De Professor op kattepoten UNIEKE DAGTRIP ft VLIEGVELD ZESTIENHOVEN METRO ROTTERDAM RONDVAART ROTTERDAMSE HAVENS HAAST U! DE DEELNAME IS BEPERKT! COUPON J- HIK lil Pagina 2 door A. B. Cox Het rijke programma van deze tocht omvat: Rondleiding op vliegveld Zestienhoven Lunch in het befaamde restaurant Engels Rit met de Metro door de ingewanden van de Maasstad (alles inbegrepen) 0 L (met mogelijkheid tot rondvlucht en een zeer speciale verrassing) Koffie in vliegveldrestaurant I I' m Rondvaart met luxe Spido-salonboot door de Rotterdamse havens met consumptie Wij kunnen onze lezers deze magnifieke dagtocht aanbieden voor de exclusieve prijs van slechts f 16per persoon WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN HOLLANDS HART - donderdag 18 juli 1968 IV HOOFDSTUK IV Het scherm gaat op wordt vervolgd Naam: Adres: I Handtekening: doorhalen wat niet gewenst wordt. ES I I Vertrek per touringcar om 10 uur v.m. van de Oranjelaan (bij schoolplein) te Waddinxveen. Terugkeer ca. 18.00 uur. U kunt zich voor deelneming opgeven door het invullen en insturen van nevenstaande coupon naar „Week blad voor Waddinxveen Hollands Hart”, Oranjelaan 30a, Waddinxveen. De aanmeldingen worden geboekt naar volgorde van binnenkomst. Op DONDERDAG 1 AUGUSTUS organiseert het WEEKBLAD VOOR WADDINX VEEN HOLLANDS HART voor zijn lezers een unieke dagtrip naar de grote bezienswaardigheden van de wereldhaven Rotterdam. I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I 1 IJ I I I I I I I I I I I I I I I I I stuk voor niets, maar het schijnt goed te gaan. Curtiss Leeds, weet je, hij kan overal wat uit halen. O, Dunk, ik walg van dit leven! Die kleine artikeltjes in de kran ten zijn erg prettig. Ik heb er al een hele bende van. Maar ze leiden tot niets. Als ik maar eens een goede kans kreeg om iets goeds te doen.” „Ja,” zei Duncan vol medegevoel. „Het was een afschuwelijke wanbof voor je, dat, toen je eindelijk een hoofdrol kreeg, de Chinese Tuin maar één week liep.” „Als dat een succes was geweest, was mijn naam ge maakt. Ik zou dan nu een ster zijn met een flinke gage. Ik ben een echte pechvogel, hè? Ik denk niet, dat ik ooit weer zo’n kans krijg. Draai je even om, dan kan ik mijn jurk aandoen.” „Goed,” zei Duncan, zijn stoel omdraaiend. „Het is maar goed, dat je Jack hebt gekregen om voor je te zor gen. Je behoeft nu tenminste de provincies niet af te reizen.” „Dat is een zegen (je kan je nu wel weer omdraaien). Ik heb nu alleen te werken, wanneer ik er lust in heb. Maar het ongeluk is, dat ik altijd wil spelen, omdat ik acte ren kan, weet je. Veel beter dan de helft van die grote sterren. We weten allen, hoe ze er komen en daarom ben ik gehandicapt. Ik wil zo iets niet doen, zelfs al zou ik het kunnen - en ik kan het niet ook met zo’n man als de mijne op de achtergrond,” voegde ze er lachend aan toen. „Ik heb altijd gezegd, dat je het nog wel eens ver zal brengen.” „Dat weet ik, maar ik ben erg bang, dat dat nooit zal gebeuren. Het is een kwestie van geld. Zie je, er moest meer reclame gemaakt worden. Stukjes in de kranten, artikels in de maandbladen, interviews in de wekelijkse tijdschriften, foto’s van Sybil Devigne, als ze uit een taxi stapt, Sybil Devigne, als ze in een taxi stapt, dezelf de dame met handschoenen aan al die soort dingen. Verder moest er een