De Professor op
kattepoten
Tentoonstelling
voor
vogelvereniging
I
Vakantiezorg voor baby
Brandweerlieden
Tennisvereniging
in viswedstrijd
Hartelijk afscheid
opper G. W. Hoefakker
Oplossing puzzel
van 30 mei
„Waddinxveen”
x\'V/4
■wz
ONGELUKSVOGEL
WIPPEROEN EN DE
I
A?
g Offley
r
Pagina 5
door A. B. Cox
HOE? WAT? WAAROM?...
CONTACTLENZEN
0,4fj
«4
wordt vervolgd
en-
Wat went een mens toch
snel aan alles. Hoe bedoel je?
Nou, ik draag al weer enkele
maanden Grit contactlenzen
en ik kan er al niet meer
buiten, 't Is ook zo enorm
praktisch!
3 0-
Mr. Opticiên
PraktischJal
Ga daarom ook eens
vrijblijvend naar Grit en laat
U alles over contactlenzen
vertellen, ’t Zijn vliesdunne
op het traanvocht drijvende
kapjes, die o zo gemakkelijk
aan te brengen en af te
nemen zijn. U voelt er niets
van maar ziet er perfect mee.
Als voorlopige data en plaats van
de tentoonstelling zijn vastgesteld
8-11 januari 1969 in het verenigings
gebouw aan de Burg. Klinkhamer-
weg.
toie
.aui
ZEVENHUIZEN In een stamp
volle raadszaal is vrijdagavond af
scheid genomen van de postcomman-
dant, opperwachtmeester der Rijks
politie, de heer G. W. Hoefakker. Hij
is reeds enkele dagen woonachtig in
Nieuwerkerk a.d. IJssel, waar hij be
last is met de waarneming van het
groepscommando
r
i
l
hte
za
ken
aar
ver.
>os-
.cht-
maakte dan de krachtige methoden van zijn superieur,
begon hij te spreken.
prin-
10
jaar
)0 ro
peil
0-
Ziel
T<
toj
0-0,
tex-
ardt
len-
0-2,
To-
vijk
1 fa-
jin-
adt
vee
ope
>rgi
WADDINXVEEN Vijftien ver
woede hengelaars van de vrijwillige
brandweervereniging ’’Jan van der
Heyden” waren zaterdagmorgen om
4 uur al present bij de Winterdijk
voor de jaarlijkse viswedstrijd.
Jlie-
1-2;
Jak-
-i;
rug-
<er/
ggt!
0-2,
0,
I
be-
;std
'ijd
an-
dat
an-
Voor deze tentoonstelling zullen
125 kooitjes aangeschaft worden.Hier
mee is een bedrag van rond 850,-
gemoeid. Deze kosten kunnen bijna
geheel gedekt worden uit de op
brengst van de oliebollenaktie, die
ruim 800,- bedroeg.
Voor de grote parkieten zullen de
leden zelf kooien maken.
Door een verdienstelijke 5-3 over
winning op Roomburg selecteerde het
le team van de tennisvereniging
„Waddinxveen” de promotiewedstrijd
naar de 3e klasse, die waarschijnlijk
zondag a.s. in Waddinxveen gespeeld
zal worden.
Het 2e team speelde in een degra
datie wedstrijd tegen Be Quick met
4-4 gelijk. Door setverlies 10-9 degra
deerde het alsnog naar de 5e klasse.
Wipperoen opeens iets heel ergs.
Hij kon nu wel beweren dat de
Ongeluksvogel geen Ongeluksvo
gel was, maar wat dacht de Onge
luksvogel zelf!? Die moest ZELF
vinden dat hij geen Ongeluksvo
gel was en daarom hoopte Wippe
roen nog vuriger dat hij niet zou
vallen. HOERA! HOERA! Het
was gelukt! De Ongeluksvogel
had het gepresteerd om zonder
vallen de gladde trapleuning af te
lopen. Kijk kijk, hij was warem
pel door het dolle heen! Hij dans
te van vreugde, o wat was die on-
70. Oei, oei, wat was het span
nend! De eerste stap ging goed...
de tweede stap ging...oei... hij
viel! O nee, gelukkig niet- Hij
wankelde alleen maar even...
Wipperoen zuchtte van opluch
ting, want het mocht niet mislo
pen, nee, het kon niet mislopen,
want hij was er van overtuigd dat
de Ongeluksvogel geen Ongeluks
vogel was.
