De Professor op kattepoten Tentoonstelling voor vogelvereniging I Vakantiezorg voor baby Brandweerlieden Tennisvereniging in viswedstrijd Hartelijk afscheid opper G. W. Hoefakker Oplossing puzzel van 30 mei „Waddinxveen” x\'V/4 ■wz ONGELUKSVOGEL WIPPEROEN EN DE I A? g Offley r Pagina 5 door A. B. Cox HOE? WAT? WAAROM?... CONTACTLENZEN 0,4fj «4 wordt vervolgd en- Wat went een mens toch snel aan alles. Hoe bedoel je? Nou, ik draag al weer enkele maanden Grit contactlenzen en ik kan er al niet meer buiten, 't Is ook zo enorm praktisch! 3 0- Mr. Opticiên PraktischJal Ga daarom ook eens vrijblijvend naar Grit en laat U alles over contactlenzen vertellen, ’t Zijn vliesdunne op het traanvocht drijvende kapjes, die o zo gemakkelijk aan te brengen en af te nemen zijn. U voelt er niets van maar ziet er perfect mee. Als voorlopige data en plaats van de tentoonstelling zijn vastgesteld 8-11 januari 1969 in het verenigings gebouw aan de Burg. Klinkhamer- weg. toie .aui ZEVENHUIZEN In een stamp volle raadszaal is vrijdagavond af scheid genomen van de postcomman- dant, opperwachtmeester der Rijks politie, de heer G. W. Hoefakker. Hij is reeds enkele dagen woonachtig in Nieuwerkerk a.d. IJssel, waar hij be last is met de waarneming van het groepscommando r i l hte za ken aar ver. >os- .cht- maakte dan de krachtige methoden van zijn superieur, begon hij te spreken. prin- 10 jaar )0 ro peil 0- Ziel T< toj 0-0, tex- ardt len- 0-2, To- vijk 1 fa- jin- adt vee ope >rgi WADDINXVEEN Vijftien ver woede hengelaars van de vrijwillige brandweervereniging ’’Jan van der Heyden” waren zaterdagmorgen om 4 uur al present bij de Winterdijk voor de jaarlijkse viswedstrijd. Jlie- 1-2; Jak- -i; rug- <er/ ggt! 0-2, 0, I be- ;std 'ijd an- dat an- Voor deze tentoonstelling zullen 125 kooitjes aangeschaft worden.Hier mee is een bedrag van rond 850,- gemoeid. Deze kosten kunnen bijna geheel gedekt worden uit de op brengst van de oliebollenaktie, die ruim 800,- bedroeg. Voor de grote parkieten zullen de leden zelf kooien maken. Door een verdienstelijke 5-3 over winning op Roomburg selecteerde het le team van de tennisvereniging „Waddinxveen” de promotiewedstrijd naar de 3e klasse, die waarschijnlijk zondag a.s. in Waddinxveen gespeeld zal worden. Het 2e team speelde in een degra datie wedstrijd tegen Be Quick met 4-4 gelijk. Door setverlies 10-9 degra deerde het alsnog naar de 5e klasse. Wipperoen opeens iets heel ergs. Hij kon nu wel beweren dat de Ongeluksvogel geen Ongeluksvo gel was, maar wat dacht de Onge luksvogel zelf!? Die moest ZELF vinden dat hij geen Ongeluksvo gel was en daarom hoopte Wippe roen nog vuriger dat hij niet zou vallen. HOERA! HOERA! Het was gelukt! De Ongeluksvogel had het gepresteerd om zonder vallen de gladde trapleuning af te lopen. Kijk kijk, hij was warem pel door het dolle heen! Hij dans te van vreugde, o wat was die on- 70. Oei, oei, wat was het span nend! De eerste stap ging goed... de tweede stap ging...oei... hij viel! O nee, gelukkig niet- Hij wankelde alleen maar even... Wipperoen zuchtte van opluch ting, want het mocht niet mislo pen, nee, het kon niet mislopen, want hij was er van overtuigd dat de Ongeluksvogel geen Ongeluks vogel was. Maar terwijl de Ongeluksvogel héél langzaam en héél voorzichtig naar beneden schuifelde en ieder een ademloos toekeek, bedacht Er werd behoorlijk gevangen. De grootste buit was voor de heer A. Zwamborn. Tweede werd M. de Bas derde A. van der Spek. Horizontaal: 1. arosa; 5. groep; 9. die; 10. armee; 12. ape; 14. k.o.; 15. ver mengen; 16. r.i.; 18. anke; 