Strandvondsten
Geschiedenis van een polder slot
de eerste orde
van
Landschapsscho on
teniet gedaan”
DE BRONZEN
ADELAAR
O;
Literatuur
Orczy
Baronesse
Evenbeeld
Pagina
Droogmaling
Plaats
Historische roman
1 Uil
■3
•-W'
donderdag 6 maart 1967
WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN HOLLANDS HART
Af
W. A. KORPERSHOEK
IV.
(wordt vervolgd)
Tussen de stompen van de boven-
Twee molens van de driegang van de polder
’Palenstein’, staande ten westen van Benthuizen.
Op de voorgrond: de middelmoten, op de achter
grond: de ondermolen. Duidelijk is het niveauver
schil te zien tussen de beide molens. Zij werden
omstreeks 1760 gebouwd en gedeeltelijk gesloopt
in de zomer van 1924. (Uit eigen collectie).
„Laat mij u even helpen...’ zei Clyffurde en rustig
maakte hij de lastige knopen los en legde de papieren
op de tafel.
„Zijn proclamatie!” riep De Marmont geestdriftig uit.
en
I
r»i t
„Je nieuws, Emery, je nieuws!” viel Victor De Mar
mont in de rede. Tijdens het korte gesprek tussen de
twee mannen, had hij zijn opwinding nauwelijks kun
nen bedwingen.
Emery kon zich als militair dokter niet begrijpen, hoe
zo’n prachtige kerel, die zich voor een handelsman uit
gaf, niet in dienst van zijn land moest staan. Maar hij
was in de eerste plaats erg dorstig en verder even ver
langend om zijn nieuws te vertellen, als De Marmont
om het te horen en daarom ging hij dicht bij de tafel
zitten, strekte zijn benen voor zich uit, en begon vol
vuur:
„Ik heb best nieuws. Wij hebben Porte Ferrajo vorige
Zondag verlaten, maar we zijn pas woensdag geland,
omdat we veel last van windstilte hadden in de Mid
dellandse Zee. Wij kwamen de eerste maart ’s middags
aan land bij Antibes en bivakkeerden in een olijfbos op
de weg naar Cannes. Dat was nog eens wat, hem daar
bij het kampvuur te zien zitten met zijn voeten stevig op
Franse bodem. Wat een man, mijnheer, wat een man!”
ging hij verder en keek nu naar Clyffurde. „Aan boord
van de Inconstant had hij zijn proclamatie aan het le
ger al opgesteld en gedicteerd! het mooiste stuk proza,
mijnheer, dat ik ooit in mijn leven gelezen heb. Maar u
zult zelf oordelen, mijnheer, u zult zelf oordelen...”
En hij frommelde in de uitpuilende zak van zijn jas
en haalde er een rol losse papieren uit, slordig bij elkaar
gebonden met een stukje band.
„U zult het lezen, mijnheer,” herhaalde hij nog eens,
terwijl hij trachtte de knoop in het band los te maken,
„u zult het lezen. En dan moet u mij eens vertellen, of
uw Pitt zoiets zou kunnen. Vervloekte knopen!” riep hij
boos.
scherpe, donkere ogen namen met een vlugge
krachtige persoonlijkheid van de Engelsman
vierkante schouders, de rechte nek, de slanke
De hele figuur van de man drukte wilskracht uit. Het
was De Marmont nooit zó opgevalle, als nu. Op het
ogenblik lag er een eigenaardige blik in die grijze ogen
iets van minachting of medelijden De Marmont
wist niet precies wat, maar op de een of andere manier
hinderde het hem. Hij had er wat voor willen geven, te
weten wat voor gedachten achter dat brede voorhoofd
scholen. Maar hij stelde geen vragen en dus bleef het
stil. Van de kapel klonken de zachte tonen van het
klokje, dat nu weer luidde.
Toen verscheen er om de bocht van de weg een man
te paard. In gestrekte draf reed hij het ruwe, steenach
tige pad op.