Maar terwijl de Ongeluksvogel
héél langzaam en héél voorzichtig
naar beneden schuifelde en ieder
een ademloos toekeek, bedacht
Er werd behoorlijk gevangen. De
grootste buit was voor de heer A.
Zwamborn. Tweede werd M. de Bas
derde A. van der Spek.
Horizontaal: 1. arosa; 5. groep; 9. die;
10. armee; 12. ape; 14. k.o.; 15. ver
mengen; 16. r.i.; 18. anke; 20. delta;
21. dier; 23. ei; 24. t.t; 26 stormen;
30. starten; 33. arme; 34. norma; 36.
iele; 37. amie; 38. tea; 39. pari; 40.
ogen; 41. genre; 43. nest; 45. beneden
47. trotser; 49. a.e.; 51. gr.; 52. idee;
55. slome; 58. sela; 60. e.a; 61. moti
veren; 62. an; 63. nto; 65. irene; 66
els; 68. zegge; 69. sneek.
Verticaal: 1. ai; 2. reve; 3. sardien;
4. arme; 5. gent; 6. regatta; 7. eend;
8. p.p.; 9. don; 11. melk; 13. ere; 14.
kasse; 17. irene; 19. krommenie; 22.
interesse; 23. em; 25. t.a.; 27. trage;
28. reine; 29. noten; 30. smart; 31.
riant; 32. elise; 35. ren; 40. oblie; 41.
geestig; 42. ergeren; 44. traan; 46. da;
48. or; 50. love; 53. dan; 54. emoe; 56.
lire; 57. mens; 58. snee; 59. las; 64.
t.z.67. l.k.
Na loting werden de boekenbonnen
gewonnen door de heer P. Vermey,
huize „Souburgh” 7,50) en de heer
A. Kruijf, Meidoornstraat 9 5,-),
beiden te Waddinxveen.
iperi
r. '1
vafl
gelukkige Ongeluksvogel opeens
blij- Wipperoen stapte trots op
hem toe om het touw van z’n sna
vel te halen, maar opeens sprak
graaf Raaf afgemeten:
’’Luister ventje Wipperoen.Ver-
tel me onmiddellijk wat deze
rare vertoning te betekenen heeft;
Ik heb geen zin me in het ootje te
laten nemen! Ik ben graaf Réaf,
begrijp dat goed, begrepen?”
”O, het is allemaal heel eenvou
dig graaf Raaf”, zei Wipperoen.
”Ik zal het u wel even uitlegen”.
Overleg vooruit met uw arts of wijkverpleegster welke voeding
u eventueel ter vervanging kunt geven.
Als u nog vragen hebt, wil de wijkverpleegster van één van de
kruisverenigingen u graag verder inlichten.
milhA K.TIENDEWEG12,TEL.3033
U U U U A KLEIWEG 108 TEL. 6033
II
Het grondige verschil tussen Ridgeley en Dulverton
lag in het feit, dat Dulverton als professor in Fysiolo
gie was aangesteld aan een bekende medische school en
hiervan afhankelijk was voor zijn levensonderhoud, ter
wijl Ridgeley, die een eigen inkomen had, een vrij
mens was, omdat hij dat moest zijn of anders gek zou
worden.
De laatste paar jaren had Ridgeley zich beziggehou
den met de functies van de hersenen. Zijn theorie was,
om het maar eenvoudig en onwetenschappelijk uit te
drukken, dat het mogelijk was, van de pas-gestorvene
dié hersendelen in een levend wezen over te plaatsen,
die betrekking hadden op het proces van denken, we
tenschap, persoonlijkheid en geheugen. Hij had lang ge
leden de mogelijkheid bewezen, dat deze delen van de
rest van de hersenen gescheiden en zelfs jarenlang le
vend gehouden konden worden in speciaal daartoe ver
deelde ruimten, die op constante temperatuur werden
gehouden.
De volgende stap was geweest zulke delen van de her
senen genomen van een dier van een bepaalde soort te
enten op hersenen van een ander soort.
