er uit
„Prachtig,” lachte Holley.
„Nu, mijn geheugen is nog zo slecht niet, wel? Ik
weet het nog precies. Ik bracht daar veel avonden door
- tot ik ontdekte dat het spel vast zat. Ja, ik ben er
heel wat klein geld kwijtgeraakt. Waarom hebt u me
toen niet gezegd, dat het een oplichterstroep was?”
Holley haalde de schouders op. „Wel, uw optreden
moedigde geen vertrouwelijkheid aan. Maar wat ik
zeggen wou, meneer Madden - ik ben nog aan de krant
en een persgesprek met u...”
„Ik geef ze nooit,” snauwde de miljonair.
„Dat spijt me,” zei Holley. „Een oud vriend van me
heeft een nieuwsagentschap in New York en het zou
ware triomf voor me zijn, als ik hem iets van u
in de
P. J.
ren waren uitgedeeld waarop
men verf aan kon vragen en
dat uit zijn mond liet vallen.
Voorts is het bestuur wel
erg voorbarig geweest om op
huizen van vóór 1921 een huur
verhoging te leggen, zij het
dan dat dit een voorlopige
huurverhoging is. Onder „voor
lopig” versta ik: „zonder toe
stemming van de overheid.
Definitief wordt een voorlopi
ge huurverhoging indien de
betrokken huurder verzuimt
daartegen in beroep te gaan
bij de huur-adviescommissie.
Het was onze bedoeling om tij
dens de bewuste vergadering
gezamelijk tot een oplossing te
komen, maar hiervan is nu
niets gekomen. Een dag later
kregen we al weer een ver
zoek om medewerking toege
stuurd, maar ook op dit ver
zoek hebben verscheidene
huurders al „Neen” gezegd.
Wat was het doel van deze
vergadering? Het woningbouw
bestuur heeft geprobeerd om
met vage beloften toestem
ming te verkrijgen (de huur
ders die ouder dan 65 zijn
kunnen zich beroepen op de
Algemene Bijstandswet, enz.)
Als alles zo maar ging waar
om zegt het bestuur dan niet
dat voor de huizen die buiten
de huurverhoging vallen een
crediet zal worden aange
vraagd en betaalt de ABW de
rente van het geleende bedra
gen, de huurder en de woning
bouw betalen beide 4% aflos
sing. Dan betaalt iemand
1000,de woningbouw be
taald uit de huren veertig gul
den aflossing en de ABW be
taalt d erente voor degenen
die 65 iaar zijn geweest.
Toen de huizen werden ge
bouwd was er gasverlichting
in aangebracht, maar toen
men overal elektriciteit ging
gebruiken en ook de bewoners
van de huizen dat liever wilden
verstrekte de woningbouwver
eniging geep cent voor de aan
leg van de benodigde leidin
gen. Nu zijn vele leidingen
brandgevaarlijk. Zo is het ook
met de houten, uit elkaar ge
droogde schoorsteenmantels.
Waar stenen schoorsteenman
tels zijn hebben de bewoners
dit zelf moeten bekostigen en
zo is het ook met de slaapka
mertjes en de plafonds op de
bovenverdiepingen.
Deze huizen én de huizen op
de Kerkweg. Kortom alles wat
er voor 1921 gebouwd is kan
wel beschouwd worden als het
fundament, waarop de huidige
woningbouwvereniging op is
gegrondvest. Daarom zou ik
graag zien dat het reglement
wordt herzien en dat deze
kant van de Gouwe zelfbe
stuur krijgt óf dat wat al vele
jaren eerder had moeten ge
beuren tot stand komt in nau
we samenwerking met de
huurders, die allemaal een
woordje meespreken. U dan
kend voor de geboden plaats
ruimte, tekeh ik namens velen
P. Grootendorst,
Henegouwerweg 55
een
seinen kon. Bijvoorbeeld over de vooruitzichten
financiële wereld. Het eerste persgesprek met
Madden.”