Victor De Marmont ontwaakte ui zijn droom: „Daar
is Emery,” riep hij. Hij sprong op en gooide zijn hoed
hoog in de lucht. Hij sloeg Clyffurde op de schouder en
riep: „Eindelijk nieuws van de Keizer.”
blik de
op, de
handen.
moest in Corps overnachten... daarom stuurde ik ie
mand naar je toe... Maar geef mij nu in ’s hemelsnaam
wat te drinken...”
Terwijl hij gulzig van de intussen koud geworden
kruidewijn dronk, die Clyffurde hem had ingeschonken,
keek hij nog steeds onderzoekend naar de Engelsman,
vanonder zijn gefronste, borstelige wenkbrauwen.
Clyffurde’s innemende gezicht scheen echter zijn ver
trouwen te winnen, want even later zette hij zijn beker
neer en gaf hem vriendschappelijk de hand.
„Nu onze Keizer is teruggekeerd, moeten wij wel met
een schuin oog naar iedere Engelsman kijken, die wij
tegen komen,” zei hij verontschuldigend.
„Natuurlijk,” zei Clyffurde met zijn gewone goedhar
tige glimlach en hij drukte de uitgestoken hand van ka
pitein Emery hartelijk.
Het bovenstaande moge op een be
scheiden wijze weergeven welk een
zéér belangrijke plaats de windmo
lens in ons land en vooral in onze
omgeving hebben ingenomen. Hoe
men met deze door de wind gedreven
werktuigen volgens een vernuftig
systeem van tussenboezems en molen
gangen hectaren plas drooglegden en
daarna het waterpeil beheerste, ten
einde de streek leefbaar te maken
voor mens en dier. Het is hier zeker
op zijn plaats te zeggen dat men met
het slopen van deze zo met het land-
schap vergroeide molens een land-
schapsschoon van de eerste orde te
niet is gedaan.
Slechts twee molengangen in Rijn
land resten ons nog, namelijk bij
Aarlanderveen van de droogmakerij
Westzijde Aarlanderveen, zijnde de
enige nog in ons land in bedrijf zijn
de viergang yn de driegang nabij
Stompwijk van de Driemanspolder.
In Schieland is nog overgebleven
de viergang van de Tweemanspolder
aan de Rotte te Zevenhuizen, voor
waar een schamele rest van wat eens
onze polders beheerste.
Thans gaat een nieuw waterschap
met een oude naam de geschiedenis
in. Men heeft voortgebouwd op de
kennis van onze voorvaderen en gaat
met moderne aandrijfkracht het land
van het overtollige water ontlasten.
Dat het heilzaam zij voor de streek!
Zomer, zon, zand, zegels, zwemmen en zonnebaden. We horen u
denken: ’’Zegels, die passen toch niet in dit vrolijke vakantie-achtige
rijtje?”
Maar dan kent u de Zomerpostzegels nog onvoldoende. Ze hebben
wel degelijk iets te maken met het warme en blije seizoen.
Voor nog maar al te veel mensen ziet de zomer er ook dit jaar nog
somber uit. Maar het geld, dat de Zomerpostzegelactie jaarlijks op
brengt, zorgt dan toch nog voor een straaltje zonneschijn op veel
plaatsen, waar die zon anders niet zou komen.
En dit jaar voor het eerst kan een deel van de opbrengst ook naai
-de Rijksdelen overzee gaan, waar op ’t gebied van de volksgezond
heid, sociale zorg en cultuur veel valt te doen.
De tweede dinsdag van april -de He- is Zomerzegeltjesdag. Van
af die dag komen de door de graficus Auke de Vries getekende
’’strandvondsten” in roulatie. Nee, op het strand behoeft u ze niet
meer te zoeken. Wel op het postkantoor in uw omgeving of bij uw
plaatselijke comité, D. van Schagenplantsoen 8, tel: 2659.
En als u straks uw vakantiepost verstuurt, kunnen de ’’strandvond
sten” goede diensten bewijzen. (Foto Willy van Boggelen, Den Haag)
De man, die voor de „Auberge du Grand Dauphin”
stilhield, zag er vermoeid en warm uit; de sporen van
een lange tocht waren duidelijk zichtbaar. Zijn gezicht
was bezweet en zijn paard met schuim bedekt, zijn rij
broek en laarzen zaten onder de modder.