hoofdrol gekocht worden in een goed stuk, dat in een eerste klas theater gaat. O, er ligt een fortuin te wachten voor de man, die me een drieja rig contract geeft en een paar duizend gulden aan recla me uitgeeft. Na zes maanden zou hij ’n aardig sommetje zuivere winst hebben, daar zou je van op aan kunnen! Als iemand me dat aanbood, zou ik er direct op ingaan, want als de drie jaren om waren, zou ik vrij zijn en bo venaan staan.” „Na alles heb je geen gebrek aan zelfvertrouwen,” lachte Duncan. „Vertrouwen? Ik zou zeggen van niet. Ik speel nu al lang genoeg toneel om niet te weten of ik het kan ja dan neen. Acht jaar en bijna altijd in de provincies. Het is een hartbrekend bestaan. Je hebt gelijk, ik ben gelukkig, dat ik Jack heb om voor me te zorgen. Maar ik wou, dat hij geld had om wat reclame voor me te maken, of dat hij me een goede journalist in dienst liet nemen. Algeme ne bekendheid wensen de schouwbrugdirecteuren, geen talent.” ”Ik wou, dat ik het voor je doen kon, Sybil, maar ik heb het zo druk met die vervloekte schrijverij om de schoorsteen te laten roken, dat ik haast geen minuut over heb voor iets anders.” ’’Arme jongen, ik vind het naar voor jou en Betty, maar ik moet zeggen, dat zij er zich prachtig doorheen slaat. Zij is overtuigd, dat je op een goede dag fortuin zal maken. En dat zal je!” „We varen in hetzelfde schuitje, hè? Ik weet zeker, dat ik schrijven kan. Je hebt mijn toneelstuk gelezen, is het niet?” „Ja, en je weet, dat het me best beviel.” „Ik had jou natuurlijk in mijn hoofd voor Isobel, toen ik het schreef. Ik voel, dat het goed is. Maar geen mana ger in Londen wil het inzien.” „Dat weet ik. Het is om ziek van te worden. Maar trek het je niet aan, Dunk, we zullen beiden nog eens een geeft zich op voor deelneming met personen aan de unieke dagtocht van het Weekblad voor Waddinxveen Hollands Hart op donderdag 1 augustus naar vliegveld Zestienhoven, metro Rotterdam en Rotterdamse havens ad 16.— per persoon, alles inbegr. Betaling geschiedt vooruit: op girorekening 47062 van Drukkerij Veld wijk te Waddinxveen*) contant ten kantore Oranjelaan 30a te Waddinx veen*.). De twee mannen keken elkaar in verbazing aan. Het geluid van de kat kwam koddig overeen met de korte, afgebeten wijze van spreken van de Professor, maar de woorden werden slordig en half uitgesproken. „Goede hemel, het is vreselijk!” mompelde de dokter zwak en zonk in een stoel. Cantrell, wiens gezicht een grote vreugde vertoonde, schudde hem geducht heen en weer. „Verman je, kerel!” fluisterde hij hees. „Spreek tegen hem. Laat hem niet weten, wat er gebeurd is, hij zou gek worden. Zeg hem, dat hij erg ziek is geweest en hij geen vin mag verroe ren. Het is in orde, Professor,” ging hij voort, zich tot het ding in de watten wendend. „U bent ziek geweest. Hier is dokter Campion. Hij heeft u behandeld.” Hij duwde de onwillige dokter naar voren. „J-ja, Professor, u moet stil blijven liggen. Be-beweeg u niet, alstublieft, dan zullen we u wel gauw weer de oude krijgen. Morfine,” fluisterde hij tegen de ander. „Ik zal hem een kleine injectie geven.” De morfine kalmeerde de kat en hij sloot weer zijn ogen. „We moeten hem suf houden, tot zijn hersenen sterk genoeg zijn het te kunnen verwerken,” mompelde Can trell. „U moet me hier doorheen helpen, dokter. Ik mag hem na dit