20. delta; 21. dier; 23. ei; 24. t.t; 26 stormen; 30. starten; 33. arme; 34. norma; 36. iele; 37. amie; 38. tea; 39. pari; 40. ogen; 41. genre; 43. nest; 45. beneden 47. trotser; 49. a.e.; 51. gr.; 52. idee; 55. slome; 58. sela; 60. e.a; 61. moti veren; 62. an; 63. nto; 65. irene; 66 els; 68. zegge; 69. sneek. Verticaal: 1. ai; 2. reve; 3. sardien; 4. arme; 5. gent; 6. regatta; 7. eend; 8. p.p.; 9. don; 11. melk; 13. ere; 14. kasse; 17. irene; 19. krommenie; 22. interesse; 23. em; 25. t.a.; 27. trage; 28. reine; 29. noten; 30. smart; 31. riant; 32. elise; 35. ren; 40. oblie; 41. geestig; 42. ergeren; 44. traan; 46. da; 48. or; 50. love; 53. dan; 54. emoe; 56. lire; 57. mens; 58. snee; 59. las; 64. t.z.67. l.k. Na loting werden de boekenbonnen gewonnen door de heer P. Vermey, huize „Souburgh” 7,50) en de heer A. Kruijf, Meidoornstraat 9 5,-), beiden te Waddinxveen. iperi r. '1 vafl gelukkige Ongeluksvogel opeens blij- Wipperoen stapte trots op hem toe om het touw van z’n sna vel te halen, maar opeens sprak graaf Raaf afgemeten: ’’Luister ventje Wipperoen.Ver- tel me onmiddellijk wat deze rare vertoning te betekenen heeft; Ik heb geen zin me in het ootje te laten nemen! Ik ben graaf Réaf, begrijp dat goed, begrepen?” ”O, het is allemaal heel eenvou dig graaf Raaf”, zei Wipperoen. ”Ik zal het u wel even uitlegen”. Overleg vooruit met uw arts of wijkverpleegster welke voeding u eventueel ter vervanging kunt geven. Als u nog vragen hebt, wil de wijkverpleegster van één van de kruisverenigingen u graag verder inlichten. milhA K.TIENDEWEG12,TEL.3033 U U U U A KLEIWEG 108 TEL. 6033 II Het grondige verschil tussen Ridgeley en Dulverton lag in het feit, dat Dulverton als professor in Fysiolo gie was aangesteld aan een bekende medische school en hiervan afhankelijk was voor zijn levensonderhoud, ter wijl Ridgeley, die een eigen inkomen had, een vrij mens was, omdat hij dat moest zijn of anders gek zou worden. De laatste paar jaren had Ridgeley zich beziggehou den met de functies van de hersenen. Zijn theorie was, om het maar eenvoudig en onwetenschappelijk uit te drukken, dat het mogelijk was, van de pas-gestorvene dié hersendelen in een levend wezen over te plaatsen, die betrekking hadden op het proces van denken, we tenschap, persoonlijkheid en geheugen. Hij had lang ge leden de mogelijkheid bewezen, dat deze delen van de rest van de hersenen gescheiden en zelfs jarenlang le vend gehouden konden worden in speciaal daartoe ver deelde ruimten, die op constante temperatuur werden gehouden. De volgende stap was geweest zulke delen van de her senen genomen van een dier van een bepaalde soort te enten op hersenen van een ander soort. Dit was een lange en moeizame geschiedenis geweest en het had Cantrell en hem niet minder dan vier jaar gekost om te weten te komen, hoe deze uiterst delicate operatie te verrichten. Ten slotte hadden zij overwon nen, want het bleek, dat de behandelde dieren de ka- raktristieke eigenschappen vertoonden van die, waar van de hersendelen waren genomen. Een konijn, bij voorbeeld, behandeld met een deel van de hersenen van een fox-terrier, had verscheidene dagen een vriendelijk heid en aanhankelijk voor menselijke wezens getoond, vergezeld van krampachtige pogingen om met zijn staart te kwispelen, die even dankbaar als ongewoon waren, ofschoon zijn pogingen om de Professor door de straten van Londen te volgen, als hij ’s morgens zijn ge bruikelijk wandelingetje ging maken, heel wat last had den veroorzaakt. Een ongelukkige ontmoeting met een grote kater, die hij in