Toen hij zijn paard tot staan had gebracht, sprong hij
vlug uit het zadel. De officier van gezondheid Emery
was ’n man van goed in de veertig, maar vandaag gloei
de in zijn ogen het vuur van een jonge man. Hij kneep
De Marmont’s hand haast fijn.
„Dit is mijn vriend Clyffurde, een Engelsman,” zei
Victor De Marmont vlug, in antwoord op een wantrou
wende blik van onder de borstelige wenkbrauwen van
Emery. „Je kunt vrijuit spreken, Emery; alsjeblieft,
vertel ons je nieuws!”
Maar Emery kon bijna niet spreken. Hij had de
laatste drie uur hard gereden, zijn keel was droog en
zijn stem klonk schor, maar toch begon hij dadelijk te
praten.
„Hij landde op Woensdag. Ik liet hem Vrijdag te
Castellane... kreeg je mijn boodschap?”
„Vanmorgen vroeg we gingen dadelijk.”
„Ik dacht, dat we hier beter konden praten de eer
ste keer maar ik kon niet meer gisterenavond. Ik
Toen het bestuur van het Ambacht
Noord-Waddinxveen de droogma
king van deze veenpiassen krachtig
ter hand nam, had dit tot gevolg dat
de droogmaking van de Putte in 1872
na twee jaar bedijken en droogmalen
voltooid was. Tot droogmaking en be
maling werd een stoomgemaal ge
bouwd waarvan de stichtingssteen
vermeldt: ’’Anno 1870-1873”
„Van een persoonlijk vriend zelfs, als u wilt,” ant
woordde Clyffurde. „Maar in de politiek tel ik eigenlijk
niet mee, want ik ben maar een toeschouwer bij het
spel.”
De scherpe ogen van de officier van gezondheid keken
verbaasd naar de lange, goedgevormde gestalte van de
Engelsman.
„Bent u geen militair?” vroeg hij.
„Nee,” zei Clyffurde droog, „ik ben maar een gewoon
handelsman.”
Dit Stoomgemaal en aanbehooren
zijn gesticht tot droogmaking van de
Putte tot stand gebracht onder het
bestuur van de Heeren
G. W. van Dort Kroon
G. Spruit Azn
J. M. de Lange
J. A. van de Werve
J. J. Duynstee
J. van de Bregge
P. van Duiken Azn
K. van der Torren Azn
A. N. Molenaar
(secr. Penningmeester)
J. Paul
(Architect)
(Leden der commissie).”
Wellicht zullen deze namen de ou
de Waddinxveners bekend in de oren
klinken. Het ware te overwegen deze
steen een plaats te geven in het nieu
we gemaal ter nagedachtenis aan
hen, die zich hebben ingezet voor het
welzijn van deze streek.
Dit stoomgemaal zou de polders
Voorof, Achterof en de Putte bema
len. Het werd achtereenvolgens be
diend door de machinisten A. Breed-
veld, A. Soet, P. Slingerland en ten
slotte door de huidige machinist, de
heer D. Verbree. Dit gemaal voerde
het water af door een omkade voor-
boezem onder de Noordkade door in
de Gouwe. Doordat de polders Ach-
of en de Putte administratief in 1882
één geheel werden, bemaalde dit ge
maal ook polder Achterof. Het ge
maal is gesloopt in 1966 om plaats te
maken voor het nieuwe gemaal ”De
Omringdijk”.
Zo ontstond, als gevolg van de
droogmaking van de Putte, de tot
zijn huidige grootte teruggebrachte
Voorofsche Polder als zijnde de laat
ste van de niet-verveende landen
van het in 1875 opgeheven ambacht
noord-Waddinxveen. Deze polder
werd destijds bemalen door een
schepradmolen, de ’’Grote Noord-
eindsche Molen” geheten, die een
vlucht had van meer dan 25 meter.
Deze molen stond aan de weste
lijke oever van de Gouwe ten zuiden
van het stoomgemaal. Ten noorden
van de Waddinxveense brug bevond
zich een in 1551 gesticht verlaat, ten
einde de verbinding voor de scheep
vaart vanuit de Gouwe met de Voor
ofsche polder mogelijk te maken. Dit
verlaat, waarover een ophaalbrug lag
stond bekend als het verlaat van St.