niet verliezen!” deed haar werk mechanisch en haar gedachten waren klaarblijkelijk ver weg. Toen er op haar deur geklopt werd, draaide zij niet eens haar hoofd om. „Mijnheer Clement is niet hier,” riep ze. „Hij is naar kamer negentien verhuisd.” ”Ben jij het, Sybil?” vroeg een stem aan de andere kant van de deur. „Ja, wie ben je?” kans krijgen en dan zal de wereld onze namen uitgal men. Dat zal een mooie verandering zijn, hé? Het spijt me, dat ik je moet verlaten, maar ik moet nu rennen. Het gordijn gaat over twee minuten op. Blijf je hier en drink je een kopje thee met me, als ik terugkom?” „Neen, dank je, ik kan niet. Ik liep maar eens aan, ik was op weg naar Fleetstreet met een beestachtig artikel voor Home Snippets, genaamd „Zullen athletische meis jes goede vrouwen worden?” Ik krijg er vijftien gulden voor, dus mag ik dat niet versmaden; maar beloof me het niet te lezen, als het uitkomt.” „Goed hoor,” lachte Sybil. „Ik kan dat best beloven. Ik wist niet eens, dat er zo’n krantje bestond. Nu, tot kijk, Dunk, doe mijn groeten aan Betty. Kom nog eens aan, als je deze kant uit komt. Ik ben hier tot het eind van de week. Ik moet nu vliegen. Dag!” Ze verdween met een gewirrelwarrel van draperieën door de stenen gang en langs de trap, die naar het ge deelte achter het toneel leidde. Duncan verliet het ge bouw, de portier met een knik groetend, toen hij hem passeerde. Bovenop de bus, die hem naar Fleetstreet bracht, gin gen zijn gedachten terug naar het Colladium en het ge sprek, dat hij met Sybil gevoerd had. Alles, wat zij ge zegd had, was waar. Zij had niet gepocht. Ze was wer kelijk één van die zeldzame schepseltjes, een geboren actrice en haar naam behoorde bovenaan het aanplak biljet te staan in plaats van onderaan. Duncan kende Sybil al jaren lang voor haar huwe lijk met Jack Cliff, die staal verkocht, als hij iemand kon overhalen te kopen. Hij kreeg vijf gulden provisie van elke duizend gulden aan orders, die hij aanbracht en Duncan had zich verwonderd, hoe hij op zulke con dities geld genoeg bijeen kon halen om te blijven leven. Maar als iemand staal genoeg kocht om een paar oor logsschepen te bouwen, dan gaf de provisie op zijn aan gebrachte order een aardig sommetje; en Jack was in staat de meeste dingen voor Sybil te kopen, waarnaar haar luxueuze ziel verlangde. Heel anders was het met hem zelf gesteld, dacht Dun can treurig. In de kleine etage in Chelsea, waar hij en Betty woonden, was alleen het allernoodzakelijkste, en zelfs dat was schaars. Hij had natuurlijk nooit moeten trouwen, dat had hij toen ook heel goed geweten, maar hij was zo dolverliefd geweest en Betty had graag het risico willen nemen. In die dagen had hij een reusachtig zelfvertrouwen gehad. Niet, dat hij dat bepaald kwijt was, maar de onfeilbare regelmaat, waarmee hij alles, zelfs zijn beste werk, teruggestuurd kreeg, en het weten, dat hij, om zijn hoofd boven water te houden, zijn gave moest gebruiken om malle artikelen en sentimentele ver haaltjes voor minderwaardige magazines te schrijven, had hem een flinke knauw gegeven. Als hij dat stuk van hem maar kon doen opvoeren met Sybil in de hoofdrol! In één avond zouden beiden voor altijd naam gemaakt hebben. Hij wist dat zo vast als een huis, maar wat kon hij doen? Wat kon wie ook doen, zonder geld of invloed? Op zijn