een buitenhuisje had gejaagd en daar met opgewonden heftigheid aanviel, had tot resul taat, dat na een zeer eenzijdige strijd, het konijn zulke ernstige verwondingen had opgelopen, dat het direct af gemaakt moest worden en hierdoor een einde werd ge maakt aan verder observaties van het interessante won der. Dit was het experiment, waarvoor Professor Dul verton uitgenodigd was des avonds een bezoek te bren gen, en daar het bewijs in de persoon van het fox-ko- nijn zelf niet aanwezig was, had Professor Dulverton de uitslag van al de werkzaamheden ontvangen met een be leefdheid die aan een belediging grensde. Waarop de Professor met zijn vuist verontwaardigd op de arm leuning had geslagen en was beginnen te schreeuwen. Al deze voorafgaande proefnemingen, hoe interessant ze op zich zelf ook waren, waren slechts voorlopig; zij effenden de weg voor het hoogste, het grootste experi ment van alle het vervangen van de hersenen van een dier door die van een menselijk wezen. Maar het is niet zo gemakkelijk mensen voor deze proefneming te krij gen, zelfs niet voor een vrije, ongebonden geleerde. Door de afwezigheid van iemand, altruïstisch genoeg om zich voor het heilig doel op te offeren, waren de twee voor uitstrevende mannen tot de weerzinwekkende conclusie In de raadszaal waren aanwezig burgemeester en mevrouw Van ’t Verlaat, de wethouders en raadsle den, de groepscommandant adjudant B. Brinkman, de reservisten, de afde ling Zevenhuizen van het Verbond voor Veilig Verkeer, de commandan ten van de brandweercorpsen, het hoofd van de B.B., de commissie van voorbereiding voor het bezoek van de koningin en een vertegenwoordiger van het fanfarecorps „De Kleine Trompetter.” De heer Hoefakker is in maart 1961 naar Zevenhuizen gekomen. Daar voor was hij elf jaar werkzaam in Haastrecht en enkele jaren in Zee land. De burgemeester zei in zijn toe spraak dat niemand het prettig vindt dat de heer Hoefakker vertrekt. On danks het feit, dat er van alles aan gedaan is, ging de beslissing van ho gerhand door. „Als uitstekend politieman had u een breed inzicht in en een goede kijk op personen en zaken. U werkte op preventieve wijze, was beheerst in uw optreden. Takt en kalmte, welke onmisbaar zijn bij een goede vervul ling van uw functie, kende u ook.” „Dat deze lofuitingen van burge meester Van ’t Verlaat niet overdre ven zijn, blijkt uit het feit dat de be volking de heer Hoefakker graag mocht. Bij het afscheid is één troost; Zevenhuizen valt onder het groeps commando van Nieuwerkerk a.d. IJs sel. De burgemeester sprak namens die bevolking dank uit voor alles wat de heer Hoefakker heeft verricht. Ook het gemeentebestuur is hem daar zeer erkentelijk voor. Aan de schei dende politiefunctionaris, werd zoals de heer Van 't Verlaat het stelde, geen origineel cadeau overhandigd, namelijk een cadeau-bon. Aan mevrouw Hoefakker werd een mooie bak met bloemen en planten overhandigd. Na de burgemeester kwamen vele andere sprekers aan het woord. De heer M. v.d. Pol opende de rij, na mens het Verbond voor Veilig Ver- gekomen, dat zij deze mooiste proef moesten uitstellen tot de dood van één van beiden. Zij hadden een ernstige overeenkomst aangegaan: degene, die het eerst zou ster ven, zou zich voor dit doel beschikbaar stellen. Zij had den begrepen, dat het zelfs dan hopeloos zou zijn ie mand te vinden, die bereid was, het overblijvende deel van de hersens van een dode man in zijn hoofd ge plaatst te krijgen en daarom waren ze besloten, dat een dier gebruikt moest worden; de keus hiervan werd ge laten aan de overlevende. Ondertussen bleven de twijfelaars onovertuigd en de geleerden spotten. Dulverton sportte niet bepaald, hoewel hij er toch heel dichtbij kwam. „Maar wat verwacht je, dat er gebeuren zal?” vroeg hij met een verveeld gezicht, toen Cantrell zijn betoog geëindigd had. „Wat verwacht je van een dier, dat een deel van jouw hersens heeft gekregen?’ ’’Vrijuit gesproken,” antwoordde Cantrell, „denken wij dat het dier tekenen van ontwikkeld verstand zal ge ven. Ik voor mij zou niet verbaasd zijn, als het aantal len kon onderscheiden, laten we zeggen, vijf of zelfs ho ger. Dan zou het in staat moeten zijn wensen te kun nen uiten en zijn sympathieën en antipathieën te tonen. Dit alles is natuurlijk zuivere speculatie, dat begrijpt U, Professor ’’Speculatie!” merkte Dulverton zacht tot een vlieg aan het plafond op. „Speculatie! O, hemel-” Maar te oordelen naar de resultaten, die we al verkregen hebben, denk ik, dat we zeker kunnen zijn van de uitkomst.” ”Je bent toch niet van plan ooit zo iets te proberen, Ridgeley?” vroeg Dulverton, terwijl hij een geeuw on derdrukte. ”Ja, dat ben ik wel,” hernam Professor Ridgeley, „en je zult spoedig de waarheid moeten erkennen, vriend Dulverton.” „Moge ik dan nog tot de levenden behoren, om dat te doen,” antwoordde Dulverton vroom. III Terwijl deze biologische scène zich afspeelde in de stu deerkamer van het gezellige huis van Professor Ridge ley in St. John’s Wood, had een geheel andere plaats in de huiskamer. Hier waren geen onenigheden. Integendeel, een vol- I keer, waarvan de heer Hoefakker ze ven jaar voorzitter is geweest. De heer P. Biemond, raadslid, ken merkte het goede optreden van de heer Hoefakker met de uitspraak: „Ik ben de baas, maar ik doe alsof mijn vrouw het is. Namens de brandweercorpsen en de B.B. sprak de heer C. M. E. Os kam. Het hoofd van de B.B., de heer P. Clazing, bood een bloemstuk aan. De reservisten spraken dank uit bij monde van de heren A. Ooms en J. Heerschap. Zij overhandigden een enveloppe met inhoud. Het muziekkorps „De Kleine Trom petter”, dat op Hemelvaartsdag de jaarlijkse autocross organiseert en daardoor veel in contact, kwam met de postcommandant, liet zich verte genwoordigen door voorzitter J. de Ruiter. Hij schilderde de heer Hoef akker kemachtig met: „U bent geen super-mens, maar een fijne Zeven- huizense kerel.” Hij reikte een ca deaubon uit. Namens de commissie van voorbereiding van het bezoek van de koningin sprak de voorzitter, de heer J. P. A. v. Reeuwijk. Mej. M. van de koningin sprak de voorzitter, de heer J. P. A. v. Reeuwijk. Mej. M. Krijgsman In zijn dankwoord zei de heer Hoefakker, dat hij, voordat hij naar Zevenhuizen kwam, gedacht had: „Wat komt me in dit klei-dorp bo ven het hoofd te hangen.” Maar na zeven prettige jaren heeft hij ervan alles aan gedaan om de overplaatsing niet door te laten gaan. „Zevenhuizen heeft me wel iets gezegd”, zo zei hij. Een bijzondere herinnering zou hij altijd hebben aan de algemene poltie- verordening, die hij heeft opgesteld. Aan het eind van zijn toespraak gaf de opper een kenmerk van een goed politieman. „Hij moet niet di- rekt het boekje pakken, maar eerst in een rustig gesprek alle fouten van de verkeersovertreder opsommen en daarna voor één ervan een bekeu ring geven.”