„Ónmogelijk,” antwoordde Madden.
„Het spijt me u dat te horen zeggen, meneer
den,” merkte Bob op. „Holley is heel vriendelijk voor
me geweest, en ik hoop van harte, dat u voor deze éne
keer eens met uw regel zoudt willen breken.”
Madden leunde achterover en dreef een rookkring
naar het betimmerde plafond. „Wel,” zei hij, en zijn
stem klonk wat zachter, „u hebt heel wat moeite voor
mij gedaan, meneer Eden, en ik wil u graag van dienst
zijn.” Hij wendde zich tot Holley. „Kijk, eens hier -
niets bijzonders, alleen een paar woorden over de za
ken - vooruitzichten in het komende jaar.”
„Het zou buitengewoon vriendelijk van u zijn, meneer.”
„Och ja. Nu ik hier ben, voel ik me een beetje anders
tegenover de kranten dan thuis. Ik zal Thorn wel wat
dicteren - kom morgenmiddag maar eens terug.”
„Dat doe ik zeker,” zei Holley en stond op. „U weet
niet wat het voor me betekent. Nu moet ik gauw naar
de stad terug.” Hij schudde eerst de miljonair de hand
en toen Bob Eden. Toen hij deze aankeek, zeiden zijn
ogen: „Alles is toch wel in orde. Ik ben er blij om.” Bij
de deur bleef hij staan. „Tot morgen dan,” zei hij.
Thorn liet hem uit.
Vrijdag 8 februari
OFFICIEELE
MEDEDELINGEN
Aangifte schade door
oorlogsgeweld.
De Burgemeester van Wad
dinxveen brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat uit
een ingesteld onderzoek is ge
bleken, dat vele personen, die
schade hebben geleden door
oorlogsgeweld, niet in het be
zit zijn van een door de scha-
de-enquetecommissie uitgege
ven registratie-nummering,
terwijl zij in de veronderstel
ling verkeeren, dat de aangif
te heeft plaats gehad.
Zij, die derhalve niet in ’t
bezit zijn van een registratie
nummer der schade-enqueta-
commissie, worden aangera
den de door hen door oorlogs
geweld geleden schade, alsnog
aan genoemde commissie te
melden. De daartoe benoodig-
de formulieren zijn vanaf 11
februari a.s. ten gemeentehui-
ze verkrijgbaar.
De registratiemogelijkheid
sluit na 1 Maart 1946 onher
roepelijk. De niet-geregistreer
de gevallen komen niet voor
schadevergoeding in aanmer
king.
Waddinxveen, 5 februari 1946.
De Burgemeester
MUMSEN
Nieuws uit onze woonplaats
Juli a.s. wordt in de Ned.
Herv. Kerk een tweede predi-
kantsplaats gesticht.
Ds. W. J. Smidt is met in
gang van 25 februari opgeroe
pen als legerpredikant met als
standplaats Bergen op Zoom.
In de vergadering van de S.
D.A.P. is besloten de afdeeling
Waddinxveen op te heffen en
over te gaan tot de Partij van
de Arbeid.
„Wat voor papegaa?”
„Zijn enige gezelschap op de ranch. Een grijs, Aus
tralisch vogeltje, dat een of andere zeekapitein Madden
jaren geleden heeft gegeven. Madden heeft de vogel
hier gebracht voor de gezelligheid van de oude huis
bewaarder. Hij heet Tony - een ruwe klant is het.
Tony hing vroeger in het volkslogies op een Austra
lische boot. Zijn taal, toen hij pas kwam, was ver van
netjes. Maar die Australische papegaaien zijn knap.
Deze heeft, door zijn samenzijn met Louie, Chinees
leren spreken.”
„Verbazend,” zei Bob.
„Och, niet zo verbazend als het lijkt. Zo’n vogel her
haalt alles was hij hoort. Dus ratelt in twee talen. Een
echte taalkundige. De ranchers in de buurt noemen
hem de Chinese papegaai.” Zij hadden nu een groep
populieren en peperbomen bereikt, die een mooi bak
stenen huis beschutten - een oase in de kale vlakte.