gezicht groefden zich harde, bittere lijnen, die de laatste tijd dieper en dieper werden. Juffrouw Sybil Devigne, in het gewone leven bekend als mevr. Jack Cliff, zit voor de spiegel in haar kleed kamer en bestreek nadenkend haar bruin, klein gezicht met een dikke laag witte, vette crème. Het halfafge- maakte effect zou een vreemde, die over haar schouder keek, verrast hebben; juffrouw Devigne bezag het zon der belangstelling. Zij droeg een oude kimono, die de sporen van ver schillende malen opmaken droeg en haar gitzwart haar, dat in een slordige knot gedraaid bovenop haar hoofd gevaarlijk heen en weer wiegelde, liet haar hals en oren vrij om het schminken, poederen en wassen te verge makkelijken. Haar grote, bruine ogen keken vermoeid en neerslachtig en het inwendige vuur, dat gewoonlijk haar gezicht verhelderde, was nu duidelijk afwezig. Ze „Duncan Grey.” „O, kom binnen, Dunk; de deur is niet op slot. Ik dacht, dat het weer iemand voor mijnheer Clement was, zij komen iedere minuut voor hem hier.” De deur werd geopend en een jonge man, tussen de vijfentwintig en de dertig, trad de kleine kleedkamer binnen. Hij was tenger gebouwd en begon bij zijn slapen al een beetje kaal te worden. Sybil wees hem de enige armstoel en zette zich weer voor de spiegel. Het was krakteristiek van haar, dat ze de merkwaardige aan blik, die ze bood, geheel vergat. „Je vindt het zeker wel goed, dat ik met mijn make- up doorga, hè? Ik heb niet te veel tijd, ik moet om tien voor half vier op. Het is eeuwen geleden, dat ik je ge zien heb, Dunk. Wat heb je voor nieuws?” De jongeman lachte wat bitter. „Nieuws?” Heb ik ooit nieuws, Sybil? Dat kan ik be ter aan jou vragen.” „Niet nodig, hoor. Ik ben er net zo aan toe als jij. Hoe gaat het met Betty?” „Uitstekend, dank je. Je moet de groeten van haar hebben.” „Hoe speelde je het klaar hier binnen te komen? Ze zijn al regel nogal streng tegenover vreemden.” „Ik zei de portier, dat ik jouw pers-agent was. Toen ik merkte, dat hij me niet geloofde, liet ik hem dat stukje in de „Morning Pictorial” van deze morgen zien en zei, dat ik je daarover wilde spreken.” „Wat voor een stuk in de „Morning Pictorial?” vroeg Sybil, terwijl ze een beetje rouge op haar goed ingevette wangen legde. „Lieve hemel, heb je het niet gelezen? Het is reus achtig.” „Over mij?” riep Sybil opgewonden. „Laat me gauw lezen. Ik weet daar niets van.” Duncan overhandigde haar de krant en wees naar een paragraaf in het Babbelhoekje. Het was als volgt: „Gisteravond liep ik het Colladium binnen en zag de kleine Sybil Devigne in een nogal water- en melkachtig stuk, genaamd Vergeet-mij-niet. Ik vond het zonde van haar na het uitstekende spel, dat zij in Liervogel gaf. Maar let op mijn woorden, binnenkort zullen wij meer van deze kleine dame horen.” „Dat is bruikbaar,” merkte Ducan op. „Ik dacht, ik loop eens even aan en hoor, hoe je dat gedaan hebt ge kregen.” „Ik heb er niets voor gedaan,” riep Sybiel uit. Haar ogen glinsterden weer. „Ik weet zelfs niet, wie voor dit blad werkt. Ja, het is echt fijn. Ik moet het in mijn al bum met krante-uitknipsels plakken. Wist je daardoor, dat ik hier was?” „Ja, ik wist niet, dat je weer speelde.” „Dit stuk gaat slechts voor een paar weken. Het is een ff-4 ff-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1968 | | pagina 2