. Tenslotte sprak hij de hoop uit, dat zijn opvolger net zo ontvangen zal worden, als het met hem en zijn gezin is gebeurd. Na de pauze vond de première plaats van enkele films die tijdens het bezoek van koningin Juliana ge maakt waren. Voor de scheidende functionaris was dit een mooie slui ting van de avond, daar 28 mei, de dag van het koninklijk bezoek, ook zijn laatste werkdag in Zevenhuizen, een waar hoogtepunt. maakte harmonie en eensgezindheid heersten er tussen de twee betrokken personen een eensgezindheid zo volkomen, dat die geleid had tot het gebruik van één stoel. Van deze twee mensen was de bovenste, of degene, die iets hoger zat, een aantrekkelijke jonge dame van twintig jaar, met donker haar, lachende grijze ogen en de vrolijkste lach, die ooit gezien was. Niet bepaald een schoonheid was deze aantrekkelijk uitziende jonge da me, maar zeker het meest charmante, sierlijke en fris se ding, waarop ogen, die moe waren van het zien naar drie droge professoren, die een etage lager over eeuwi ge theorieën discussieerden, hoopten te kunnen rusten. Tot zover het bovenste gedeelte. Op de stoel zelf zat een jonge man, vier of vijf jaar ouder, slank, met een zonnig, opgewekt gezicht en op dit ogenblik bijna dron ken van geluk. Het was juist een half uur geleden, dat deze twee jon ge mensen besloten hadden met elkaar te trouwen (dat wil zeggen, ze hadden er nu over gesproken; elk van hen had dit besluit al een week geleden voor zich zelf genomen). De naarn van het meisje was Marjorie, Professor Rid- geley’s enig kind, haar aanstaande was eens haar ach terneef. Hij was aan de wereld bekend als Tim Bellamy, maar Marjorie had hem zo even herdoopt in „Mijnheer Doodles” en scheen hier zeer over in haar schik te zijn. „En te denken, dat ik een jaar geleden niet eens wist dat je bestond, lieveling,” merkte Tim op in één van hun heldere ogenblikken. Hij had dit al verschillende malen eerder gezegd, maar het bleef hem als een van de meest buitengewone dingen, die ooit hadden kunnen ge beuren, treffen. Marjorie niet kennen! Lieve Hemel! „Was het niet een buitenkansje, dat je van dat malle, oude Warwickshire hierheen kwam?” antwoordde Mar jorie, niet minder getroffen door deze opmerkelijke tus senkomst van de Voorzienigheid. ”Wat zouden we heb ben moeten doen, als je niet hierheen gekomen was?” ”Wie weet!” hernam Tim, diep onder de indruk. ”We zouden elkaar nooit hebben ontmoet, veronderstel ik.” „O, Tim!” Hierop volgde een stilte, waarin zij nadachten over wat zij dan wel voor altijd verloren hadden. - r In de vakantiemaanden blijven vele gezinnen niet in hun eigen huis. Als het jongste gezinslid dan nog een baby is, rijst de vraag: meenemen of elders onderdak brengen? In beide gevallen komt de baby in een vreemd bed te slapen. De samenwerkende landlijke kruisverenigingen wijzen erop, dat het dan van belang is extra aandacht aan de slaapgelegenheid van de baby te schenken. Aan de volgende aan wijzigingen hebt u wel licht houvast: Als het bed spijlen heeft, moeten deze zo dicht bij elkaar staan dat het hoofd je er niet tussendoor kan. Laat de baby zonder kussen slapen. Gebruik liever geen tuigje om de baby in bed vast te binden. Als u meent dat de mogelijkheid bestaat dat het kind uit bed valt, gebruik dan een zogenaamd trappellakentje. Het lijfje hiervan moet goed aansluiten en de banden van het lakentje moeten on der de matras worden vastgemaakt, zó dat het kind nog een ze kere bewegingsvrijheid heeft. Maak dekenklemmen niet te hoog en te strak vast, want sommige kinderen woelen zich eronder en kunnen dan niet meer terug. Zorg ervoor dat de baby zich niet in de dekentjes en lakens kan vastwoelen. Stop deze dus zo ver mogelijk in. Wat betreft de voeding van uw baby in vakantietijd geldt het vol gende: Het kan zijn dat op het vakantie-adres het voorgeschreven merk babyvoeding niet