Hubertsgerecht. Dit verlaat, ook wel
sluisje genoemd, werd in 1607 op een
andere plaats vernieuwd. Ook dit
kunstwerk behoort thans tot het ver
leden. Slechts de naam van een café
herinnert nog aan de plaats waar het
zich ééns bevond. Doordat het in 1872
gestichte stoomgemaal door middel
van een afzonderlijk scheprad even
eens voorzag in de bemaling van de
polder Voorof, is de grote Noord-
eindsche molen kort daarop gesloopt.
„Maar mademoiselle Crystal?” hield Clyffurde bijna
smekend vol, want zijn hele ziel kwam in opstand tegen
het cynisme van de andere man.
„Crystal heeft naar dit vent, de St. Genis, geluisterd,”
antwoordde De Marmont korzelig, „iemand van haar ei
gen kring... een markies met zestien kwartieren op zijn
wapenschild en geen sou op zak. Zij is jongen heeft niet
de minste ondervinding. Ze heeft nog niets van de we
reld gezien niets. Ze werd in ballingschap geboren
en opgevoed in Engeland, in dat enge kringetje van
straatarme uitgewekenen
„En handeldrijvende Engelsen,” zei Clyffurde, langs
zijn neus weg.
„Zij kon St. Genis nooit getrouwd hebben,” antwoord
de Victor De Marmont met klem. „De man heeft geen
sou. Zelfs Crystal begreep, dat er nooit iets had kunnen
komen van dat kinderspel. De graaf zou nooit zijn toe
stemming gegeven hebben...”
„Misschien niet. Maar zou mademoiselle Crystal ooit
toegestemd hebben met jou te trouwen, als zij je over
tuigingen gekend had?”
„Crystal is nog een kind,” zei De Marmont schouder
ophalend „Over een tijdje zal ze wel van me gaan hou
den. Als St. Genis maar uit haar wereldje verdwenen is,
zal ze mijn overtuiging wel delen.”
Woorden van verontwaardiging lagen Clyffurde op
de lippen, maar hij bedwong ze. Wat gaf het om je te
verzetten? Kon hij met een paar argumenten de ware
natuur van een mens veranderen? En welk recht had
hij dan nog om er zich mee te bemoeien? De Comte de
Cambray en mademoiselle Crystal waren niets voor
hem, in hun hart zouden zij hem nooit als hun gelijke
beschouwen laat staan als vriend.
»En je bent er mee tevreden, een vrouw op dergelijke
voorwaarden te winnen?” was alles wat hij zei.
„Ik moet er wel mee tevreden zijn,” kwam het ant
woord van De Marmont. „Crystal is de enige vrouw,
waar ik ooit om gegeven heb. Ze zal langzamerhand
wel van me gaan houden en ze zal St. Genis gauw ge
noeg vergeten.”
Clyffurde zei hier niets op, waarna er weer een stilte
viel tussen de twee mannen. Misschien volde zelfs De
Marmont, dat op deze manier hun vriendschap gevaar
hep. Hij dronk nog eens van de wijn en zuchtte diep,
diep, want hij voelde niet, dat hij iets gedaan ofgezegd
kon hebben, dat zijn vriend zou kunnen kwetsen. Hij
Keekn aar Clyffurde met een plotseling gevoel van ver
bazing, alsof hij hem nu pas voor het eerst zag. Zijn
De papieren waren getekend met die naam, die eens
oppermachtig was geweest en waarvoor heel Europa
gesidderd had: „Napoleon”.
Deze proclamatie zou zijn legers, die hij eens tot zul
ke glorierijke overwinningen had geleid, opnieuw bezie
len.
De Marmont las het lange document van het begin
tot het eind zacht voor. Alle overwinningen, zoals Aus
terlitz, Jena, Wagram en Eckmhül werden er in her
dacht. De Franse legers die overwinnend van het ene
eind van Europa naar het andere waren getrokken,
werden geprezen. Bij het lezen van de naam van de ver
rader, die Frankrijk en de Keizer aan de vijanden had
overgeleverd, werd De Marmont rood van woede.