Dit was een lange en moeizame geschiedenis geweest
en het had Cantrell en hem niet minder dan vier jaar
gekost om te weten te komen, hoe deze uiterst delicate
operatie te verrichten. Ten slotte hadden zij overwon
nen, want het bleek, dat de behandelde dieren de ka-
raktristieke eigenschappen vertoonden van die, waar
van de hersendelen waren genomen. Een konijn, bij
voorbeeld, behandeld met een deel van de hersenen van
een fox-terrier, had verscheidene dagen een vriendelijk
heid en aanhankelijk voor menselijke wezens getoond,
vergezeld van krampachtige pogingen om met zijn
staart te kwispelen, die even dankbaar als ongewoon
waren, ofschoon zijn pogingen om de Professor door de
straten van Londen te volgen, als hij ’s morgens zijn ge
bruikelijk wandelingetje ging maken, heel wat last had
den veroorzaakt. Een ongelukkige ontmoeting met een
grote kater, die hij in een buitenhuisje had gejaagd en
daar met opgewonden heftigheid aanviel, had tot resul
taat, dat na een zeer eenzijdige strijd, het konijn zulke
ernstige verwondingen had opgelopen, dat het direct af
gemaakt moest worden en hierdoor een einde werd ge
maakt aan verder observaties van het interessante won
der. Dit was het experiment, waarvoor Professor Dul
verton uitgenodigd was des avonds een bezoek te bren
gen, en daar het bewijs in de persoon van het fox-ko-
nijn zelf niet aanwezig was, had Professor Dulverton de
uitslag van al de werkzaamheden ontvangen met een be
leefdheid die aan een belediging grensde. Waarop de
Professor met zijn vuist verontwaardigd op de arm
leuning had geslagen en was beginnen te schreeuwen.
Al deze voorafgaande proefnemingen, hoe interessant
ze op zich zelf ook waren, waren slechts voorlopig; zij
effenden de weg voor het hoogste, het grootste experi
ment van alle het vervangen van de hersenen van een
dier door die van een menselijk wezen. Maar het is niet
zo gemakkelijk mensen voor deze proefneming te krij
gen, zelfs niet voor een vrije, ongebonden geleerde. Door
de afwezigheid van iemand, altruïstisch genoeg om zich
voor het heilig doel op te offeren, waren de twee voor
uitstrevende mannen tot de weerzinwekkende conclusie
In de raadszaal waren aanwezig
burgemeester en mevrouw Van ’t
Verlaat, de wethouders en raadsle
den, de groepscommandant adjudant
B. Brinkman, de reservisten, de afde
ling Zevenhuizen van het Verbond
voor Veilig Verkeer, de commandan
ten van de brandweercorpsen, het
hoofd van de B.B., de commissie van
voorbereiding voor het bezoek van de
koningin en een vertegenwoordiger
van het fanfarecorps „De Kleine
Trompetter.”
De heer Hoefakker is in maart 1961
naar Zevenhuizen gekomen. Daar
voor was hij elf jaar werkzaam in
Haastrecht en enkele jaren in Zee
land.
De burgemeester zei in zijn toe
spraak dat niemand het prettig vindt
dat de heer Hoefakker vertrekt. On
danks het feit, dat er van alles aan
gedaan is, ging de beslissing van ho
gerhand door.
„Als uitstekend politieman had u
een breed inzicht in en een goede kijk
op personen en zaken. U werkte op
preventieve wijze, was beheerst in
uw optreden. Takt en kalmte, welke
onmisbaar zijn bij een goede vervul
ling van uw functie, kende u ook.”
„Dat deze lofuitingen van burge
meester Van ’t Verlaat niet overdre
ven zijn, blijkt uit het feit dat de be
volking de heer Hoefakker graag
mocht. Bij het afscheid is één troost;
Zevenhuizen valt onder het groeps
commando van Nieuwerkerk a.d. IJs
sel.
De burgemeester sprak namens die
bevolking dank uit voor alles wat de
heer Hoefakker heeft verricht. Ook
het gemeentebestuur is hem daar
zeer erkentelijk voor. Aan de schei
dende politiefunctionaris, werd zoals
de heer Van 't Verlaat het stelde,
geen origineel cadeau overhandigd,
namelijk een cadeau-bon.
Aan mevrouw Hoefakker werd een
mooie bak met bloemen en planten
overhandigd.
Na de burgemeester kwamen vele
andere sprekers aan het woord. De
heer M. v.d. Pol opende de rij, na
mens het Verbond voor Veilig Ver-
gekomen, dat zij deze mooiste proef moesten uitstellen
tot de dood van één van beiden. Zij hadden een ernstige
overeenkomst aangegaan: degene, die het eerst zou ster
ven, zou zich voor dit doel beschikbaar stellen. Zij had
den begrepen, dat het zelfs dan hopeloos zou zijn ie
mand te vinden, die bereid was, het overblijvende deel
van de hersens van een dode man in zijn hoofd ge
plaatst te krijgen en daarom waren ze besloten, dat een
dier gebruikt moest worden; de keus hiervan werd ge
laten aan de overlevende.