„Hier zijn we bij Madden,” zei Holley. „Maar - eh -
heb je een revolver?”
„Neen,” zei Bob.
dacht dat Charlie...”
„Wat?”
„O, niets. Ik ben ongewapend.”
„Ik ook. Voorzichtig aan dan, mijn zoon. Je kon dat
hek wel eens open zetten.”
Bob stapte uit, lichtte de klink op en zwaaide het
hek wijd open. Toen Holley zijn Horatius het erf opge
reden had, sloot Eden het weer achter hem. Een twin
tig voet verder liet de redacteur zijn wagen stoppen en
stapte uit.
Zij stonden nu voor een huis van één verdieping, een
welsprekend voorbeeld van de oude Spaanse tud in
Califomië, voor Iowa kwam. Langs heel de voorgevel
liep een lage veranda, en vier ramen, die nu warm
gloeiden in de kille avond, kwamen er op uit. Holley
en de jongen gingen over de tegelvloer van het voor
portaal naar de sterke deur, die iets afstotends had.
Eden klopte luid. Zij moesten lang wachten. Eindelijk
werd de deur op e enkier open gedaan en een bleek
gezicht keek naar buiten. „Wat is er? Wat moet je?”
informeerde een twistzieke stem. Uit de kamer klonk
het vrolijke wijsje van een fox-trot.
„Ik wens meneer Madden te spreken,” zei Bob, „me
neer P. J. Madden.”
„Wie ben je?”
„Dat doet er niet toe. Dat zal ik meneer Madden wel
vertellen. Is hij hier?”
De deur ging wat verder dicht. „Hij is hier, maar hij
ontvangt niemand.”
„Mij wel, Thorn,” zei Bob scherp. „U bent Thom, als
ik het wel heb. Zeg aan meneer Madden dat er een
boodschapper uit de Poststraat in San Francisco staat
te wachten.”
Dadelijk ging de deur wijd open en Martin Thorn’s
mager gezicht straalde, voor zover het daartoe in staat
was. „O, excusser. Komt u dadelijk binnen. Wij ver
wachtten u al. Kom binnen - oh - eh - heren.”
Zijn gezicht betrok toen hij Holley zag. „Excusser, eep
ogenblik alstublieft.”
De secretaris verdween door een deur op de achter
grond en liet de twee bezoekers in de grote woonkamer
staan. Uit de woestijn binnen te komen in een vertrek
als dit, was een openbaring. Langs de wanden waren
eiken panelen; er hingen prachtige etsen; lampen ver
spreidden een zacht lichtover tafels met de nieuwste
tijdschriften - zelfs het laatste nummer van een New
Yorks Zondagsblad. Aan het ene einde branden hout
blokken in een grote haard en in een verre hoek draai
de een radio dansmuziek af van een orkest ver weg.
„Nu, dit is een vriendelijk tehuis,” merkte Bob Eden
op, en met een knikje naar de muur tegenover de
haard, zei hij: „En van ongewapend gesproken...!”
„Dat is Madden’s verzameling wapens,” legde Holley
uit. Wong heeft me die eens laten zieri. Ze zijn geladen.
Als je soms terug moet, ga daar dan langs. Die gladde
jongen heeft niet gezegd, dat hij naar Madden ging,
zie je.”
„Dat weet ik,” zei Bob. Hij nam de kamer bedacht
zaam op. Eén grote vraag kwelde hem. - Waar was
Charlie Chan?
Zij bleven wachten. Een grote klok tegen de achter
wand van de kamer sloeg negen uur, langzaam en be
slist. Het vuur knapte; het metaalachtig getjingel van
de jazz-band klonk voort.