„En vertel mij nu meer van hem,” zei hij, toen hij de
proclamatie voorgelezen had.
„Nu dan!” vervolgde dokter Emery, „zoals ik al ver
telde bivakkeerden wij tussen de olijfbomen op de weg
naar Cannes. De Keizer had Cambronne al vooruit ge
zonden met veertig grenadiers, om alle paarden en ezels,
die hij krijgen kon, te vorderen, want we konden er niet
veel uit Porte Ferrajo meebrengen. „Cambronne”, zei
óij, „jij vormt de voorhoede van de schitterendste veld
tocht, die ik ooit gevoerd heb. Ik beveel, dat er geen
enkel onnodig schot gelost wordt. Denk er aan, dat ik
mijn kroon wil herwinnen, zonder dat er een druppel
Frans bloed vergoten wordt”. „Ja, zijn gezondheid is
uitstekend en hij is in de beste stemming.”
„Wat een man! Die felle ogen en die beslistheid in zijn
handelen! Jonger en stoutmoediger dan ooit! Ik zeg jul
lie, het wordt een triomftocht van het eine eind van
Frankrijk naar het andere. De mensen zijn gek op
hem. In Roccavignon, even buiten Cannes, waar we
Donderdag bivakkeerden, drongen honderden mannen
en vrouwen op om hem te zien. Zij drukten hem haast
dood en brachten hem wijn en bloemen en schreeuw
den: „Vive l’Empereur”.”
„Maar het leger, man, het leger,” riep De Marmont,
„de garnizoenen van Antibes en Cannes en Grasse? lie
pen de mannen dadelijk naar hem over? En de officie
ren?”
„Wij hadden het leger nog niet ontmoet, toen ik hem
Vrijdag verliet, want we gingen niet door Antibes en
lieten Cannes links liggen. Je moet hem de tijd geven.
De mensen in de steden wilden eerst niet geloven, dat
hij terug was. Generaal Masséna, die het bevel voert
over Marseille, heeft gemeend er goed aan te doen het
gerucht te verspreiden, dat een troep Corikaanse zee
rovers zijn aangekomen, die nu het land inmarcheren
en overal de dorpen uitplunderen, waar zij langs ko
men. De bergbewoners waren de eersten, die geloofden,
dat de Keizer werkelijk gekomen was, zij kwamen bij
honderden naar beneden om hem te zien en het nieuws
van zijn komst overal te verspreiden. Toen we Castel
lane bereikten, stond de burgemeester daar klaar om
hem te ontvangen en dat niet alleen, hij kon hem 5000
rantsoenen vlees en brood verschaffen, ook paarden en
muildieren. Daarna is hij naar Digue en Sistenen opge
trokken. Je kunt er zeker van zijn, dat de garnizoenen
van die steden zich al om zijn banier geschaard hebben.’
En terwijl Emery ophield om adem te happen, vroeg
De Marmont opgewonden: „Er is dus helemaal geen te
genstand geweest?”
Legio zijn de verenigingen en instellingen, werkzaam op het ter
rein van de volksgezondheid, de sociale zorg en de cultuur, die de
Stichting Comité voor de Zomerpostzegels en dus alle Zomerzegelko-
pers, dankbaar zijn voor de daadwerkelijke hulp, die kon worden ge
boden.
Op 9 juni 1759 werd door de Staten
van Holland en West-Friesland aan
de Schout en Ambachtsbewaarders
octrooi verleend tot droogmaking van
deze veenpias. Hierbij was een bepa
ling dat de bedijking en de droog
making binnen vijf jaren na het ver
lenen van het octrooi gereed moest
zijn. In 1762 was het gehele werk
klaar, dus ruim binnen de gestelde
termijn. Deze 524 ha grote polder had
tot bemaling één gang schepradmo-
lens, drie hoog malende met een
vlucht van 27.80 m. Ook dit waren
achtkante rieten molens op een ste
nenvoet. Deze molens stonden in de
noordpunt van de polder. De boven
molen sloeg het water uit op de El-
leboogsche watering, die op zijn
beurt uitmondde in de Noord-Aasche
Vliet. Bij deze bovenmolen bevonden
zich twee verlaten, zg. schutsluizen
nl. het Benthuizer verlaat om het
scheepvaartverkeer met Benthuizen
mogelijk te maken en het Elleboog-
sche verlaat, dat toegang verschaft
tot het Binnenwater van Zégwaart.