Ondertussen bleven de twijfelaars onovertuigd en de
geleerden spotten.
Dulverton sportte niet bepaald, hoewel hij er toch heel
dichtbij kwam.
„Maar wat verwacht je, dat er gebeuren zal?” vroeg
hij met een verveeld gezicht, toen Cantrell zijn betoog
geëindigd had. „Wat verwacht je van een dier, dat een
deel van jouw hersens heeft gekregen?’
’’Vrijuit gesproken,” antwoordde Cantrell, „denken wij
dat het dier tekenen van ontwikkeld verstand zal ge
ven. Ik voor mij zou niet verbaasd zijn, als het aantal
len kon onderscheiden, laten we zeggen, vijf of zelfs ho
ger. Dan zou het in staat moeten zijn wensen te kun
nen uiten en zijn sympathieën en antipathieën te tonen.
Dit alles is natuurlijk zuivere speculatie, dat begrijpt U,
Professor
’’Speculatie!” merkte Dulverton zacht tot een vlieg
aan het plafond op. „Speculatie! O, hemel-”
Maar te oordelen naar de resultaten, die we al
verkregen hebben, denk ik, dat we zeker kunnen zijn
van de uitkomst.”
”Je bent toch niet van plan ooit zo iets te proberen,
Ridgeley?” vroeg Dulverton, terwijl hij een geeuw on
derdrukte.
”Ja, dat ben ik wel,” hernam Professor Ridgeley, „en
je zult spoedig de waarheid moeten erkennen, vriend
Dulverton.”
„Moge ik dan nog tot de levenden behoren, om dat te
doen,” antwoordde Dulverton vroom.
III
Terwijl deze biologische scène zich afspeelde in de stu
deerkamer van het gezellige huis van Professor Ridge
ley in St. John’s Wood, had een geheel andere plaats in
de huiskamer.
Hier waren geen onenigheden. Integendeel, een vol-
I
keer, waarvan de heer Hoefakker ze
ven jaar voorzitter is geweest.
De heer P. Biemond, raadslid, ken
merkte het goede optreden van de
heer Hoefakker met de uitspraak:
„Ik ben de baas, maar ik doe alsof
mijn vrouw het is.
Namens de brandweercorpsen en
de B.B. sprak de heer C. M. E. Os
kam. Het hoofd van de B.B., de heer
P. Clazing, bood een bloemstuk aan.
De reservisten spraken dank uit bij
monde van de heren A. Ooms en J.
Heerschap. Zij overhandigden een
enveloppe met inhoud.
Het muziekkorps „De Kleine Trom
petter”, dat op Hemelvaartsdag de
jaarlijkse autocross organiseert en
daardoor veel in contact, kwam met
de postcommandant, liet zich verte
genwoordigen door voorzitter J. de
Ruiter. Hij schilderde de heer Hoef
akker kemachtig met: „U bent geen
super-mens, maar een fijne Zeven-
huizense kerel.” Hij reikte een ca
deaubon uit. Namens de commissie
van voorbereiding van het bezoek
van de koningin sprak de voorzitter,
de heer J. P. A. v. Reeuwijk. Mej. M.
van de koningin sprak de voorzitter,
de heer J. P. A. v. Reeuwijk. Mej. M.
Krijgsman
In zijn dankwoord zei de heer
Hoefakker, dat hij, voordat hij naar
Zevenhuizen kwam, gedacht had:
„Wat komt me in dit klei-dorp bo
ven het hoofd te hangen.” Maar na
zeven prettige jaren heeft hij ervan
alles aan gedaan om de overplaatsing
niet door te laten gaan. „Zevenhuizen
heeft me wel iets gezegd”, zo zei hij.
Een bijzondere herinnering zou hij
altijd hebben aan de algemene poltie-
verordening, die hij heeft opgesteld.
Aan het eind van zijn toespraak
gaf de opper een kenmerk van een
goed politieman. „Hij moet niet di-
rekt het boekje pakken, maar eerst
in een rustig gesprek alle fouten van
de verkeersovertreder opsommen en
daarna voor één ervan een bekeu
ring geven.”.