Onverwachts ging de deur achter hen, waardoor Thorn
verdwenen was, weer open, en zij draaiden zich snel
om. In de deuropening stond, als een granieten toren
in de grijze kleding, die hij bij voorkeur droeg, de man,
die Bob Eden het laatst had gezien op de trap naar zijn
vaders kantoor, Madden, de grote geldman - P.J. zelf.
Bob’s eerste reactie hierop was een gevoel van grote
verlichting, alsof een last hem van de schouders viel
met een „hoogst verrukkelijke bons”. Maar bijna on
middellijk daarop volgde een gevoel van teleurstelling.
Hij was jong, en hij haakte naar opwinding. Daar viel
nu het grote woestijnmysterie krakend ineen. Madden
stond daar, levend en welvarend, en alle vrees en
waarschuwing bleek ongegrond. Nu maar heel kalm de
paarlen overhandigen - als Charlie kwam - en dan
weer terug in het oude spoor. Hij zag Will Holley glim
lachen.
„Goedenavond, heren,” zei Madden. „Ik ben blij u te
zien. Martin,” voegde hij er bij tot de secretaris, die
hem gevolgd was, „zet dat verwenste lawaai af. Een
orkest, heren, een orkest in de balzaal van een hotel in
Denver. Wie durft er zeggen, dat de tijd van wonderen
voorbij is?” Thorn bracht de jazz-band tot zwijgen; een
gorgelend protestgeluid was het einde.
„Wel,” informeerde Madden, „wie van u beiden komt
uit de Poststraat?” De jongen deed een stap naar voren.
„Ik ben Bob Eden, meneer Madden, Alexander Eden is
mijn vader. Dit is mijn vriend, een buurman van u,
meneer Holley, van de „Eldorado Times”. Hij is zo
vriendelijk geweest mij hierheen te rijden.”
schatte de lengte van de opening
tot op de millimeter nauwkeurig,
berekende de snelheid, die nodig
was voor een sprong en... meteen
drukte hij de gaspedaal helemaal
in. Brullend schoot de wagen nog
sneller vooruit. In een wip was
het laatste stukje rails afgelegd;
toen zoefde de auto de vrije lucht
in
wilde vaart joeg de auto
over de rails. Zo keurig hield de
automatische stuurman de wagen
op de smalle ijzers, dat Kappie en
de Maat weer wat vertrouwen in
de goede afloop begonnen te krij
gen. Maar opeens zagen zij iets
dat hen weer de angst om het
hart deed slaan. Midden op de
brug ontbraken de rails nog; daar
gaapte een groot gat
„Holley, laat ik maar vertellen waarom ik gekomen
ben,” ging hij voort. „Maar ik reken op geheimhouding.
Dit is géén persgesprek.”
„Net zoals je wilt,” antwoordde Holley. „Ik kan ean
geheim bewaren, als het moet. Maar als je het liever
niet vertelt...”
„Ik vertel het liever wél,” zei Eden. Hij deed het
verhaal van Madden’s aankoop van de Phillimore
paarlen, zijn verzoek om ze in New York te leveren, en
zijn daarop volgende draai naar de woestijn. „Dat was
op zichzelf, wat verontrustend,” voegde hij er bij.
„Ja, vreemd,” beaamde Holley.
„Maar dat was niet alles,” ging Bob voort. Met weg
lating van Charlie’s aandeel in de zaak, vertelde hij de
hele geschiedenis - het telefoongesprek uit de sigaren
winkel in San Francisco, de hartelijke bezorgdheid aan
de haven en daarna van de man met de donkere bril,
de daarop gevolgde ontdekking dat het Slappe Flip
Maydorf was, en tenslotte het feit, dat Louie Wong
van Madden’s ranch was weggeroepen door zijn bloed
verwant in de Chinezenwijk. Toen hij dit alles daar in
de eenzame woestijn vertelde, kreeg het een nieuw en
onheilspellend aanzien, de toekomst doemde dreigend
en donker op. Was die grote opening tussen de heuvels
in werkelijkheid de Poort naar het avontuur geweest?