te krijgen is. Houdbare voeding kunt u in voldoende mate meenemen. Op het etiket staat meestal de datum aangegeven tot wanneer u de voe ding kunt gebruiken. Professor Ridgeley, de wereldberoemde bioloog, sloeg heftig met de vuist op de armleuning van zijn stoel en zijn enigszins vooruitstaande ogen glommen met een strijdlustig licht door zijn brilleglazen. Hij was een schrale, pittige, kleine, oude man en op dit ogenblik zelfs een vastbesloten, boze, kleine, oude man. „Ik zeg je, in de wetenschap is niets onmogelijk!” schreeuwde hij bijna. „Goede hemel, Dulverton, juist jij moest dat och weten.” Professor Dulverton trok in gedachten aan zijn dun ne, grijze snor. Hij was niet zo gouw met zijn woorden klaar, ofschoon hij van woordenwisselingen hield. Hij kon Ridgeley op papier tot volle tevredenheid be strijden, maar in het gesprek werd hij gauw door Rid geley overrompeld. „Er is een grens aan alle dingen, zelfs in de weten schap,” zei Dulverton zachtzinnig. „De natuur erkent de grens. Ja, zij legt haar op. De natuur „Schiet op met je natuur,” onderbrak Professor Rid geley beslist. „Waarom is het nodig tegenover mij de na tuur er bij te halen. Het is juist de natuur, waarmee ik strijden wil!” Professor Dulverton sloeg zijn lichtblauwe ogen wan hopig op naar het plafond. ’’Maar je kan de natuur niet bestrijden,” legde hij geduldig uit. ”De wetenschap hangt eenvoudig van de natuur af, gaat met haar sa men en kan dus niet met haar in strijd zijn. Dat is te genspraak in woorden.” Hij richtte zich plotseling tot de derde persoon in de kamer, een gezette man van ongeveer veertig jaar, met zware, borstelige wenkbrauwen, die in een stoel zat te luieren tussen de twee sprekers, alsof hij daar ge plaatst was om de vrede te bewaren. „Zelfs jij moet het met me eens zijn, Cantrell.” De ruig uitziende man haalde voor een ogenblik de korte pijp, die hij rookte, uit de mond. „Natuurlijk ben ik het met Professor Ridgeley eens, Professor,” zei hij rustig. Professor Dulverton richtte wanhopiger dan ooit zijn ogen weer op het plafond. Ach, wat was het nut om met dit stel fantasten te argumenteren? Hij had met te genzin Ridgeley’s uitnodiging om ’s avonds een pijp te komen roken aangenomen, want hij wist heel goed, wat de bedoeling was. Maar Ridgeley had hem handig over gehaald met zinspelingen op een groots en opzienbarend experiment, dat hem eindelijk zou overtuigen. En nu, nadat hij zich veroorloofd had overreed te worden, was het alleen om te merken, dat het experiment even on- vertuigend, ja zelfs nog dwazer, was als zijn ontelbare voorgangers. „O, praat jij eens met hem, Cantrell,” gromde Profes sor Ridgeley tot zijn vriend en mede-onderzoeker. „Ik schreeuw maar tegen hem en het dringt niét half tot hem door, wat ik zeg. Probeer jij het eens!” ’’Heus, Ridgeley, alles is heel goed tot me doorge drongen,” protesteerde Professor Dulverton. „Het is he lemaal niet nodig, <fat ”Het is wel nodig,” hernam Professor Ridgeley kort, „anders zou je nooit zulke verdraaide nonsens uitge kraamd hebben. Vooruit, Cantrell, steek van wal!” Professor Dulverton bedaarde. Met iets van een glimlach nam Cantrell weer zijn pijp uit zijn mond en legde haar op de tafel. Daarna, met een kalme overreding en een logische rangschikking van feiten en voorbeelden, die honder maal meer indruk ig 11 ZEVENHUIZEN Vrijdagavond hield de vogelvereniging „Zang en kleur” in Hotel Vos een ledenverga dering, die in het teken stond van een te houden tentoonstelling. -Sb.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1968 | | pagina 5