Tenslotte sprak hij de hoop uit, dat
zijn opvolger net zo ontvangen zal
worden, als het met hem en zijn gezin
is gebeurd.
Na de pauze vond de première
plaats van enkele films die tijdens
het bezoek van koningin Juliana ge
maakt waren. Voor de scheidende
functionaris was dit een mooie slui
ting van de avond, daar 28 mei, de
dag van het koninklijk bezoek, ook
zijn laatste werkdag in Zevenhuizen,
een waar hoogtepunt.
maakte harmonie en eensgezindheid heersten er tussen
de twee betrokken personen een eensgezindheid zo
volkomen, dat die geleid had tot het gebruik van één
stoel.
Van deze twee mensen was de bovenste, of degene,
die iets hoger zat, een aantrekkelijke jonge dame van
twintig jaar, met donker haar, lachende grijze ogen en
de vrolijkste lach, die ooit gezien was. Niet bepaald een
schoonheid was deze aantrekkelijk uitziende jonge da
me, maar zeker het meest charmante, sierlijke en fris
se ding, waarop ogen, die moe waren van het zien naar
drie droge professoren, die een etage lager over eeuwi
ge theorieën discussieerden, hoopten te kunnen rusten.
Tot zover het bovenste gedeelte. Op de stoel zelf zat
een jonge man, vier of vijf jaar ouder, slank, met een
zonnig, opgewekt gezicht en op dit ogenblik bijna dron
ken van geluk.
Het was juist een half uur geleden, dat deze twee jon
ge mensen besloten hadden met elkaar te trouwen (dat
wil zeggen, ze hadden er nu over gesproken; elk van
hen had dit besluit al een week geleden voor zich zelf
genomen).
De naarn van het meisje was Marjorie, Professor Rid-
geley’s enig kind, haar aanstaande was eens haar ach
terneef. Hij was aan de wereld bekend als Tim Bellamy,
maar Marjorie had hem zo even herdoopt in „Mijnheer
Doodles” en scheen hier zeer over in haar schik te zijn.
„En te denken, dat ik een jaar geleden niet eens wist
dat je bestond, lieveling,” merkte Tim op in één van
hun heldere ogenblikken. Hij had dit al verschillende
malen eerder gezegd, maar het bleef hem als een van de
meest buitengewone dingen, die ooit hadden kunnen ge
beuren, treffen. Marjorie niet kennen! Lieve Hemel!
„Was het niet een buitenkansje, dat je van dat malle,
oude Warwickshire hierheen kwam?” antwoordde Mar
jorie, niet minder getroffen door deze opmerkelijke tus
senkomst van de Voorzienigheid. ”Wat zouden we heb
ben moeten doen, als je niet hierheen gekomen was?”
”Wie weet!” hernam Tim, diep onder de indruk. ”We
zouden elkaar nooit hebben ontmoet, veronderstel ik.”
„O, Tim!”
Hierop volgde een stilte, waarin zij nadachten over
wat zij dan wel voor altijd verloren hadden.
- r
In de vakantiemaanden blijven vele gezinnen niet in hun eigen
huis. Als het jongste gezinslid dan nog een baby is, rijst de vraag:
meenemen of elders onderdak brengen? In beide gevallen komt de
baby in een vreemd bed te slapen.
De samenwerkende landlijke kruisverenigingen wijzen erop, dat
het dan van belang is extra aandacht aan de slaapgelegenheid van
de baby te schenken. Aan de volgende aan wijzigingen hebt u wel
licht houvast:
Als het bed spijlen heeft, moeten deze zo dicht bij elkaar staan dat
het hoofd je er niet tussendoor kan.
Laat de baby zonder kussen slapen.
Gebruik liever geen tuigje om de baby in bed vast te binden. Als
u meent dat de mogelijkheid bestaat dat het kind uit bed valt,
gebruik dan een zogenaamd trappellakentje. Het lijfje hiervan
moet goed aansluiten en de banden van het lakentje moeten on
der de matras worden vastgemaakt, zó dat het kind nog een ze
kere bewegingsvrijheid heeft.
Maak dekenklemmen niet te hoog en te strak vast, want sommige
kinderen woelen zich eronder en kunnen dan niet meer terug.
Zorg ervoor dat de baby zich niet in de dekentjes en lakens kan
vastwoelen. Stop deze dus zo ver mogelijk in.