Wat een prachtig geheel moet dat ge
weest zijn, de met riet gedekte molen
met daarachter de ondermolens op
een knooppunt van dijken vergroeid
met het landschap en aan weerszij
den twee houten verlaten, elk met
hun geteerde jukken. Welk een on
dernemingsgeest van onze voorou-
ouders om de mogelijkheid te schep
pen het toen nog intensieve scheep
vaartverkeer ondanks de vele droog
makingen doorgang te doen vinden.
Al deze bemalingswerktuigen en
kunstwerken behoren nu tot het ver
leden, want in 1924 maakte ook hier
de moker een einde aan het bestaan
van deze anderhalve eeuw oude
werktuigen. Men heeft ze doormid
den gezaagd en de overblijfsels als
stompen laten staan. Een mechanisch
gemaal nam de taak van deze drie
gang over. De verlaten zijn gedempt
en waar nodig vervangen door een
duiker.
T|E polder Palenstein genoemd
U naar het huis te Palensteyn on
der Zegwaard, is gelegen buiten de
Omringdijk. Voor de vervening en de
droogmaking werd deze polder aan
geduid als ’’Voor Seghwaert”, ook
wel ’’Buitenwegsche polder” geheten.
Bandrecorders voor blinden, verwarming in een schoolbus voor
gehandicapte kinderen, compositie-opdrachten, inrichtingen van
wijkgebouwen en dorpshuizen, handenarbeidmateriaal voor jeugd
huizen, hobbymateriaal voor bejaarden, enz. Duizenden grote en
kleine projecten kwamen in de loop der jaren uit de Zomerzegelgel-
den tot stand.
1. Jhr. Mr. Gevers van Endegeest:
Het Hoogheemraadschap van Rijn
land 1871
2. Jhr. L. F. Teixeira de Mattos: De
Waterkeringen, Waterschappen
Polders van Zuid-Holland, Deel
1906.
3. Kaart van ”t Hooge Heemraed-
schap van Rhijnland 1687”: Topogra
fische kaart Uitg. 1850, Topografische
kaart Uitg. 1914.
en de middelmoten heeft men het
nieuwe gemaal Palenstein gebouwd
als evenbeeld van het gemaal ”De
Omringdijk” te Waddinxveen. Het
gemaal Palenstein loost via duikers
het water op de Elleboogsche wate
ring.
Als laatste droogmakerij behoren
de tot het nieuwe waterschap de
Noordplas en gelegen buiten de oude
Omringdijk moet worden genoemd
de polder De Drooggemaakte Putte.
Hoe is deze polder ontstaan? Op een
kaart van 1687 vormde het gebied dat
nu bekend staat onder de naam Ach
terof, de Putte en Voorof de heer
lijkheid bestond uit de delen Snijdel-
wijk, Peulyn, Groenswaard en St.
Hubertsgerecht.
Dit gebied werd noord-zuid door
sneden door de Noordeindschen- of
Noord-Waddinxveensche weg, thans
het Noordeinde geheten. In het oc
trooi van de droogmaking van 12 mei
1779 viel het gedeelte ten westen van
de Noordeindsche weg binnen de Om
ringdijk en werd .drooggelegd ’’Pol
der Achterof”, terwijl ten oosten van
die weg, ’’Polder Voorof”, zich uitge-
veende plassen uitstrekten met daar
bij, langs de Gouwe, onverveende ge
hele landen. Bij genoemd octrooi was
ook begrepen het droogmaken van
deze veenpiassen., Voorofsche Veen
derij geheten. Vergunning om met
het nat-venen door te gaan, gebrek
aan kapitaal en het denkbeeld om
dit gebied tegelijk met de Zuidplas-
polder in Schieland droog te maken,
deden de plannen geen doorgang vin
den.
4
V 1
s .f-xl