Zo scheen het wel. „Wat denkt u ervan?” besloot hij.
„Ik?” zei Holley. „Ik denk, dat ik dat persgesprek
niet krijg.”
„U gelooft niet dat Madden op de ranch is?”
„Zeker niet. Denk eens aan wat Paula laatst heeft
ondervonden. Waarom kon zij hem niet spreken?
Waarom hoorde hij haar niet aan de deur, en kwam hij
niet kijken wat er te doen was? Omdat hij er niet was.
Mijn jongen ik ben blij, dat je je niet alleen gewaagd
hebt. Vooral wanneer je de paarlen bij je hebt, zoals ik
vermoed.”
„Nu, in zekere zin heb ik ze. Die Louie Wong kent u
toch zeker?”
„Ja. En ik heb hem laatst op een morgen aan het
station gezien. Kijk de Eldorado Times van morgen
eens in, daar staat de geschiedenis, onder de persoons-
berichten. „Onze geachte stadgenoot, de heer Louie
Wong, is woensdag voor zaken naar San Francisco ver
trokken.”
„Woensdag, nietwaar? Wat voor iemand is Louie?”
„Wel - een gewone Chinees. Hij is al lang hier. Sinds
vijf jaar is hij huisbewaarder op de ranch van Madden,
het hele jaar door. Ik weet niet veel van hem. Hij heeft
hier nooit veel gepraat - behalve met de papegaai.”
WADDINXVEEN Aan het lan
delijk Concours „De gouden lok”,
dat gedurende de komende weken in
een dertiental steden van ons land
zal worden georganiseerd, wordt ook
deelgenomen door mej. M. Harkes
van de Willem de Zwijgerlaan in
Waddinxveen. Tijdens dit concours
gaat het erom wie zich zelf met be
hulp van de overbekende watergolf-
krullers het mooiste kapsel zal kun
nen geven. De winnares van de lan
delijke finale ontvangt naast het
gouden sieraad „De gouden lok” ook
nog een splinternieuwe Fiat 850.
Het doel van het Concours, dat
onder auspiciën staat van een beken
de haarcosmeticafabriek in Halfweg,
is te bewijzen dat de Nederlandse
vrouw haar eigen haar zonder hulp
van derden voortreffelijk en modieus
kan verzorgen. De kappersbedrijven
doen niet mee met dit concours.
(Daar ik gehoopt had dat
uw blad belang zou stellen in
het wel en wee van de Wo
ningbouwvereniging „Wad
dinxveen”, doch tot mijn spijt
geen woord gelezen heb over
de vergadering die op 1 febr.
jl. gehouden is met de huur
ders, die behoren tot de groep
DE (bewoners van panden aan
de Henegouwerweg en Tromp
straat - red.) vond ik het toch
wel goed een ingezonden brief
te' schrijven, die in korte trek
ken het belang van beiden
(woningbouwvereniging en
huurders - red.) moet beharti
gen.
Van de kant van het be
stuur zoals het bestond of nog
bestaat ontbraken wel twee
belangrijke figuren uit het
verleden, t.w. de secretaris
Jenné en de dagelijks bestuur
der en opdrachtgever de heer
T. Ververs. Naar mijn mening
behoorden beiden aanwezig te
zijn maar ik kreeg het idee,
dat ze ons met een kluitje in
het riet wilden sturen. De
voorzitter (de heer P. Lips -
red.) wist tijdens die vergade
ring niet eens dat er formulie-
WADDINXVEEN De heer R.
van Eist, commies ter gemeente
secretarie is met terugwerkende
kracht tot 1 januari a.s. bevorderd
tot commies A.
Wij mogen ons gelukkig prijzen, dat enerzijds door
baanbrekend werk van diverse organisaties en ander
zijds door een voortgaande ontwikkeling der weten
schappen vormen werden gevonden - ook onder de
werking van de oude Armenwet - die een meer doel
treffende benadering der problemen mogelijk maak
ten. Allengs is men zich steeds meer gaan richten op
de waarde van de individuele mens en het menszijn in
zijn totaliteit.