Wat betreft de voeding van uw baby in vakantietijd geldt het vol
gende:
Het kan zijn dat op het vakantie-adres het voorgeschreven merk
babyvoeding niet te krijgen is.
Houdbare voeding kunt u in voldoende mate meenemen. Op het
etiket staat meestal de datum aangegeven tot wanneer u de voe
ding kunt gebruiken.
Professor Ridgeley, de wereldberoemde bioloog, sloeg
heftig met de vuist op de armleuning van zijn stoel en
zijn enigszins vooruitstaande ogen glommen met een
strijdlustig licht door zijn brilleglazen. Hij was een
schrale, pittige, kleine, oude man en op dit ogenblik
zelfs een vastbesloten, boze, kleine, oude man.
„Ik zeg je, in de wetenschap is niets onmogelijk!”
schreeuwde hij bijna. „Goede hemel, Dulverton, juist jij
moest dat och weten.”
Professor Dulverton trok in gedachten aan zijn dun
ne, grijze snor. Hij was niet zo gouw met zijn woorden
klaar, ofschoon hij van woordenwisselingen hield.
Hij kon Ridgeley op papier tot volle tevredenheid be
strijden, maar in het gesprek werd hij gauw door Rid
geley overrompeld.
„Er is een grens aan alle dingen, zelfs in de weten
schap,” zei Dulverton zachtzinnig. „De natuur erkent de
grens. Ja, zij legt haar op. De natuur
„Schiet op met je natuur,” onderbrak Professor Rid
geley beslist. „Waarom is het nodig tegenover mij de na
tuur er bij te halen. Het is juist de natuur, waarmee ik
strijden wil!”
Professor Dulverton sloeg zijn lichtblauwe ogen wan
hopig op naar het plafond. ’’Maar je kan de natuur niet
bestrijden,” legde hij geduldig uit. ”De wetenschap
hangt eenvoudig van de natuur af, gaat met haar sa
men en kan dus niet met haar in strijd zijn. Dat is te
genspraak in woorden.”
Hij richtte zich plotseling tot de derde persoon in de
kamer, een gezette man van ongeveer veertig jaar, met
zware, borstelige wenkbrauwen, die in een stoel zat te
luieren tussen de twee sprekers, alsof hij daar ge
plaatst was om de vrede te bewaren.
„Zelfs jij moet het met me eens zijn, Cantrell.”
De ruig uitziende man haalde voor een ogenblik de
korte pijp, die hij rookte, uit de mond.
„Natuurlijk ben ik het met Professor Ridgeley eens,
Professor,” zei hij rustig.
Professor Dulverton richtte wanhopiger dan ooit zijn
ogen weer op het plafond. Ach, wat was het nut om
met dit stel fantasten te argumenteren? Hij had met te
genzin Ridgeley’s uitnodiging om ’s avonds een pijp te
komen roken aangenomen, want hij wist heel goed, wat
de bedoeling was. Maar Ridgeley had hem handig over
gehaald met zinspelingen op een groots en opzienbarend
experiment, dat hem eindelijk zou overtuigen. En nu,
nadat hij zich veroorloofd had overreed te worden, was
het alleen om te merken, dat het experiment even on-
vertuigend, ja zelfs nog dwazer, was als zijn ontelbare
voorgangers.
„O, praat jij eens met hem, Cantrell,” gromde Profes
sor Ridgeley tot zijn vriend en mede-onderzoeker. „Ik
schreeuw maar tegen hem en het dringt niét half tot
hem door, wat ik zeg. Probeer jij het eens!”
’’Heus, Ridgeley, alles is heel goed tot me doorge
drongen,” protesteerde Professor Dulverton. „Het is he
lemaal niet nodig, <fat
”Het is wel nodig,” hernam Professor Ridgeley kort,
„anders zou je nooit zulke verdraaide nonsens uitge
kraamd hebben. Vooruit, Cantrell, steek van wal!”
Professor Dulverton bedaarde.
Met iets van een glimlach nam Cantrell weer zijn pijp
uit zijn mond en legde haar op de tafel. Daarna, met
een kalme overreding en een logische rangschikking van
feiten en voorbeelden, die honder maal meer indruk
ig 11
ZEVENHUIZEN Vrijdagavond
hield de vogelvereniging „Zang en
kleur” in Hotel Vos een ledenverga
dering, die in het teken stond van een
te houden tentoonstelling.
-Sb.