Dit bleek mogelijk onder de zegenrijke uitleg die ge
geven kon worden aan artikel 29 der Armenwet dat
ondersteuning moest worden verleend als met het oog
op de behoeften en de persoonlijke eigenschappen in
verband met de omstandigheden van de arme het
meest gewenst was en om hem wederom in staat te
stellen in het onderhoud van zich en zijn gezin te
voorzien.
Dank zij deze ruime omschrijving kon de Armenwet
zich nog ruim een halve eeuw handhaven, voordat een
geheel nieuwe wet werd ingevoerd. Op grond van de
ruime interpretatie van artikel 29 konden ook na de
tweede wereldoorlog vele gemeentebesturen en bur
gerlijke instellingen van weldadigheid toch in staat
zijn een behoorlijke en doeltreffende politiek te voe
ren ten opzichte van de hulpverlening, overeenkomstig
deze Armenwet. Er kon naar eigen inzicht gewerkt
worden en het mag toch vermeld worden dat velen de
polsslag van de tijd hebben kunnen volgen ,niet al
leen in werkwijze en in organisatievorm, maar ook in
de wijze en mate van ondersteuning.
De bij Koninklijk Besluit dd. 12 april 1947 ingestelde
„Staatscommissie Vervanging Armenwet” heeft de di
verse vormen van hulpverlening in de maatschappelijke
noden, ongeacht of deze van materiële dan wel van
immateriële aard waren, in één wettelijke regeling
willen onderbrengen. Zodoende stond dan ook in het
voorontwerp van de Algemene Bijstandwet dat de
materiële hulp werd opgedragen aan de gemeentebe
sturen en de immateriële hulpverlening aan de ker
kelijke en particuliere organen. Slechts als deze laat
ste daarin niet konden voorzien of dit niet werd ge
wenst, mochten ook de gemeentebesturen de immate
riële hulp verlenen. In afwachting van de totstandko
ming van de Wet Maatschappelijke Zorg werd de bij
standverlening in de Algemene Bijstandswet beperkt
tot de materiële hulp. Eén van de achtergronden van
de wettelijke scheiding tussen bijstand en dienstver
lening is geweest dat het in het algemeen niet juist
is om bijstand te gebruiken als invalspoort voor de
dienstverlening. Materiële en immateriële nood behoe
ven immers niet samen te gaan en indien dit wel het
geval is, behoeft er nog geen samenhang tussen beide
noden te bestaan. Ziehier de geschiedenis van de tot
standkoming van de Algemene Bijstandswet.
Deze op 1 januari 1965 in werking getreden wet
wijkt in vele punten af van de Armenwet 1912.
Kenmerkend zijn de volgende bepalingen:
het verlenen van bijstand is een overheidsplicht;
als gevolg hiervan rust op de overheid derhalve
bijstandsplicht;
deze bijstandsplicht is uitsluitend van materiële
aard;
4e. bij het niet of niet voldoende nakomen van ge
noemde bijstandsplicht, is voor de individuele burger
de mogelijkheid open gesteld om in beroep te gaan;
5e. het z.g. verhaalsrecht op de wettelijke onderhouds
plichtigen is wederom belangrijk beperkt.
De considerans van de A.B.W. geeft duidelijk het
karakter en doel van deze wet weer nl.: de wet regelt
uitsluitend een overheidstaak ten aanzien van iedere
Nederlander en regelt alleen uitkeringen voor kosten
van het bestaan.
Artikel 1 van de wet zegt heel duidelijk: „Iedere
Nederlander, die hier te lande in zodanige omstandig
heden verkeert of dreigt te geraken, dat hij niet over
de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten,
van het bestaan te voorzien wordt bijstand verleend
door burgemeester en wethouders.” Geen omwegen
via verwanten, kerkelijke of particuliere organen meer
maar rechtstreeks door de overheid.
In